Kadasterwet (Kadw)


Hoofdstuk 2

Openbare registers voor registergoederen

Titel 1

Algemene bepalingen

Afdeling 1

Omschrijving en vorm van de openbare registers; aantekeningen in de openbare registers; wijze van bewaren van de openbare registers; vervaardiging en vervanging van duplicaten van de openbare registers en van duplicaten van andere bij de openbare registers te bewaren stukken

Artikel 8 1 De openbare registers waarin feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven, zijn:
a. de registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen en op de rechten waaraan die onderworpen zijn;
b. het register van voorlopige aantekeningen waarin de aanbieding van stukken waarvan de inschrijving door de bewaarder ingevolge artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is geweigerd, wordt aangetekend onder vermelding van de gerezen bedenkingen, en waarin de aanbieding van notariële verklaringen wordt geboekt in de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c.
2 Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de vorm van de registers, bedoeld in het eerste lid. Het bestuur van de Dienst kan daarbij een onderscheid maken met betrekking tot:
a. onroerende zaken en de rechten waaraan die zijn onderworpen, onderscheidenlijk schepen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, onderscheidenlijk luchtvaartuigen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, en
b. in elektronische vorm en in andere vorm gehouden gedeelten van die registers.
Voorzover bij de vaststelling van de regels, bedoeld in de eerste zin, de tweede zin, aanhef, in verbinding met onderdeel a toepassing heeft gevonden, zijn de bij of krachtens deze wet gestelde regels omtrent verrichtingen ten aanzien van die registers van toepassing op de registers voor de desbetreffende goederen. Het bestuur van de Dienst kan nadere regels stellen omtrent de wijze van toepassing van de regels, bedoeld in de derde zin.
3 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld, onverminderd het bepaalde dienaangaande bij of krachtens deze of een andere wet, de gevallen waarin in de registers, bedoeld in het eerste lid, door de bewaarder aantekeningen worden gesteld, de aard van die aantekeningen en de wijze waarop die worden gesteld. Het bestuur van de Dienst kan daarbij bepalen dat in door hem nader te bepalen gevallen de aantekening wordt geplaatst in een door de bewaarder op te maken, te dagtekenen en te ondertekenen stuk dat hij onverwijld ambtshalve inschrijft in de openbare registers. Het bestuur van de Dienst stelt indien de tweede zin toepassing vindt, tevens de vorm van dat stuk vast.

Artikel 9 1 Het bestuur van de Dienst draagt zorg dat de openbare registers zodanig duurzaam worden bewaard dat de inhoud ervan naar de eisen van openbaarheid binnen redelijke termijn voor raadpleging beschikbaar is.
2 De inhoud van de openbare registers kan worden gehouden op papieren, elektronische of andere gegevensdragers.
3 Het bestuur van de Dienst kan ten aanzien van door hem aan te wijzen openbare registers of gedeelten ervan, de inhoud overbrengen op andere gegevensdragers van dezelfde of een andere soort, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van alle desbetreffende gegevens, ter waarborging waarvan het bestuur van de Dienst passende maatregelen ten uitvoer legt. Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat meer dan een duplicaat van dezelfde of een andere soort als bedoeld in de eerste zin wordt vervaardigd. Het bestuur van de Dienst draagt in elk geval zorg dat van de openbare registers zo spoedig mogelijk ten minste een duplicaat in dubbel aanwezig is, waarbij artikel 3d, eerste lid, tweede zin, van overeenkomstige toepassing is.
4 Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat een ingevolge het derde lid vervaardigd duplicaat de inhoud vervangt van de openbare registers of gedeelten ervan waarvan dat duplicaat een afschrift is.
5 De duplicaten, bedoeld in het derde en vierde lid, hebben dezelfde bewijskracht als de inhoud van de registers die is geplaatst op de oorspronkelijke gegevensdragers onderscheidenlijk als de oorspronkelijke inhoud van de registers.
6 Van elke vervaardiging van een duplicaat en vervanging als bedoeld in het derde onderscheidenlijk vierde lid wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste een specificatie bevat van de desbetreffende vervaardiging onderscheidenlijk vervanging, en aangeeft op grond waarvan zij is geschied. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm van de verklaring vast, en wanneer en door wie zij wordt opgemaakt en ondertekend.
7 Het bestuur van de Dienst stelt met inachtneming van het eerste tot en met zesde lid nadere regels omtrent de wijze waarop de openbare registers worden gehouden. Daarbij wordt in elk geval geregeld de wijze waarop voor gebruik niet langer geschikte of beschikbare duplicaten als bedoeld in het derde lid worden vervangen door nieuwe duplicaten.

Artikel 9a Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op in vreemde of Friese taal gestelde stukken als bedoeld in artikel 41, derde lid.

Afdeling 2

Plaats van inschrijving

Artikel 10 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar stukken ter verkrijging van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen, luchtvaartuigen, en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen, kunnen worden aangeboden, met dien verstande dat bij regeling van het bestuur van de Dienst een of meer elektronische postadressen van de Dienst worden vastgesteld.

Afdeling 3

Vereisten voor inschrijving en de wijze waarop deze geschiedt

Artikel 10a Voor inschrijving van een feit in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, is vereist een stuk dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in hoofdstuk 2, titel 2, onverminderd hetgeen wordt bepaald bij verdrag en bij of krachtens deze of een andere wet.

Artikel 10b 1 Stukken als bedoeld in artikel 10a worden in papieren of elektronische vorm ter inschrijving in de openbare registers aangeboden, onverminderd de artikelen 11a, eerste tot en met vierde lid, en 11b, vijfde en zesde lid.
2 Bij regeling van Onze Minister worden met betrekking tot in te schrijven stukken met een papieren vorm, regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop daarin voorkomende doorhalingen van de oorspronkelijke tekst, aangebrachte gewijzigde tekst en daarop geplaatste ondertekeningen worden weergegeven in het afschrift en uittreksel, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, tenzij de aard van het desbetreffende stuk meebrengt dat die regels worden gesteld bij of krachtens een andere dan deze wet.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een elektronisch afschrift en een elektronisch uittreksel van een tot het register van de gerechtsdeurwaarder behorend stuk wordt vervaardigd ten behoeve van het in elektronische vorm aanbieden van dit stuk ter inschrijving in de in artikel 8, eerste lid, onder a, bedoelde openbare registers.

Artikel 11 1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 10a in papieren vorm wordt aangeboden, wordt tevens een afschrift van dat stuk aangeboden, voorzien van een verklaring van eensluidendheid.
2 De bewaarder is niet gehouden de juistheid van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken. De Dienst is niet aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift.
3 Bij regeling van Onze Minister wordt de vorm vastgesteld van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en wordt bepaald, onverminderd het bepaalde bij of krachtens een andere wet, door wie die verklaring wordt ondertekend.
4 Bij regeling van Onze Minister kan voor bijzondere gevallen worden bepaald dat geen afschrift als bedoeld in het eerste lid behoeft te worden aangeboden. In die gevallen vervaardigt de Dienst het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk. De Dienst is aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift, ontstaan ten gevolge van de vervaardiging ervan.
5 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de eisen waaraan tekeningen die deel uitmaken van in papieren vorm ter inschrijving aangeboden stukken, voldoen, en
b. indien het zevende lid, eerste zin, toepassing heeft gevonden, de gevallen waarin van een tekening een niet op een formulier als bedoeld in het zevende lid gesteld afschrift wordt aangeboden, in welke gevallen dat afschrift wordt voorzien van een verklaring van eensluidendheid waarop het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
6 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld met inachtneming waarvan het in het eerste lid bedoelde afschrift wordt vervaardigd en aangeboden.
7 Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald dat het in het eerste lid bedoelde afschrift van het stuk wordt gesteld op een door de Dienst verstrekt formulier. Bij toepassing van de eerste zin worden bij die regeling tevens de vorm vastgesteld van dat formulier en regels gesteld met inachtneming waarvan dat formulier wordt ingevuld en aangeboden.

Artikel 11a 1 Een stuk als bedoeld in artikel 10a kan slechts in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden, indien het tezamen met het verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, wordt verzonden door middel van een bericht en de aanbieder ervan voldoet aan de door het bestuur van de Dienst bij regeling te stellen regels met betrekking tot:
a. het formaat van de in elektronische vorm aan de bewaarder toe te zenden bestanden waaruit een zodanig bericht bestaat;
b. de indeling van die bestanden;
c. het uitwisselingsprotocol voor de berichten, bedoeld in de aanhef;
d. de waarborging en controleerbaarheid van de integriteit van die berichten;
e. de waarborging van de continuïteit en de beveiliging van het in elektronische vorm verzenden van die berichten;
f. de wijze waarop elektronische bestanden waaruit dat bericht bestaat, ter inschrijving kunnen worden aangeboden, en
g. de wijze waarop degene die voornemens is stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden, dat voornemen uiterlijk mededeelt aan de bewaarder voordat hij voor de eerste keer daartoe overgaat, de daarbij te verstrekken gegevens en de wijze en het tijdstip van mededeling van wijzigingen in die gegevens.
Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, worden vastgesteld de voorwaarden waaronder een persoon als bedoeld in onderdeel g, de bewaarder kan verzoeken om voor hem een afwijkend uitwisselingsprotocol vast te stellen, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan.
2 De bewaarder aanvaardt een aan hem elektronisch toegezonden bericht als bedoeld in het eerste lid niet, indien de aanbieder niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van die niet-aanvaarding en de wijze van bewaren van berichten als bedoeld in de eerste zin. Artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op niet aanvaarde berichten.
3 Indien op grond van het niet voldaan hebben aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid, met uitzondering van onderdeel g, meer dan een bericht van een aanbieder niet is aanvaard, kan de bewaarder beslissen dat hij andere berichten door die aanbieder aan hem verzonden na een in die beslissing te noemen tijdstip, niet aanvaardt. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van zijn beslissing en de inhoud van die mededeling. Op een niet aanvaard bericht als bedoeld in de eerste zin is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
4 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld de procedure met inachtneming waarvan en de voorwaarden waaronder een aanbieder als bedoeld in het derde lid op zijn verzoek in papieren vorm in de gelegenheid wordt gesteld om de bewaarder aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan. Van de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in de eerste zin, geeft de bewaarder aan de verzoeker met bekwame spoed een verklaring af, waarvan de inhoud en de wijze van verzenden door het bestuur van de Dienst worden vastgesteld. Een verklaring als bedoeld in de tweede zin doet een beslissing als bedoeld in het derde lid vervallen, indien daaruit blijkt dat de verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f.
5 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een netwerkbeheerder ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten in verband met het in elektronische vorm aanbieden van stukken ter inschrijving, een permanente aansluiting kan verkrijgen op het door de Dienst gehouden systeem.
6 Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald ten aanzien van welke andere dan de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, kan verzoeken om, indien een van de door hem bij zijn verzoek aangegeven soorten van die gevallen zich voordoet met betrekking tot door hem verzonden berichten als bedoeld in het eerste lid, het desbetreffende door hem gedaan verzoek tot inschrijving aan te merken als te zijn ingetrokken. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop uiterlijk en aan welke bewaarder het verzoek, bedoeld in de eerste zin, wordt gedaan.

Artikel 11b 1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 10a in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden, is het desbetreffende afschrift of het woordelijk gelijkluidend uittreksel voorzien van een verklaring, inhoudende dat het inhoudelijk een volledige en juiste weergave is van de inhoud van het stuk waarvan het een afschrift is onderscheidenlijk van de desbetreffende gedeelten van het stuk waarvan het een uittreksel is, en van een elektronische handtekening. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden biedt de aanbieder tezamen met dat stuk eveneens in elektronische vorm een verzoek tot inschrijving aan. Een verzoek als bedoeld in de eerste zin mag op meer dan een stuk betrekking hebben. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden de vorm en inhoud van dat verzoek vastgesteld.
3 Bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld:
a. de vorm van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en
b. van wiens elektronische handtekening stukken als bedoeld in het eerste lid worden voorzien.
4 Bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld in welke gevallen en op welke wijze het ambt, de hoedanigheid of functie van de persoon, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt opgenomen in een bericht als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, eerste zin. Indien in de regeling, bedoeld in de eerste zin, wordt bepaald dat dat ambt, die hoedanigheid of functie als specifiek attribuut wordt vermeld in het certificaat waarop de elektronische handtekening is gebaseerd, wordt bij die regeling bepaald de wijze waarop de betrokken certificatiedienstverlener zich vergewist dat de betrokkene ten tijde van de afgifte van het certificaat dat ambt, die hoedanigheid of functie bekleedde of toekwam.
5 Ten aanzien van tekeningen die deel uitmaken van in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stukken is artikel 11, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing. Bij regeling van Onze Minister kunnen worden vastgesteld de gevallen waarin tekeningen en andere stukken die deel uitmaken van een in elektronische vorm aan te bieden stuk, afzonderlijk in papieren vorm ter inschrijving kunnen worden aangeboden. Ten aanzien van stukken die in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden kan, voorzover ter verkrijging van inschrijving door de aanbieder stukken voor bewijs worden overgelegd die niet worden ingeschreven, Onze Minister bij regeling:
a. vaststellen de gevallen waarin die overlegging in elektronische vorm kan plaatsvinden, en
b. regels stellen waaraan in elektronische vorm over te leggen stukken voldoen.
6 In de gevallen waarop een regeling als bedoeld in het vijfde lid, tweede zin, van toepassing is, en in de gevallen waarop een regeling als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, niet van toepassing is, vindt:
a. de aanbieding van tekeningen en andere stukken als bedoeld in het vijfde lid, tweede zin, die in papieren vorm worden aangeboden, en
b. de overlegging van stukken als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, die in papieren vorm worden overgelegd,
plaats binnen de bij regeling van Onze Minister vast te stellen termijn.
7 Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald de wijze waarop de aanbieder een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk en:
a. elk in papieren vorm aan te bieden stuk dat deel uitmaakt van eerstbedoeld stuk, of
b. elk stuk in papieren vorm dat voor bewijs wordt overgelegd bij de aanbieding van eerstbedoeld stuk maar niet mede wordt ingeschreven,
voorziet van een onderlinge verwijzing door middel van een uniek kenmerk.
Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, wordt vastgesteld waaruit dat kenmerk bestaat en hoe dit desgevraagd aan een aanbieder wordt verstrekt door de bewaarder.
8 Het bestuur van de Dienst stelt de termijn vast gedurende welke en de wijze waarop overgelegde stukken als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, worden bewaard.
9 Artikel 11, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
10 Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de Dienst van tekeningen en andere stukken die deel uitmaken van een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk, voorafgaande aan die aanbieding een afschrift in elektronische vorm vervaardigt en onder een uniek kenmerk bewaart met het uitsluitend doel dat daarnaar in dat later aan te bieden stuk kan worden verwezen op een bij die regeling vast te stellen wijze. Een verwijzing als bedoeld in de eerste zin heeft tot gevolg dat het stuk waarnaar in het ter inschrijving aangeboden stuk wordt verwezen, deel uitmaakt van het aan te bieden stuk. Artikel 11, vierde lid, tweede zin, alsmede het zevende lid, tweede zin, en achtste lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
11 In afwijking van het eerste lid, eerste zin, is, indien een document dat betrekking heeft op de inschrijving van een beperkingenbesluit als bedoeld in de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dan wel een daarop betrekking hebbende beslissing in administratief beroep, rechterlijke uitspraak of vervallenverklaring, ter inschrijving wordt aangeboden, het afschrift of uittreksel, bedoeld in dat lid, niet voorzien van een elektronische handtekening en vindt authenticatie plaats overeenkomstig bij ministeriële regeling te geven regels.

Artikel 11c 1 Elk stuk dat ter inschrijving wordt aangeboden, wordt door de bewaarder met bekwame spoed voorzien van een aantekening omtrent dag, uur en minuut van aanbieding en een uniek stukidentificatienummer, met dien verstande dat indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden die gegevens bij het desbetreffende stuk in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers worden geplaatst. Het bestuur van de Dienst regelt waaruit dit stukidentificatienummer bestaat en de wijze waarop het wordt gevormd.
2 Bij ontvangst van een in elektronische vorm aangeboden stuk wordt in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers een aantekening geplaatst waaruit blijkt dat het stuk de status «aangeboden» heeft, en worden daarin andere door het bestuur van de Dienst vast te stellen gegevens vermeld die op de aanbieding betrekking hebben.
3 Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 12 1 De inschrijving geschiedt:
a. wat betreft stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden: door het plaatsen op het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van een door de bewaarder te ondertekenen aantekening dat het stuk is ingeschreven, en
b. wat betreft stukken die in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden: door het plaatsen in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt dat het stuk de status «ingeschreven» heeft, voorzien van de naam van de bewaarder, en in de gevallen, bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een door de bewaarder te ondertekenen aantekening te plaatsen dat het stuk is ingeschreven.
Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin, onderdelen a en b.
2 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot:
a. de rangschikking en de wijze van opberging van de afschriften, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en
b. de bewaring van de bestanden waaruit een bericht als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, onderdeel a, bestaat, en van bestanden die bij een zodanig bericht zijn gevoegd.

Artikel 13 1 Indien stukken in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, worden zij na de inschrijving, bedoeld in artikel 12, eerste lid, aan de aanbieder teruggegeven nadat zij zijn voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring van inschrijving vermeldende ten minste dag, uur en minuut van aanbieding, en het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de verklaring, bedoeld in de eerste zin, en kan de inhoud ervan nader vaststellen.
2 Indien stukken in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt na hun inschrijving aan de aanbieder toegezonden een bewijs van inschrijving houdende mededeling van de verrichte inschrijving en vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, welk bewijs door de bewaarder wordt ondertekend of, indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden, wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder. Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de vorm, wijze en het tijdstip van verzenden van het bewijs van inschrijving en kan de inhoud ervan nader vaststellen.
3 Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in het tweede lid, stukken die deel uitmaken van het in te schrijven stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op die stukken.

Artikel 14 Op de inschrijving van een feit waarvan de inschrijving alsnog is bevolen overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of opnieuw is verzocht als bedoeld in artikel 20, vierde lid, tweede zin, van Boek 3 van dat wetboek, zijn de artikelen 10a tot en met 13 van toepassing, voorzover daarvan in de artikelen 14a en 14b niet wordt afgeweken.

Artikel 14a 1 Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, het oorspronkelijk aangeboden stuk dat is voorzien van de verklaring, bedoeld in artikel 15a, eerste lid.
2 De inschrijving geschiedt door op het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 11, eerste lid, een door de bewaarder te ondertekenen aantekening te plaatsen inhoudende dat het stuk is ingeschreven onder vermelding van het tijdstip van de hernieuwde aanbieding.
3 Artikel 13, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14b 1 Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, een hernieuwd verzoek tot inschrijving dat in elk geval vermeldt het stukidentificatienummer van het oorspronkelijk aangeboden stuk en is voorzien van een elektronische handtekening. Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in de eerste zin, stukken die deel uitmaken van het oorspronkelijk ter inschrijving aangeboden stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt tevens vereist de hernieuwde aanbieding van diezelfde stukken voorzien van de door de bewaarder bij de oorspronkelijke aanbieding daarop gestelde gegevens, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onverminderd het tweede lid. Artikel 11b, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot:
a. de vorm en inhoud van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en van wiens elektronische handtekening dat verzoek wordt voorzien, en
b. de gevallen waarin een hernieuwde aanbieding als bedoeld in het eerste lid, tweede zin, achterwege kan blijven.
3 De inschrijving geschiedt in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, door in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers de voorlopige aantekening door te halen en door het plaatsen bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt het tijdstip van de hernieuwde aanbieding en dat het stuk de status «ingeschreven» heeft, en, in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening te plaatsen ten aanzien waarvan het bepaalde omtrent de in dit lid eerstgenoemde aantekening van overeenkomstige toepassing is. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin.
4 Artikel 13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bewaarder in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening plaatst ten aanzien waarvan artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is.

Afdeling 4

Voorlopige aantekeningen en bewijs van ontvangst

Artikel 15 De boeking, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, geschiedt in het register van voorlopige aantekeningen met vermelding van de gerezen bedenkingen, en, voorzover bekend, van de naam en woonplaats met adres van de aanbieder, met dien verstande dat met betrekking tot een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, die vermelding plaatsvindt in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij dat stuk onder gelijktijdige aantekening van de status «niet-ingeschreven». Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekening, bedoeld in de eerste zin.

Artikel 15a 1 Indien een stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt na de boeking, bedoeld in artikel 15, dat stuk voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring van niet-inschrijving, vermeldende ten minste:
a. dag, uur en minuut van aanbieding;
b. het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder verwijzing naar de boeking in het register van voorlopige aantekeningen, en
c. de gerezen bedenkingen,
en wordt het aan de aanbieder teruggegeven. Het voor inschrijving vereiste, aangeboden afschrift van het stuk wordt in bewaring genomen. Artikel 12, tweede lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien het voor inschrijving vereiste afschrift niet is aangeboden, vervaardigt de Dienst een afschrift van het stuk, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels. De Dienst is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op de stukken, bedoeld in artikel 15, waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 11, vierde lid, van toepassing is.
3 Het bestuur van de Dienst stelt regels over de gevallen waarin de Dienst een afschrift vervaardigt van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd, en op welke wijze die vervaardiging geschiedt, indien:
a. het afschrift, bedoeld in artikel 11, eerste lid, niet is vervaardigd of aangeboden met inachtneming van de regels, bedoeld in artikel 11, zesde lid, dan wel
b. het formulier, bedoeld in artikel 11, zevende lid, indien dat lid toepassing heeft gevonden, niet is ingevuld of aangeboden met inachtneming van de regels, bedoeld in dat lid.
Artikel 12, tweede lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing. Het aangeboden afschrift blijft berusten ten kantore van de Dienst en wordt voorzover mogelijk opgeborgen in het register van voorlopige aantekeningen bij het desbetreffende door de Dienst vervaardigde afschrift.
4 Artikel 15 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 37, tweede lid, op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.

Artikel 15b 1 Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt na de boeking, bedoeld in artikel 15, aan de aanbieder toegezonden een bewijs van niet-inschrijving vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, eerste zin, welk bewijs door de bewaarder wordt ondertekend of, indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden, wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder. Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de vorm, wijze en het tijdstip van verzenden van het bewijs van niet-inschrijving. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van het bewijs van niet-inschrijving. Artikel 12, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, stukken die deel uitmaken van het in te schrijven stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden zonder het voor inschrijving vereiste afschrift, vervaardigt de Dienst een afschrift van de desbetreffende stukken overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels. De Dienst is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de stukken, bedoeld in artikel 15, waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 11, vierde lid, van toepassing is.
3 Artikel 15 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 37, tweede lid, op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.

Artikel 16 1 Van aan de bewaarder uitgebrachte dagvaardingen als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en van uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding, aangespannen ter verkrijging van het bevel, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van dat wetboek, wordt aantekening gehouden in het register van voorlopige aantekeningen overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels.
2 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze waarop in het register van voorlopige aantekeningen de boeking, bedoeld in artikel 15, geschiedt, en met betrekking tot de wijze van doorhaling van voorlopige aantekeningen.
3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op dagvaardingen uitgebracht aan de bewaarder ter verkrijging van een bevel van de rechter tot inschrijving van een notariële verklaring als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de boeking, bedoeld in artikel 37, tweede lid, eerste zin, en de doorhaling van een zodanige boeking in het register van voorlopige aantekeningen.

Artikel 17 1 Het bestuur van de Dienst stelt:
a. de vorm vast van het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 18 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat door de bewaarder wordt ondertekend, met dien verstande dat indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden aan de aanbieder, het wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder, en
b. regels met betrekking tot de wijze waarop op het bewijs van ontvangst, bedoeld in onderdeel a, indien het in papieren vorm is afgegeven, de verrichte inschrijving desgevraagd wordt aangetekend, bedoeld in artikel 19, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de inhoud van het bewijs van ontvangst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met dien verstande dat daarin in elk geval wordt vermeld het aantal van de overgelegde maar niet mede in te schrijven stukken als bedoeld in artikel 44, onder vermelding van hun kenmerken als bedoeld in artikel 11b, zevende lid.
3 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze en het tijdstip van verstrekken van het bewijs van ontvangst.