§ 13
Financiële bepalingen
Artikel 55 1 In de kosten die voor een veiligheidsregio voortvloeien uit de uitoefening van haar taken ingevolge artikel 10, verleent Onze Minister een bijdrage. De bijdrage kan onder voorwaarden worden verleend.2 In de kosten die voor een gemeente voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van een ramp en uit de gevolgen van die bestrijding, kan Onze Minister een bijdrage verlenen.
3 In de kosten die voor een veiligheidsregio voortvloeien uit het verlenen van bijstand, bedoeld in artikel 51, derde lid, kan Onze Minister een bijdrage verlenen.
4 In de kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 3 van de op 14 november 1984 te Den Haag tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen (Trb. 1984, 155) en van de op 7 juni 1988 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen (Trb. 1988, 95), kan Onze Minister aan de bij de bestrijding betrokken gemeenten, veiligheidsregio’s, provincies, organisaties en diensten een bijdrage verlenen.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van het eerste tot en met vierde lid.
Artikel 56 1 Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat:
a. eenmaal in de drie jaar een kostenevaluatie wordt verricht, en
b. eenmaal in de vijf jaar een visitatie door een visitatiecommissie wordt verricht.
2 Bij de kostenevaluatie wordt in ieder geval een vergelijking gemaakt met de gegevens betreffende de kosten van andere veiligheidsregio’s.
3 Het bestuur van de veiligheidsregio zendt aan Onze Minister het rapport van de visitatiecommissie, samen met het standpunt van het bestuur van de veiligheidsregio daarover. Het bestuur van de veiligheidsregio maakt het rapport en zijn standpunt openbaar.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de onderlinge vergelijkbaarheid van de evaluaties en visitaties van de verschillende veiligheidsregio’s.