Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van niet-digitaal procederen) (Rv)
Eerste Boek
De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Derde titelDe verzoekschriftprocedure in eerste aanleg
Eerste afdelingAlgemene bepaling
Artikel 261 1 Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.2 Met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.
Tweede afdeling
Relatieve bevoegdheid
Artikel 262 Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd:a. de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen;
b. indien het verzoek betrekking heeft op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding, de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid.
Artikel 263 In zaken die uitsluitend betreffen de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van daarin in te schrijven of ingeschreven akten, is bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet worden ingeschreven. In zaken als bedoeld in de eerste zin, die betrekking hebben op krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage in te schrijven of ingeschreven akten, is bevoegd de rechter van de rechtbank Den Haag.
Artikel 264 In zaken betreffende huur van gebouwde onroerende zaken of een gedeelte daarvan is uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde of het grootste gedeelte daarvan is gelegen.
Artikel 265 In zaken betreffende minderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige.
Artikel 266 In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap ten behoeve van meerderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft.
Artikel 267 In zaken van afwezigheid of vermissing is bevoegd de rechter van de verlaten woonplaats van de afwezige of vermiste. Ten aanzien van de vaststelling van overlijden is bevoegd de rechter van de rechtbank Den Haag.
Artikel 268 1 In zaken betreffende nalatenschappen is bevoegd de rechter van de laatste woonplaats van de overledene. In afwijking van de eerste zin is in zaken die volgens afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, bevoegd de rechter van de woonplaats van de rechthebbende.
2 Van de in artikel 12, vierde lid, tweede volzin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde beschikking wordt door de griffier afschrift gezonden aan de als uitsluitend bevoegde aangewezen kantonrechter, aan de onder curatele gestelde, de rechthebbende en degene ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld en voorts aan de curator, de mentor en aan ieder der bewindvoerders. Van de beslissing is geen hogere voorziening toegelaten. De kantonrechter die als uitsluitend bevoegde is aangewezen, is aan die aanwijzing gebonden.
Artikel 268a Vervallen
Artikel 269 Wijzen de artikelen 262 tot en met 268 geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter te 's-Gravenhage bevoegd.
Artikel 270 1 Indien de rechter, zonodig ambtshalve, beslist dat niet hij, maar een andere rechter van gelijke rang bevoegd is, verwijst hij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, naar die andere rechter. De griffier zendt een afschrift van de beschikking aan de rechter naar wie de zaak is verwezen. Verwijzing als bedoeld in dit lid vindt niet plaats indien de verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden hebben aangegeven dat zij geen verwijzing wensen.
2 In zaken met betrekking tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en ontbinding van een geregistreerd partnerschap en daarmee verband houdende verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening of een nevenvoorziening, vindt een verwijzing als bedoeld in het eerste lid slechts plaats indien de andere echtgenoot of geregistreerde partner de bevoegdheid betwist.
3 Tegen de beslissing waarbij een betwisting van bevoegdheid wordt verworpen of de zaak naar een andere rechter wordt verwezen, is geen hogere voorziening toegelaten. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan die verwijzing gebonden. De vorige zin mist toepassing indien de rechter zich tevens absoluut onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar een hogere rechter.
Derde afdeling
Oproeping
Artikel 271 De oproeping van verzoekers of van in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt door de griffier bij gewone brief, tenzij de rechter anders bepaalt.Artikel 272 De oproeping van niet in de procedure verschenen belanghebbenden van wie de woonplaats of het werkelijk verblijf onbekend zijn geschiedt door plaatsing van de oproeping in de Staatscourant. De rechter kan bepalen dat de oproeping tevens op andere wijze geschiedt.
De oproeping van overige niet in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de rechter anders bepaalt.
Artikel 273 De oproeping van een rechterlijke autoriteit, het openbaar ministerie of de raad voor de kinderbescherming geschiedt door de griffier bij gewone brief.
Artikel 274 Oproepingen die bij brief geschieden, vermelden de dag van de verzending. Deze vermelding geschiedt niet slechts op de envelop.
Artikel 275 Indien de griffier een bij aangetekende brief verzonden oproeping terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk een week nadien in de daartoe bestemde registers ingeschreven stond op het op de oproeping vermelde adres, verzendt hij de oproeping onverwijld bij gewone brief. In de overige gevallen waarin de griffier de oproeping terug ontvangt, verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de oproeping opnieuw bij aangetekende brief, tenzij de rechter anders bepaalt.
Artikel 276 1 Oproepingen vermelden de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting. Zij worden zo spoedig mogelijk en ten minste een week vóór die dag verzonden, tenzij de rechter anders bepaalt.
2 De oproeping bevat tevens de mededeling of voor de indiening van een verweerschrift griffierecht zal worden geheven en dat indien de verweerder het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan de rechter het ingediende verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek betrekt, binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, alsmede een verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1°. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel
2°. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.
3 Indien het een zaak betreft waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken, bevat de oproeping tevens de mededeling dat van belanghebbenden die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende verweerschriften indienen, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven.
Artikel 277 1 De oproeping bij brief van verzoekers of belanghebbenden die geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland hebben, maar wel een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf in een Staat waar de verordening 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken («de betekening en de kennisgeving van stukken»), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 (PbEU L 324/79) van toepassing is, geschiedt door rechtstreekse verzending overeenkomstig artikel 14 van de verordening. In plaats daarvan mag het gerecht ook een vertaling van de oproeping verzenden in een taal als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening. Het gerecht maakt in de oproeping melding van de verzending, alsmede van het volgende:
a. de datum van verzending;
b. de wijze van verzending;
c. of een vertaling is verzonden en zo ja, in welke taal;
d. de mededeling in een van de in artikel 8, eerste lid, van de verordening bedoelde talen, dat degene voor wie het stuk bestemd is, dit mag weigeren als het niet gesteld is in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de in artikel 8, eerste lid, van de verordening bedoelde talen en dat geweigerde stukken naar hem moeten worden gezonden.
2 Het gerecht mag de oproeping ook verrichten door verzending daarvan of van een vertaling daarvan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de in het eerste lid bedoelde verordening aan een ontvangende instantie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van die verordening, ter betekening aan degene voor wie de oproeping bestemd is. Het gerecht maakt in de oproeping melding van de verzending, alsmede van volgende gegevens:
a. de datum van verzending;
b. de naam en het adres van de ontvangende instantie;
c. de wijze van verzending;
d. of een vertaling is verzonden en, zo ja, in welke taal;
e. de taal waarin het formulier als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de verordening is ingevuld;
f. de gevraagde wijze van betekening.
Vierde afdeling
Verloop van de procedure
Artikel 278 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.2 Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. Indien de voorzieningenrechter daarop moet beschikken, kan het aan deze ter hand worden gesteld.
3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.
4 De griffier tekent de dag van indiening of de dag van terhandstelling aan de voorzieningenrechter op het verzoekschrift aan.
Artikel 279 1 De rechter bepaalt, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij beveelt tevens oproeping van de verzoeker en voor zover nodig van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.
2 De oproepingen, behalve die van de verzoeker, gaan vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift, tenzij een oproeping op andere wijze dan bij brief of exploot geschiedt, of de rechter anders bepaalt; in deze gevallen bevat de oproeping een korte omschrijving van het verzoek.
3 De opgeroepene verschijnt ter terechtzitting in persoon of bij een gemachtigde. In zaken waarin het verzoekschrift door een advocaat moet worden ingediend, verschijnt de opgeroepene in persoon of bij advocaat. De rechter kan verschijning in persoon bevelen. De opgeroepene die in persoon verschijnt, mag zich laten bijstaan door zijn raadsman. In zaken waarin het verzoekschrift door een advocaat moet worden ingediend, is de raadsman een advocaat.
4 Van het verhandelde en van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de rechter voor wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, wordt ondertekend.
5 Indien de behandeling van een zaak wordt aangehouden, blijft een hernieuwde oproeping van diegenen, aan wie de dag en het uur reeds mondeling ter terechtzitting waren medegedeeld, achterwege.
6 De artikelen 87 tot en met 90 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak of de procedure zich hiertegen verzet.
Artikel 280 In zaken waarin de indiening van het verzoekschrift niet door een advocaat behoeft te geschieden, zijn de artikelen 80 en 81 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 281 1 Indien het verzoekschrift ten onrechte niet door een advocaat is ingediend, biedt de rechter de verzoeker de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn dit verzuim te herstellen. Maakt de verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan wordt hij in het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
2 Tegen een beslissing ingevolge het eerste lid staat geen hogere voorziening open.
Artikel 282 1 Iedere belanghebbende kan tot de aanvang van de behandeling of, indien de rechter dit toestaat, in de loop van de behandeling een verweerschrift indienen. Artikel 278 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de rechter dit bepaalt, indiening van een verweerschrift in de loop van de behandeling kan geschieden ter terechtzitting onder verstrekking van een afschrift aan de verzoeker en de andere opgeroepen belanghebbenden.
2 Het verweerschrift en de overgelegde bescheiden gaan vergezeld van de nodige afschriften. Tenzij de indiening overeenkomstig het eerste lid ter terechtzitting plaatsvindt, zendt de griffier onverwijld een afschrift toe aan de verzoeker en aan de andere opgeroepen belanghebbenden.
3 De griffier roept, voor zover dat nog niet is geschied, hen die verweerschriften hebben ingediend op tegen de dag van de behandeling.
4 Het verweerschrift mag een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. De rechter kan aan de verzoeker en aan de overige belanghebbenden gelegenheid geven tegen dit zelfstandige verzoek een verweerschrift in te dienen.
Artikel 282a 1 Voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald, houdt de rechter de zaak aan zolang de verzoeker en de belanghebbende het griffierecht niet hebben voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, vierde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.
2 Heeft de verzoeker het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, dan verklaart de rechter de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek. Voordat de rechter hiertoe overgaat, stelt hij de verzoeker in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
3 Heeft de belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, dan betrekt de rechter het ingediende verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek. Voordat de rechter hiertoe overgaat, stelt hij de belanghebbende in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
4 De rechter laat het eerste lid, tweede lid, eerste volzin, en derde lid, eerste volzin geheel of ten dele buiten toepassing, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepalingen gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5 Tegen beslissingen ingevolge het tweede, derde of vierde lid staat geen hogere voorziening open.
6 Het eerste tot en met vijfde lid is niet van toepassing in zaken bij de voorzieningenrechter.
Artikel 283 Zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, is de verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 130 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 284 1 De negende afdeling van de tweede titel is van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet.
2 Indien de rechter een getuigenverhoor beveelt, kan hij ook door hem aangewezen personen als getuigen doen oproepen. In dit geval kan de oproeping door de griffier geschieden.
3 Het verschoningsrecht komt aan de in artikel 165, tweede lid, onder a, genoemde personen niet toe in procedures betreffende de toepassing van de bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vervat in de titels 5, 5a en 9 tot en met 20, of van die vervat in titel 6 voor zover het betreft procedures tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Evenwel kunnen ouders en kinderen van de echtgenoten of van de geregistreerde partners zich in procedures tot echtscheiding en tot scheiding van tafel en bed, onderscheidenlijk tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap, verschonen.
4 De overeenkomstige toepassing van de artikelen 195 en 199 vindt aldus plaats dat de daarin bedoelde voorschotheffing, tenuitvoerlegging of voorlopige indebetstelling geschiedt ten laste van de belanghebbende die het verzoekschrift heeft ingediend dan wel mede of uitsluitend ten laste van een of meer andere door de rechter aangewezen belanghebbenden.
Artikel 285 1 De rechter kan, indien een verzoekschrift over hetzelfde of een verknocht onderwerp reeds bij een andere rechter is ingediend, de verwijzing naar die andere rechter bevelen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de aanvang van de behandeling. De griffier zendt een afschrift van de beschikking aan de rechter naar wie is verwezen.
2 Indien bij dezelfde rechter meer verzoekschriften over hetzelfde of een verknocht onderwerp zijn ingediend, kan de voeging daarvan worden bevolen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot het einde van de behandeling.
Artikel 286 De rechter bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop hij uitspraak zal doen en deelt deze dag aan de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden mede. Op verlangen van de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden kan de rechter de uitspraak uitstellen.
Artikel 287 1 Op een beschikking is artikel 230, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2 Indien het verzoekschrift rechtstreeks aan de voorzieningenrechter ter hand is gesteld en de voorzieningenrechter toewijzend op het verzoek beschikt, is ook artikel 230, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 288 De rechter kan de eindbeschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren, met of zonder zekerheidstelling.
Artikel 289 De eindbeschikking kan tevens een veroordeling in de proceskosten inhouden. Artikel 244 is van toepassing.
Artikel 290 1 De verzoeker en iedere belanghebbende hebben recht op inzage en afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden en de processen-verbaal.
2 De griffier verstrekt zo spoedig mogelijk een afschrift van processen-verbaal aan de verzoeker en aan de in de procedure verschenen belanghebbenden.
3 Van de beschikkingen verstrekt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift aan de verzoeker en aan de in de procedure verschenen belanghebbenden. Betreft het een eindbeschikking, dan is het afschrift dat wordt verstrekt aan degene die tot tenuitvoerlegging van de beschikking kan overgaan, opgemaakt in executoriale vorm.
4 De griffier verstrekt desverlangd tweede of verdere in executoriale vorm opgemaakte afschriften van een beschikking aan de belanghebbende die tot tenuitvoerlegging van die beschikking kan overgaan, dan wel aan de rechtverkrijgenden onder algemene titel van deze belanghebbende. Artikel 28, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5 Elk afschrift dat in executoriale vorm is opgemaakt, wordt gedagtekend.
Artikel 291 De verzending van processtukken en van mededelingen aan de verzoeker en belanghebbenden, geschiedt op de wijze als in de derde afdeling van deze titel voor oproepingen bepaald.
Artikel 292 Vervallen
Artikel 293 Vervallen
Artikel 294 Vervallen
Artikel 295 Vervallen
Artikel 296 Vervallen
Artikel 297 Vervallen
Artikel 298 Vervallen
Artikel 299 Vervallen
Artikel 300 Vervallen
Artikel 301 Vervallen
Artikel 302 Vervallen