Wet veiligheidsregio’s (Wvr)


§ 16

Sancties

Artikel 63 1 Het bestuur van de veiligheidsregio is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van:
a. het bij of krachtens artikel 31 bepaalde; en
b. het bij of krachtens artikel 48 bepaalde ten aanzien van de locaties en inrichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a en b.
2 Tot de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang behoort mede:
a. het stilleggen van een milieubelastende activiteit of inrichting, het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van een inrichting of het verzegelen van een locatie of inrichting; en
b. het verzegelen of verwijderen van hetgeen zich op de locatie of in de inrichting bevindt.

Artikel 64 1 Overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 3, tweede en derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
2 De raad van een gemeente kan bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 3, tweede en derde lid. De boete is niet hoger dan de geldboete, bedoeld in het eerste lid.
3 Overtreding van het bij of krachtens artikel 30 bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
4 Overtreding van het bij of krachtens artikel 31, tweede, vijfde en zesde lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
5 In geval van overtreding van artikel 31, tweede lid, kan als bijkomende straf worden opgelegd gehele of gedeeltelijke stillegging van de inrichting voor een tijd van ten hoogste een jaar.
6 Handelen in strijd met de artikelen 48, eerste lid, en 50, tweede lid, is een strafbaar feit, indien dat handelen in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 48, zesde lid, onderscheidenlijk artikel 50, derde lid, is aangeduid als strafbaar feit.
7 De in het eerste en vierde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 65 1 Met de opsporing van de in artikel 64 strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Minister.
2 Onverminderd de eisen, gesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 142, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan slechts als opsporingsambtenaar worden aangewezen degene die voldoet aan de door Onze Minister te stellen regels over de eisen van bekwaamheid.
3 De opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.