Hoofdstuk 1
Bijzondere bepalingen voor projecten
Afdeling 2Procedures
§ 2.4Beroep en hoger beroep
Artikel 1.6 1 De bestuursrechter behandelt het beroep met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.2 In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
3 Indien de bestuursrechter het advies van de Stichting advisering bestuursrechtspraak inwint, brengt de Stichting binnen twee maanden na het verzoek advies uit.
4 De bestuursrechter doet uitspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn.
Artikel 1.6a Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Artikel 1.7 1 Artikel 1.6, vierde lid, is niet van toepassing, indien artikel 8:51a of 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast.
2 In dat geval doet de bestuursrechter:
a. binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn een tussenuitspraak, en
b. binnen zes maanden na de verzending van de tussenuitspraak een einduitspraak.
Artikel 1.8 1 Artikel 1.6, vierde lid, is niet van toepassing, indien de bestuursrechter met toepassing van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap prejudiciële vragen stelt.
2 In dat geval worden de vragen binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn bij tussenuitspraak gesteld.
3 In de tussenuitspraak beslist de rechter zoveel mogelijk ook op de beroepsgronden die niet door de vragen worden geraakt.
4 Tegen een tussenuitspraak van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.
Artikel 1.9 Vervallen
Artikel 1.9a De artikelen 1.6 tot en met 1.8 zijn van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.