Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (Ambtsinstr.)


Hoofdstuk 6

Maatregelen jegens ingeslotenen

§ 2

In bewaring nemen van kleding en voorwerpen

Artikel 28 1 De ambtenaar onderzoekt de ingeslotene direct voorafgaand aan de insluiting, door het aftasten en doorzoeken van diens kleding en van de voorwerpen die de ingeslotene bij zich draagt of met zich mee voert op de aanwezigheid van voorwerpen die tijdens de insluiting een gevaar voor de veiligheid van de betrokkene of voor anderen kunnen vormen.
2 Bij het aantreffen van voorwerpen die een gevaar kunnen vormen als bedoeld in het eerste lid, neemt de ambtenaar deze in bewaring.
3 Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk uitgevoerd door een ambtenaar van hetzelfde geslacht als degene die aan het onderzoek wordt onderworpen.
4 De ambtenaar die het onderzoek heeft uitgevoerd, maakt hiervan onverwijld schriftelijk rapport op ten behoeve van de hulpofficier van justitie.

Artikel 29 1 De ambtenaar kan slechts van de ingeslotene verlangen dat deze zich ontkleedt indien:
a. met toepassing van artikel 7, vijfde of zesde lid, van de Politiewet 2012 is bepaald dat betrokkene aan of in zijn lichaam wordt onderzocht,
b. de kleding tijdens de insluiting een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of van anderen kan vormen en een hulpofficier van justitie daarvoor toestemming heeft gegeven, of
c. de kleding tijdens de insluiting naar het oordeel van de arts een gevaar voor de gezondheid van betrokkene of van anderen kan vormen.
2 Bij toepassing van het eerste lid, onder b of c, neemt de ambtenaar de kleding in bewaring en draagt hij zorg voor vervangende kleding.

Artikel 29a 1 Voordat de officier van justitie met toepassing van artikel 7, zesde lid, van de Politiewet 2012 bepaalt dat de ingeslotene in het lichaam wordt onderzocht, wordt de ingeslotene gehoord, zo veel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal.
2 Zo nodig geschiedt het horen met bijstand van een tolk. Van het horen wordt aantekening gehouden.
3 Toepassing van het eerste lid kan achterwege blijven indien:
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;
b. de gemoedstoestand van de ingeslotene daaraan in de weg staat.
4 De ingeslotene ontvangt van de beslissing tot toepassing van artikel 7, zesde lid, van de Politiewet 2012 onverwijld schriftelijk en zo veel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling.
5 De mededeling vermeldt bij welke functionaris een klacht kan worden ingediend.

Artikel 30 1 De ambtenaar tekent nauwkeurig alle voorwerpen en kledingstukken die hij in bewaring heeft genomen, op. Bij voorwerpen van een geringe omvang en waarde kan worden volstaan met een globale aanduiding.
2 Een afschrift van de aantekening, bedoeld in het eerste lid, wordt door de ingeslotene en de ambtenaar ondertekend en aan de ingeslotene overhandigd.