Beginselenwet verpleging Ter beschikking gestelden (BVTG)


HOOFDSTUK II

DOELSTELLING, BEHEER EN TOEZICHT

Paragraaf 1

Doelstelling

Artikel 2 1 De tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een instelling wordt zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel. Bij het verlenen van vrijheden aan ter beschikking gestelden wordt rekening gehouden met de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden.
2 Personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een instelling plaatsvindt, worden aan geen andere beperkingen onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling noodzakelijk zijn.
3 Indien ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Wet forensische zorg, verblijven in een private instelling, niet zijnde een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, zijn voor de duur van dat verblijf de artikelen 50, 51, 69 en 71 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de daarop rustende bepalingen van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2

Beheer

Artikel 3 1 Het hoofd van de instelling kan de uitoefening van een bij of krachtens deze wet of de Wet forensische zorg gestelde bevoegdheid of de naleving van een bij of krachtens deze wet gestelde plicht, met uitzondering van de bevoegdheden en plichten genoemd in het tweede lid en het eerste lid van artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, overdragen aan personeelsleden of medewerkers.
2 Voor zover in deze wet niet anders wordt bepaald, zijn aan het hoofd van de instelling voorbehouden:
a. de beslissingen met betrekking tot plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling van intensieve zorg als bedoeld in artikel 32;
b. de separatie of de verlenging van de separatie als bedoeld in artikel 34;
c. een beperking van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in de artikelen 25 tot en met 28;
d. de beslissing tot het verrichten van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a of b;
e. de beslissingen met betrekking tot de onderbrenging van een kind in de inrichting als bedoeld in artikel 47;
f. de beslissingen met betrekking tot disciplinaire straffen als bedoeld in de artikelen 48 en 49;
g. de beslissingen met betrekking tot het verlof en proefverlof als bedoeld in artikel 50, onderscheidenlijk artikel 51;
h. de hoorplicht als bedoeld in artikel 53 en de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 54, voor zover het hoofd van de instelling de desbetreffende beslissing zelf neemt onderscheidenlijk heeft genomen.

Artikel 4 Vervallen

Artikel 5 Vervallen

Artikel 6 Vervallen

Artikel 7 Vervallen

Artikel 7a Vervallen

Artikel 7b Vervallen

Paragraaf 3

Toezicht

Artikel 8 Vervallen

Artikel 9 De Raad behandelt beroepschriften ingevolge de hoofdstukken XV, XVA en XVI.

Artikel 10 1 Bij elke instelling wordt door Onze Minister een commissie van toezicht ingesteld.
2 De commissie van toezicht heeft tot taak:
a. toezicht te houden op de wijze van tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen in de instelling en het vervoer uitgevoerd door de instelling;
b. kennis te nemen van de door verpleegden naar voren gebrachte grieven en zonodig ter zake tussen een verpleegde en het hoofd van de instelling te bemiddelen;
c. zorg te dragen voor de behandeling van klaagschriften ingevolge het bepaalde in hoofdstuk XIV;
d. aan Onze Minister, de Raad en het bestuur advies en inlichtingen te geven omtrent het onder a gestelde.
3 Indien het advies of de inlichtingen een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg betreffen en zijn bestemd voor Onze Minister of de Raad, voegt de commissie de desbetreffende opmerkingen van het betrokken bestuur daarbij, tenzij naar het oordeel van Onze Minister of de commissie bijzondere spoed geboden is dan wel het bestuur zijn opmerkingen naar het oordeel van de commissie niet binnen een redelijke termijn op schrift heeft gesteld.
4 De commissie stelt zich door persoonlijk contact met de verpleegden regelmatig op de hoogte van onder hen levende wensen en gevoelens. Bij toerbeurt treedt één van haar leden hiertoe op als maandcommissaris.
5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie, de benoeming en het ontslag van haar leden alsmede over de werkzaamheden van de maandcommissaris.