Wetboek van Strafvordering (Sv)
Vierde Boek
Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
Titel IIIaOnderzoek naar gebruik van geweld door ambtenaren
Artikel 511a 1 Indien een ambtenaar, aan wie bij of krachtens artikel 7, eerste, achtste of negende lid, van de Politiewet 2012 of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend, in de uitoefening van zijn functie geweld heeft gebruikt, kan de officier van justitie bevelen dat een feitenonderzoek wordt ingesteld. Van dit bevel wordt de betrokken ambtenaar op de hoogte gesteld.2 Een feitenonderzoek is gericht op de beoordeling of het geweld is gebruikt overeenkomstig de geweldsinstructie.
3 De artikelen 51a tot en met 51d zijn gedurende het feitenonderzoek voor zover relevant van overeenkomstige toepassing.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het feitenonderzoek.
Artikel 511aa 1 In het feitenonderzoek kan de officier van justitie, of, indien de artikelen de hulpofficier of de opsporingsambtenaar als bevoegd aanwijzen, deze ambtenaar, de in de artikelen 61a, eerste lid, onderdeel h, 96 tot en met 96c, 97, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, 99, 124, 125, 125i, 126nc, 126nd, 150 en 151 bedoelde bevoegdheden uitoefenen en kan de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie de bevoegdheden van de artikelen 104 tot en met 110 uitoefenen. Artikel 94, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het feitenonderzoek alleen vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
2 Een bevel als bedoeld in de artikelen 96a, eerste lid, 105, eerste lid, 126nc, eerste lid, en 126nd, eerste lid, wordt niet gericht aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 511a, eerste lid.
3 De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden kunnen slechts worden uitgeoefend indien:
a. het geweldgebruik, bedoeld in artikel 511a, eerste lid, lichamelijk letsel of de dood tot gevolg heeft gehad;
b. de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid in redelijke verhouding staat tot de aard van het geweldgebruik ter beoordeling waarvan het feitenonderzoek is ingesteld;
c. het vergaren van gegevens voor het feitenonderzoek door uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid niet op een andere, minder ingrijpende wijze mogelijk is.
Artikel 511ab 1 Op basis van het feitenonderzoek beslist de officier van justitie welke vervolgbeslissing wordt genomen.
2 De officier van justitie doet van zijn beslissing onverwijld schriftelijk mededeling aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 511a, eerste lid.
Artikel 511ac Met een ambtenaar aan wie bij of krachtens artikelĀ 7, eerste, achtste of negende lid, van de Politiewet 2012 of artikelĀ 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend, wordt ten aanzien van artikelĀ 511a gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent en aan wie de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend.