§ 9
Bovenlokale rampen en crises
Artikel 39 1 In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan:a. de artikelen 4 tot en met 7 van deze wet;
b. de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid, alsmede artikel 125 van die wet voor zover de last dient tot handhaving van regels die de voorzitter in verband met die toepassing uitvoert;
c. de artikelen 11, 14, eerste lid, 56, eerste en vierde lid, 57, tweede lid, 58, tweede lid, 61, tweede lid, en 62, tweede lid, van de Politiewet 2012, voor zover het een bevoegdheid van de burgemeester betreft;
d. de artikelen 5 tot en met 9 van de Wet openbare manifestaties.
2 De voorzitter van de veiligheidsregio roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 12, eerste lid. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam.
3 De voorzitter van de veiligheidsregio wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team, dat bestaat uit leidinggevenden van de betrokken diensten. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt voorts de functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen.
4 Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, neemt de voorzitter van de veiligheidsregio geen besluiten met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen dan nadat hij het regionaal beleidsteam daarover heeft geraadpleegd. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt.
5 De voorzitter van de veiligheidsregio geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door hem genomen besluiten.
6 Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het regionaal beleidsteam.
Artikel 40 1 De voorzitter van de veiligheidsregio brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.
2 De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen.
3 De voorzitter van de veiligheidsregio verstrekt in een raad van een gemeente uit deze veiligheidsregio mondelinge inlichtingen over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, indien de desbetreffende raad daarom verzoekt. De raad zendt een afschrift van het verzoek en van de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken aan de commissaris van de Koning.
4 Indien de raad, gehoord de inlichtingen van de voorzitter van de veiligheidsregio, besluit zijn standpunt over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, ter kennis te brengen van Onze Minister, geschiedt dit door tussenkomst van de commissaris van de Koning. De commissaris laat het standpunt van de raad vergezeld gaan van zijn oordeel over de besluiten, en van een afschrift van de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken.
5 De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het vierde lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.
Artikel 41 1 De commissaris van de Koning ziet toe op de samenwerking in het regionaal beleidsteam en kan daartoe aanwijzingen geven.
2 De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.
Artikel 42 1 De commissaris van de Koning kan, in geval van een ramp of crisis van meer dan regionale betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de voorzitter van de veiligheidsregio, zo mogelijk na overleg met hem, aanwijzingen geven over het inzake de rampenbestrijding of crisisbeheersing te voeren beleid.
2 De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.
Artikel 43 De voorzitters van de veiligheidsregio’s en de commissarissen van de Koning en Onze Minister verstrekken elkaar de nodige inlichtingen ten behoeve van hun rol bij de toepassing van de artikelen 41 en 42.
Artikel 44 1 Indien bij of krachtens de wet aan een van Onze andere Ministers de bevoegdheid is gegeven bij een ramp regels te stellen of maatregelen te treffen, maakt hij van deze bevoegdheid geen gebruik dan na overleg met Onze Minister, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet.
2 Indien bij of krachtens de wet aan een van Onze andere Ministers de bevoegdheid is gegeven bij een crisis regels te stellen of maatregelen te treffen, informeert hij terstond Onze Minister indien hij van deze bevoegdheid gebruikt maakt.