§ 3
De veiligheidsregio
Artikel 8 Het Nederlandse grondgebied is verdeeld in regio’s, overeenkomstig de bij deze wet behorende bijlage, die kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur.Artikel 9 De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 8, treffen een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio.
Artikel 10 Bij de regeling, bedoeld in artikel 9, worden aan het bestuur van de veiligheidsregio de volgende taken en bevoegdheden overgedragen:
a. het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;
b. het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;
c. het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid;
d. het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
e. het instellen en in stand houden van een brandweer;
f. het instellen en in stand houden van een GHOR;
g. het voorzien in de meldkamerfunctie;
h. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;
i. het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.
Artikel 11 1 Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat, in afwijking van artikel 13, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.
2 De voorzitter van het bestuur wordt, in afwijking van artikel 13, negende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio. De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.
3 Het bestuur wijst een van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.
4 De voorzitter vertegenwoordigt de veiligheidsregio in en buiten rechte.
5 Het bestuur van de veiligheidsregio beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Artikel 12 1 De hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio. Indien een arrondissement het grondgebied van meer dan één veiligheidsregio omvat, treedt in elke regio de hoofdofficier van justitie of een door hem daartoe aangewezen plaatsvervangend hoofdofficier van justitie of officier van justitie namens hem op. Indien het grondgebied van een veiligheidsregio in meer dan één waterschap is gelegen, bepalen de betrokken voorzitters van de waterschappen wie van hen deelneemt aan de vergaderingen.
2 De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio.
Artikel 13 De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.
Artikel 14 1 Het bestuur van de veiligheidsregio stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio.
2 Het beleidsplan omvat in ieder geval:
a. een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, en van de politie, alsmede van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
b. een uitwerking, met inachtneming van de omstandigheden in de betrokken veiligheidsregio, van door Onze Minister vastgestelde landelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 37;
c. een informatieparagraaf waarin een beschrijving wordt gegeven van de informatievoorziening binnen en tussen de onder a bedoelde diensten en organisaties;
d. een oefenbeleidsplan;
e. een beschrijving van de niet-wettelijke adviesfunctie, bedoeld in artikel 10, onder b, waaronder de adviesfunctie met betrekking tot omgevingsplannen, en van de wijze waarop de gemeenten het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid stellen zijn adviesfunctie uit te oefenen met betrekking tot omgevingsplannen;
f. de voor de brandweer geldende opkomsttijden en een beschrijving van de aanwezigheid van brandweerposten in de gemeenten alsmede de overige voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen.
2a Voorafgaand aan de vaststelling van het beleidsplan overlegt de burgemeester van een gemeente in het gebied van de veiligheidsregio met de gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan.
3 Het bestuur stemt het beleidsplan af met de beleidsplannen van de aangrenzende veiligheidsregio’s en van de betrokken waterschappen, en met het beleidsplan, bedoeld in artikel 39 van de Politiewet 2012, van de betrokken regionale eenheid van de politie.
Artikel 15 1 Het beleidsplan, bedoeld in artikel 14, is mede gebaseerd op een door het bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel.
2 Het risicoprofiel bestaat uit:
a. een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden,
b. een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de veiligheidsregio kunnen voordoen, en
c. een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen.
3 Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het risicoprofiel vast na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid.
4 Het bestuur van de veiligheidsregio nodigt voor de vaststelling van het risicoprofiel in ieder geval de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaren van politie, de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, de besturen van de betrokken waterschappen en door Onze andere Ministers daartoe aangewezen functionarissen uit hun zienswijze ter zake kenbaar te maken.
5 Het bestuur van de veiligheidsregio nodigt ten minste eenmaal per jaar de bij mogelijke rampen en crises in de regio betrokken partijen uit voor een gezamenlijk overleg over de risico’s in de regio.
Artikel 16 1 Het bestuur van de veiligheidsregio stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een crisisplan vast, waarin in ieder geval de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven.
2 Het crisisplan omvat een beschrijving van de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, alsmede van de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen.
3 Het crisisplan is in ieder geval afgestemd met crisisplannen, vastgesteld voor het gebied van aangrenzende veiligheidsregio’s en van aangrenzende staten.
4 Het bestuur van de veiligheidsregio zendt het vastgestelde crisisplan aan de commissaris van de Koning.
Artikel 17 1 Het bestuur van de veiligheidsregio stelt een rampbestrijdingsplan vast voor:
a. locaties waarop een of meer bij algemene maatregel van bestuur aangewezen milieubelastende activiteiten worden verricht;
b. inrichtingen en rampen die behoren tot een bij de maatregel, bedoeld onder a, aangewezen categorie;
c. luchthavens die bij de maatregel, bedoeld onder a, zijn aangewezen.
2 Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden regels gesteld over:
a. de inhoud van het plan;
b. het raadplegen van de bevolking bij het opstellen van het plan en van belangrijke wijzigingen van dat plan;
c. het periodiek beproeven en actualiseren van het plan;
d. de bekendmaking van een besluit als bedoeld in het derde lid.
3 Het bestuur van de veiligheidsregio kan op grond van de ingevolge artikel 48 verschafte informatie besluiten dat voor een locatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, of een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rampbestrijdingsplan behoeft te worden vastgesteld.
Artikel 18 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de brandweer en de voor de brandweer vast te stellen opkomsttijden, de GHOR en de meldkamerfunctie, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de Politiewet 2012;
b. de organisatie van de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening;
c. de gemeentelijke bevolkingszorg in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het personeel van de brandweer regels worden gesteld over:
a. de functies en rangen en tekens van bijzondere verdiensten in het operationele brandweerwerk;
b. de eisen met betrekking tot de keuring en de controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid;
c. de kleding en de uitrusting.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor het personeel van de brandweer regels gesteld over de bekwaamheid. Met in ieder geval de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel wordt over de bij of krachtens deze maatregel te geven regels overleg gepleegd.
4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld voor welke functies de opleiding wordt afgesloten met een examen. Het algemeen bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid geeft het diploma af.
5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop met in ieder geval de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd over het ontwerp van de maatregel, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 19 1 Het bestuur van de veiligheidsregio, de korpschef en de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, sluiten een convenant met het oog op de samenwerking bij branden, rampen en crises. Een convenant dat betrekking heeft op de door de Koninklijke marechaussee uitgeoefende politietaak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012, wordt gesloten met Onze Minister van Defensie.
2 Het convenant heeft in ieder geval betrekking op de informatievoorziening en informatie-uitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en crises.
Artikel 20 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en tussen veiligheidsregio’s en de politie en de Koninklijke marechaussee indien het betreft de uitoefening van de politietaak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 2012.
2 De regeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in overeenstemming met Onze Minister van Defensie gegeven indien zij voorschriften bevat die mede de Koninklijke marechaussee betreffen.
Artikel 21 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de informatie- en communicatievoorzieningen van en het gebruik daarvan door de veiligheidsregio, alsmede over de informatiebeveiliging.
2 Bij ministeriële regeling kunnen aan de veiligheidsregio’s frequenties worden toegewezen voor de overdracht van gegevens door middel van daartoe aangewezen informatie- en communicatievoorzieningen.
Artikel 22 De besturen van de veiligheidsregio’s dragen gemeenschappelijk zorg voor de inrichting van een uniforme informatie- en communicatievoorziening, daaronder begrepen het vaststellen van de informatiebehoefte en het vaststellen van kaders, standaarden en kwaliteitseisen met het oog op de informatie-uitwisseling binnen en tussen de in artikel 10, onder i, bedoelde organisaties.
Artikel 23 Het bestuur van de veiligheidsregio hanteert een kwaliteitszorgsysteem.
Artikel 24 1 De voorzitter van de veiligheidsregio verstrekt Onze Minister op diens verzoek informatie over de wijze waarop de veiligheidsregio haar taken uitvoert.
2 De voorzitter van de veiligheidsregio zendt, indien Onze Minister landelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 37 heeft vastgesteld, hem jaarlijks een rapportage over de uitvoering van de landelijke doelstellingen door de veiligheidsregio.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de rapportage, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt.