Artikel 71 De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:
1°. bij de misdrijven omschreven in de artikelen 173, eerste lid, en 173b, vangt de termijn aan op de dag na die waarop het misdrijf ter kennis is gekomen van een ambtenaar belast met de opsporing van strafbare feiten;
2°. bij valsheid op de dag na die waarop gebruik is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valsheid gepleegd is;
3°. bij de misdrijven omschreven in artikel 251 en de artikelen 284 en 285c, indien gepleegd tegen een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, de artikelen 300 tot en met 302, voor zover het feit oplevert genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt of voor zover het feit oplevert mishandeling van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt dan wel het misdrijf, omschreven in artikel 302, voor zover het feit oplevert gedwongen abortus of gedwongen sterilisatie van een persoon van het vrouwelijke geslacht die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, op de dag na die waarop die persoon achttien jaren is geworden;
4°. bij de misdrijven omschreven in de artikelen 279 en 282, eerste en tweede lid op de dag na die van de bevrijding of de dood van hem tegen wie onmiddellijk het misdrijf gepleegd is;
5°. bij de overtredingen omschreven in de artikelen 465, 466 en 467, op de dag na die waarop ingevolge de voorschriften gegeven in of ter uitvoering van artikel 18c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de aldaar bedoelde registers waaruit zodanige overtreding blijkt, naar de centrale bewaarplaats, bedoeld in afdeling 8 van hoofdstuk 1 van het Besluit burgerlijke stand 1994 zijn overgebracht.
Wijzigingen