Hoofdstuk 3
Het beleid ten aanzien van de politie en de organisatie van de politie
Afdeling 3.4De landelijke eenheden
Artikel 42 1 Er zijn een of meer landelijke eenheden. Zij zijn belast met een of meer van de volgende taken:a. de landelijke en specialistische uitvoering van politietaken, in samenwerking met de regionale eenheden, de Koninklijke marechaussee en de in artikel 10, tweede lid, bedoelde personen;
b. het verzamelen, registreren, bewerken, beheren, analyseren en verstrekken van informatie en het verrichten van andere ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de taakuitvoering van de onder a genoemde organen en personen, en de andere bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betrokken organen, alsmede de internationale uitwisseling van informatie en de landelijke voorlichting aan particulieren;
c. het waken over de veiligheid van leden van het koninklijk huis en andere door Onze Minister aangewezen personen.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.
3 De dagelijkse leiding van een landelijke eenheid berust bij de politiechef.
4 De politiechef van een landelijke eenheid wordt bij koninklijk besluit benoemd, geschorst en ontslagen. Over de benoeming wordt het College van procureurs-generaal in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen.
Artikel 43 1 Onze Minister kan de betrokken ambtenaren van politie voor zover het de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder a en b, door het daartoe bestemde onderdeel of de daartoe bestemde onderdelen van een landelijke eenheid betreft, de nodige algemene en bijzondere aanwijzingen geven voor de vervulling van die taken, voor zover de politie optreedt bij of krachtens de wet of op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie onder verantwoordelijkheid van Onze Minister.
2 De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, komt eveneens toe aan Onze Minister met betrekking tot de vervulling van de taak, bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder c.
3 Indien een regionale eenheid, de Koninklijke marechaussee of een ander onderdeel van de krijgsmacht bijstand verleent aan een landelijke eenheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder c, kan Onze Minister aan de betrokken ambtenaren van politie dan wel militairen van de Koninklijke marechaussee of van een ander onderdeel van de krijgsmacht, algemene en bijzondere aanwijzingen geven.
Artikel 44 1 Onze Minister kan, indien hij dit nodig acht in verband met de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen opdragen de noodzakelijke medewerking te verlenen om door hem aangewezen personen tijdelijk van een aan te nemen identiteit te voorzien.
2 De voor de bestuursorganen geldende wettelijke voorschriften ter zake van de verlangde werkzaamheden blijven, voor zover deze in de weg staan aan het verrichten van die werkzaamheden, buiten toepassing.