Wet veiligheidsregio’s (Wvr)


§ 4

De brandweer

Artikel 25 1 De door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer voert in ieder geval de volgende taken uit:
a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;
c. het waarschuwen van de bevolking;
d. het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;
e. het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van de brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.
2 De brandweer voert tevens taken uit bij rampen en crises in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.
3 De brandweer staat onder leiding van een commandant.

Artikel 26 Vervallen

Artikel 27 Vervallen

Artikel 28 Vervallen

Artikel 29 Vervallen

Artikel 30 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de veiligheid, deugdelijkheid, normalisatie en standaardisatie van het brandweer- en reddingsmaterieel dat met het oog op gebruik hier te lande wordt vervaardigd, ingevoerd of in de handel gebracht.
2 Voor keuringen die krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid worden verricht, kunnen overeenkomstig daarbij te stellen regels vergoedingen in rekening worden gebracht. Deze vergoedingen worden niet in rekening gebracht aan publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 31 1 Het bestuur van de veiligheidsregio kan als bedrijfsbrandweerplichtig aanwijzen een locatie waarop een of meer bij algemene maatregel van bestuur aangewezen milieubelastende activiteiten worden verricht, of een inrichting die behoort tot een bij die maatregel aangewezen categorie, als de milieubelastende activiteiten die op die locatie worden verricht of die inrichting in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kunnen opleveren voor de openbare veiligheid.
2 Degene die een milieubelastende activiteit op een aangewezen locatie verricht of een aangewezen inrichting exploiteert, draagt er zorg voor dat op die locatie of in die inrichting kan worden beschikt over een bedrijfsbrandweer die voldoet aan de bij de aanwijzing gestelde eisen.
3 In afwijking van het eerste lid vindt de aanwijzing plaats door Onze Minister indien het een locatie of inrichting betreft die is gelegen op of deel uitmaakt van een terrein dat bij de krijgsmacht in gebruik is, voor zover er gegevens in het geding zijn waarvan de geheimhouding door het belang van de veiligheid van de Staat is geboden.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, de wijze waarop tot de aanwijzing kan worden besloten, en de eisen waaraan degene, bedoeld in het tweede lid, moet voldoen.
5 Degene die een milieubelastende activiteit verricht of een inrichting exploiteert, verstrekt het bestuur van de veiligheidsregio dan wel Onze Minister de nodige inlichtingen ten behoeve van de uitoefening van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid tot aanwijzing.
6 Degene die een milieubelastende activiteit op een aangewezen locatie verricht of een aangewezen inrichting exploiteert, verstrekt het bestuur van de veiligheidsregio dan wel Onze Minister voor 1 februari van ieder jaar een overzicht van de werkelijke sterkte van de bedrijfsbrandweer op 1 januari van dat jaar.
7 Degene die een milieubelastende activiteit op een aangewezen locatie verricht of een aangewezen inrichting exploiteert, draagt er zorg voor dat de bedrijfsbrandweer ter zake van optreden dat noodzakelijk is ter bestrijding van brand of van gevaar anderszins op de locatie of binnen de inrichting, de aanwijzingen opvolgt van degene die op grond van een wettelijk voorschrift met de feitelijke leiding van die bestrijding is belast.