Artikel 17 1 Het bestuur van de Dienst stelt:
a. de vorm vast van het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 18 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat door de bewaarder wordt ondertekend, met dien verstande dat indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden aan de aanbieder, het wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder, en
b. regels met betrekking tot de wijze waarop op het bewijs van ontvangst, bedoeld in onderdeel a, indien het in papieren vorm is afgegeven, de verrichte inschrijving desgevraagd wordt aangetekend, bedoeld in artikel 19, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de inhoud van het bewijs van ontvangst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met dien verstande dat daarin in elk geval wordt vermeld het aantal van de overgelegde maar niet mede in te schrijven stukken als bedoeld in artikel 44, onder vermelding van hun kenmerken als bedoeld in artikel 11b, zevende lid.
3 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze en het tijdstip van verstrekken van het bewijs van ontvangst.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-09-2005 | wijziging | Stb 2005 107 (pdf) | 28443 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-05-1994 | wijziging | Stb 1994 125 (pdf) | 23007 | MvT (pdf) |
01-01-1992 | nieuwe-regeling | Stb 1989 186 (pdf) | 17496 | MvT (pdf) |