Hoofdstuk 3
Het beleid ten aanzien van de politie en de organisatie van de politie
Afdeling 3.2De inrichting van de politie
§ 3.2.2De korpschef
Artikel 27 1 De korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie. De korpschef legt over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden verantwoording af aan Onze Minister.2 De korpschef vertegenwoordigt de politie in en buiten rechte.
Artikel 28 1 De korpschef wordt bij koninklijk besluit benoemd, geschorst en ontslagen. Over de benoeming worden de regioburgemeesters en het College van procureurs-generaal in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. De korpschef wordt benoemd voor een periode van zes jaren en kan telkens worden herbenoemd voor een periode van drie jaren.
2 De korpschef is een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a.
3 Bij ministeriële regeling worden ambtenaren van politie aangewezen die deel uitmaken van de leiding van de politie. Zij worden bij koninklijk besluit benoemd, geschorst en ontslagen. Over de benoeming worden de regioburgemeesters en het College van procureurs-generaal in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Onze Minister wijst uit het midden van de leiding van de politie een plaatsvervangend korpschef aan.
Artikel 29 1 De volgende handelingen van de korpschef behoeven de instemming van Onze Minister:
a. het sluiten van overeenkomsten die een door Onze Minister vast te stellen bedrag te boven gaan;
b. het doen van investeringen die een door Onze Minister vast te stellen bedrag te boven gaan;
c. het oprichten of mede oprichten van rechtspersonen dan wel het deelnemen daarin.
2 De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Het is de korpschef verboden:
a. leningen aan te gaan anders dan bij Onze Minister van Financiën;
b. overeenkomsten aan te gaan waarbij hij zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.
Artikel 30 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het beheer van de politie. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, worden regels gesteld over het financieel beheer van de politie. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 31 Onze Minister kan de korpschef algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van diens taken en bevoegdheden.
Artikel 32 1 De korpschef verstrekt aan Onze Minister, gevraagd en ongevraagd, tijdig de inlichtingen die Onze Minister nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.
2 Onze Minister kan inzage vorderen van gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de uitoefening van zijn taak redelijkerwijs nodig is.