Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten


Hoofdstuk 4

Aanwijzing, rapportage en handhaving

1

Bevoegdheid tot aanwijzing en intrekking van een aanwijzing

Artikel 16 1 Onze Minister die het aangaat kan een instantie aanwijzen als instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting als bedoeld in deze wet of een aanwijzing intrekken. Van een besluit tot aanwijzing of intrekking van een aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2 Onze Minister die het aangaat is Onze Minister van Veiligheid en Justitie, indien de verplichtingen uit dit hoofdstuk betrekking hebben op de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken.
3 Onze Minister die het aangaat doet van een aanwijzing of van een intrekking van een aanwijzing als bedoeld in lid 1 onverwijld mededeling aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4 Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt de Europese Commissie in kennis van de aanwijzing van een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en van de intrekking van een aanwijzing.

2

Gronden voor aanwijzing en intrekking van een aanwijzing

Artikel 17 1 Instanties die voor aanwijzing als instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in aanmerking wensen te komen, doen hiertoe een aanvraag bij Onze Minister die het aangaat, onder verstrekking van de volgende gegevens:
a. hun naam, contactgegevens en internetadres;
b. informatie over hun structuur en financiering, met inbegrip van informatie over de natuurlijke personen die zijn belast met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting, over hun vergoeding, over hun ambtstermijn en over hun werkgever;
c. hun procedurevoorschriften;
d. de verschuldigde vergoedingen, indien van toepassing;
e. de gemiddelde duur van de procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting;
f. de taal of talen waarin klachten kunnen worden ingediend en de procedure kan worden gevoerd;
g. een verklaring betreffende de soorten geschillen waarvoor de procedure geldt;
h. de gronden waarop de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting mag weigeren een gegeven geschil in behandeling te nemen overeenkomstig artikel 3 lid 2;
i. een met redenen omklede verklaring of de instantie kan worden gekwalificeerd als een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in de zin van deze wet en of zij voldoet aan de in hoofdstuk 2 gestelde kwaliteitseisen;
j. indien van toepassing, documenten op grond waarvan Onze Minister die het aangaat kan beoordelen of de instantie voldoet aan andere vereisten, die op grond van andere nationale regelgeving op haar van toepassing zijn.
2 Onze Minister die het aangaat beoordeelt op basis van de in lid 1 verstrekte informatie of een instantie in aanmerking komt voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 16 lid 1.
3 Indien de informatie, genoemd in lid 1, onderdeel a tot en met h, wijzigingen ondergaat, delen de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting deze wijzigingen onverwijld mee aan Onze Minister die het aangaat. Onze Minister die het aangaat deelt deze wijzigingen mee aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen de in lid 1, onderdeel j, bedoelde andere vereisten worden gesteld.
5 Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet langer voldoet aan de eisen op grond van hoofdstuk 2 of artikel 17 lid 1, onderdeel j, verzoekt Onze Minister die het aangaat deze instantie gemotiveerd en schriftelijk om binnen een termijn van drie maanden alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien de instantie na drie maanden in gebreke blijft, trekt Onze Minister die het aangaat de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in.
6 Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet langer voldoet aan de eisen op grond van artikel 9 lid 7 en artikel 10 van Verordening (EU) nr. 524/2013, verzoekt Onze Minister die het aangaat deze instantie gemotiveerd en schriftelijk om binnen een termijn van drie maanden alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien de instantie na drie maanden in gebreke blijft, trekt Onze Minister die het aangaat de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in.

3

Rapportageplicht

Artikel 18 Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verstrekken aan Onze Minister die het aangaat ten minste iedere twee jaar de volgende gegevens:
a. het aantal voorgelegde geschillen en het soort klachten waarop zij betrekking hebben;
b. het procentuele aandeel procedures die zonder uitkomst zijn stopgezet;
c. de gemiddelde tijd die nodig was voor de beslechting van de voorgelegde geschillen;
d. voor zover bekend, het percentage gevallen waarin de uitkomsten van de procedures zijn nageleefd;
e. eventuele systematische of aanzienlijke, veelvoorkomende problemen die leiden tot geschillen tussen consumenten en ondernemers;
f. in voorkomend geval, een beoordeling van de doeltreffendheid van hun samenwerking binnen netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de beslechting van grensoverschrijdende geschillen;
g. in voorkomend geval, de opleiding die overeenkomstig artikel 5 lid 6 aan met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen wordt verstrekt;
h. een evaluatie van de doeltreffendheid van de door de instantie aangeboden procedure en van de mogelijke manieren om de prestaties daarvan te verbeteren.