Wetboek van Strafvordering (Sv)


Boek 6

Tenuitvoerlegging

Hoofdstuk 6

Rechterlijke beslissingen inzake de tenuitvoerlegging

Tweede titel

Vrijheidsbenemende straffen en maatregelen

Artikel 6:6:8 1 De veroordeelde kan bij de rechtbank een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen tegen:
a. de beslissing om geen voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen;
b. de beslissing om een beslissing over het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen;
c. de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
2 Het bezwaarschrift wordt ingediend binnen twee weken na de betekening van de kennisgeving, bedoeld in artikel 6:2:13 onderscheidenlijk artikel 6:2:13a, derde lid. Artikel 449, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 In de gevallen, bedoeld in artikel 6:2:6, is tot kennisneming van het bezwaarschrift bevoegd de rechtbank die in eerste aanleg heeft geoordeeld ter zake van het feit waarvoor de langste onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd. Bij straffen van gelijke lengte zijn rechtbanken gelijkelijk bevoegd. In het geval van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing is tot kennisneming van het bezwaarschrift bevoegd de rechtbank in het arrondissement waarin de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf een aanvang heeft genomen.
4 De artikelen 21 tot en met 25 zijn van overeenkomstige toepassing. De behandeling van het bezwaarschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.

Artikel 6:6:9 1 Zo spoedig mogelijk na ontvangst van een tijdig ingediend bezwaarschrift onderzoekt de rechtbank of het openbaar ministerie bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
2 Hangende de beslissing van de rechtbank op het bezwaarschrift wordt de veroordeelde niet voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
3 Acht de rechtbank het bezwaarschrift gegrond, dan bepaalt zij het tijdstip waarop de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. De rechtbank kan daarbij adviseren omtrent de te stellen bijzondere voorwaarden.

Artikel 6:6:10 1 Indien de ter beschikking gestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, is de rechter met inachtneming van de bepalingen van de tweede afdeling van titel IIA van het eerste boek van het Wetboek van Strafrecht bevoegd te beslissen:
a. tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar of twee jaren al dan niet onder wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde;
b. tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een jaar of twee jaren;
c. tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar of twee jaren en tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, al dan niet onder wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde;
d. gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling: dat de verpleging van overheidswege wordt hervat;
e. gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling: dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
f. gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling: de voorwaarden te wijzigen, aan te vullen of op te heffen.
2 De rechter die de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigt, stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde. De artikelen 38, tweede en vijfde lid, en 38a van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Indien het proefverlof van een ter beschikking gestelde ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft voortgeduurd, zonder dat in deze periode de terbeschikkingstelling is verlengd, kan de rechter de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigen.

Artikel 6:6:10a 1 Indien de ter beschikking gestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, kan de rechter-commissaris op vordering van het openbaar ministerie een bevel tot tijdelijke opname van de ter beschikking gestelde geven voor de duur van maximaal zeven weken in een door de rechter aangewezen instelling.
2 De tijdelijke opname kan door de rechter-commissaris op vordering van het openbaar ministerie met ten hoogste zeven weken worden verlengd.
3 De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering, bedoeld in het eerste of tweede lid. De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.
4 De tijdelijke opname kan plaatsvinden zonder bereidverklaring van de ter beschikking gestelde.

Artikel 6:6:10b 1 De rechter kan in afwijking van artikel 6:2:17, eerste lid, ten aanzien van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
2 De terbeschikkingstelling herleeft, indien de vreemdeling de voorwaarde niet naar Nederland terug te keren, bedoeld in het eerste lid en artikel 6:2:18, derde lid, niet naleeft. In dat geval kan de rechter een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege geven. De termijn van de terbeschikkingstelling begint te lopen op het tijdstip waarop de vreemdeling is aangehouden. Indien tussen de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen, is artikel 37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing.
3 De terbeschikkingstelling die op grond van het tweede lid is herleefd, eindigt van rechtswege indien de officier van justitie een vordering als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend en de rechter deze heeft afgewezen.

Artikel 6:6:11 1 Een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, worden ingediend.
2 De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan eveneens worden ingediend indien het openbaar ministerie binnen vier maanden voor het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, een vordering indient die strekt tot het alsnog van overheidswege verplegen van de ter beschikking gestelde dan wel de hervatting daarvan.
3 Een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling die later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, doch binnen een redelijke termijn is ingediend, is niettemin ontvankelijk, indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van de ter beschikking gestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
4 Zolang niet onherroepelijk is beslist, blijft de terbeschikkingstelling van kracht. In het geval dat een vordering tot verlenging wordt toegewezen na de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering tot verlenging was ingediend, gaat de nieuwe termijn niettemin op die dag in. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing indien gelijktijdig met de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhangig is.
5 In het geval, bedoeld in het derde lid, dient het openbaar ministerie, wanneer van het verzuim is gebleken na het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop is geëindigd, naast de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, onverwijld een vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling in bij de rechter-commissaris.
6 Indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15, dient het openbaar ministerie, naast een vordering strekkende tot het alsnog van overheidswege verplegen van de ter beschikking gestelde dan wel een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege, onverwijld een vordering tot het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen dan wel een vordering tot voorlopige hervatting van de verpleging van overheidswege in bij de rechter-commissaris.
7 De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering, bedoeld in het vijfde of zesde lid. In afwachting van de beslissing wordt de ter beschikking gestelde niet in vrijheid gesteld.
8 De ter beschikking gestelde wordt zo mogelijk, maar in elk geval achteraf door de rechter-commissaris gehoord.
9 De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.

Artikel 6:6:12 1 Indien de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, worden bij de vordering tot verlenging overgelegd:
a. een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd of de directeur van de instelling;
b. een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde.
2 Indien de ter beschikking gestelde niet van overheidswege wordt verpleegd, wordt bij de vordering overgelegd een recent opgemaakt, met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van de reclassering en van een psychiater of een psycholoog, die zelf de ter beschikking gestelde heeft onderzocht.
3 Indien het openbaar ministerie een verlenging vordert waardoor de totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar of van een veelvoud van vier jaar te boven gaat, legt het bij de vordering tevens over een recent opgemaakt advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines – waaronder een psychiater – gezamenlijk, dan wel adviezen van ieder van hen afzonderlijk. Deze gedragsdeskundigen mogen op het ogenblik waarop zij het advies uitbrengen en ten tijde van het onderzoek dat zij daarvoor verrichten niet verbonden zijn aan de instelling waarin de ter beschikking gestelde wordt verpleegd. Het voorgaande vindt geen toepassing indien de ter beschikking gestelde weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk maken de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering rapport op. Het openbaar ministerie legt zo mogelijk een ander advies of rapport omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een verlenging van de terbeschikkingstelling, aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen, over.
4 De ter beschikking gestelde kan in het geval, bedoeld in het derde lid, op last van Onze Minister, voor een periode van ten hoogste zeven weken ter observatie worden overgebracht naar een psychiatrisch ziekenhuis of een instelling tot klinische observatie bestemd. Het verblijf in de instelling geldt als verpleging van overheidswege. De last tot overbrenging wordt niet gegeven dan nadat de ter beschikking gestelde en zijn raadsman ter zake zijn gehoord althans daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. Artikel 273, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
5 Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege betrekking heeft op een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, en tussen de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen.
6 Indien de vordering tot verlenging wordt ingediend binnen twee maanden na de beslissing in beroep op de beslissing waarbij de terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd, behoeft bij de vordering geen advies als bedoeld in het eerste lid, onder a, te worden overgelegd.

Artikel 6:6:13 1 Voor de beslissingen bedoeld in de artikelen 6:6:11 en 6:6:12 vindt het onderzoek van de zaak door de rechter zo spoedig mogelijk plaats, doch in elk geval binnen twee maanden na ontvangst van de vordering dan wel de conclusie van het openbaar ministerie. Voor de beslissingen als bedoeld in artikel 6:6:10, eerste lid, onder d, e en f, en derde lid, of bij een bevel tot voorlopige verpleging dan wel een bevel tot voorlopige hervatting van de verpleging, vindt het onderzoek in elk geval plaats binnen een maand na ontvangst van de vordering.
2 De rechter kan indien hij ernstig gevaar voor de geestelijke gezondheid van de ter beschikking gestelde vreest, bepalen dat het inzien van geneeskundige en psychologische rapporten de ter beschikking gestelde persoonlijk niet is toegestaan. De ter beschikking gestelde kan een reclasseringsmedewerker, arts of advocaat, dan wel iemand die van de rechter bijzondere toestemming heeft verkregen, machtigen om die rapporten in te zien.
3 De rechter hoort de ter beschikking gestelde en zijn raadsman, alvorens te beslissen. Indien de ter beschikking gestelde niet in staat is voor het onderzoek te verschijnen, zal een van de rechters vergezeld door de griffier hem op zijn verblijfplaats horen. Indien de ter beschikking gestelde zich ophoudt in een ander arrondissement, kan de rechter het gehoor overdragen aan een rechter in dat arrondissement.
4 Indien zich na de indiening van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de rechter niet binnen een redelijke termijn kan voldoen aan de voorgeschreven hoorplicht, wordt op de vordering tot verlenging besloten binnen twee maanden nadat het beletsel om aan de hoorplicht te voldoen, is weggevallen.
5 Indien de rechter in geval van verlenging van de terbeschikkingstelling voorwaardelijke beëindiging van de verpleging overweegt en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden, kan hij met gelijktijdige verlenging van de verpleging zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.
6 Indien de rechter toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg overweegt en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou geschieden, kan hij zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.

Artikel 6:6:14 1 Indien de rechter bij het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, kan de veroordeelde na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
2 Het openbaar ministerie bericht de rechter binnen de door de rechter bepaalde termijn over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Bij het bericht is gevoegd een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
3 Indien de rechter naar aanleiding van de in het derde lid bedoelde inlichtingen beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer is vereist, beëindigt hij deze met ingang van een door hem te bepalen tijdstip. De maatregel blijft van kracht zolang de beslissing niet onherroepelijk is.

Artikel 6:6:15 1 Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen:
a. de beslissing ter zake van verlenging van de terbeschikkingstelling;
b. de beslissing ter zake van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
c. de beslissing ter zake van hervatting van de verpleging van overheidswege;
d. het bevel dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd;
e. de beslissing ter zake van voortzetting of beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
2 Het openbaar ministerie kan beroep instellen binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter en de veroordeelde binnen veertien dagen na de betekening van de beslissing van de rechter.
3 Indien de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling is toegewezen, doch artikel 6:6:13, vijfde lid, is toegepast, kan tegen de beslissing ter zake van verlenging slechts gelijktijdig met de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege beroep worden ingesteld.
4 De artikelen 409, eerste lid, 410, 449, eerste lid, 450 tot en met 454 en 455, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6:6:16 1 Indien het gerechtshof, na kennisneming van de stukken van het geding, van oordeel is, dat het beroep kennelijk niet ontvankelijk of ongegrond is, kan het gerechtshof, nadat het de advocaat-generaal, de ter beschikking gestelde en diens raadsman heeft gehoord, zonder nader onderzoek op het beroep beslissen.
2 De voorzitter kan, hangende de beslissing, de verpleging van overheidswege voorlopig beëindigen of de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders beëindigen wanneer de vordering tot verlenging of de vordering tot voortzetting door de rechtbank is afgewezen.

Artikel 6:6:17 Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. Het bevestigt de beslissing van de rechter of doet, met vernietiging daarvan, wat de rechter had behoren te doen.

Artikel 6:6:18 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in deze titel. Deze nadere regels zien in elk geval op:
a. de procedure van verlenging van de terbeschikkingstelling;
b. de procedure van de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging.