Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wv Wft)


Hoofdstuk 3

Bepalingen betreffende het melden van ongebruikelijke transacties

§ 3.1

De Financiële inlichtingen eenheid

Artikel 12 1 Er is een Financiële inlichtingen eenheid.
2 De algemene leiding, de organisatie en het beheer van de Financiële inlichtingen eenheid berusten bij Onze Minister van Justitie.
3 Benoeming, schorsing en ontslag van het hoofd van de Financiële inlichtingen eenheid geschieden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.
4 Onze Minister van Justitie bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën de begroting van de Financiële inlichtingen eenheid.

Artikel 13 De Financiële inlichtingen eenheid heeft met het oog op het voorkomen en opsporen van witwassen en onderliggende basisdelicten, alsmede financieren van terrorisme, tot taak:
a. het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt, teneinde te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor het voorkomen en opsporen van misdrijven;
b. het verstrekken van persoonsgegevens en andere gegevens in overeenstemming met deze wet en het bij of krachtens de Wet politiegegevens bepaalde;
c. een instelling berichten over de ontvangst van een melding door die instelling, de ontvangst van nadere gegevens of inlichtingen verstrekt door die instelling, alsmede over trends en fenomenen die naar voren komen uit ontvangen meldingen, en in voorkomende gevallen, door tussenkomst van het openbaar ministerie, over de betekenis van een melding door die instelling voor de vervolging van strafbare feiten;
d. het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen en financieren van terrorisme en naar de verbetering van de methoden om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen en op te sporen;
e. het geven van aanbevelingen voor de bedrijfstakken omtrent de invoering van passende procedures voor interne controle en communicatie en andere te treffen maatregelen tot voorkoming van het gebruik van die bedrijfstakken voor witwassen en financieren van terrorisme;
f. het geven van voorlichting omtrent het voorkomen en opsporen van witwassen en financieren van terrorisme aan:
1°. de bedrijfstakken en beroepsgroepen;
2°. de toezichthoudende autoriteit;
3°. het openbaar ministerie en de overige ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten;
4°. het publiek;
g. het geven van inlichtingen aangaande het meldgedrag van de instellingen aan de toezichthoudende autoriteit en de personen, bedoeld in onderdeel f, onder 3°;
h. het onderhouden van contacten met buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die een vergelijkbare taak hebben als de Financiële inlichtingen eenheid;
i. het jaarlijks uitbrengen van een verslag met betrekking tot de taakuitoefening en zijn werkzaamheden in het voorafgaande jaar en van zijn voornemens voor het komende jaar, dat wordt aangeboden aan Onze Minister van Justitie en ter kennis gebracht van Onze Minister van Financiën.

Artikel 13a 1 Ten behoeve van de uitoefening van haar taken op grond van artikel 13, werkt de Financiële inlichtingen eenheid zoveel mogelijk samen met de financiële inlichtingen eenheden van andere lidstaten.
2 De Financiële inlichtingen eenheid wisselt met een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat, uit eigen beweging of op verzoek van die andere financiële inlichtingen eenheid en zo nodig onder het stellen van voorwaarden of beperkingen, alle beschikbare informatie uit die relevant kan zijn voor de verwerking of de analyse door die financiële inlichtingen eenheid van informatie met betrekking tot witwassen of financieren van terrorisme en de betrokken natuurlijke of rechtspersonen.
3 De informatie, bedoeld in het tweede lid, wordt ook uitgewisseld indien:
a. op het tijdstip van uitwisseling niet is vastgesteld welk basisdelict bij de te analyseren of de te verwerken informatie is betrokken;
b. de definitie van een betrokken misdrijf van fiscale aard in de andere lidstaat anders is dan naar Nederlands recht omschreven.
4 Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt door de Financiële inlichtingen eenheid in behandeling genomen, indien:
a. het verzoek de relevante feiten en achtergrondinformatie bevat; en
b. in het verzoek uiteen is gezet wat de redenen zijn voor het verzoek en hoe de gevraagde informatie zal worden gebruikt.
5 Indien een verzoek als bedoeld in het tweede lid in behandeling wordt genomen, gebruikt de Financiële inlichtingen eenheid voor het vergaren van de verzochte informatie al haar bevoegdheden op grond van deze wet en verstrekt zij de verzochte informatie onverwijld aan de financiële inlichtingen eenheid van de andere lidstaat.
6 Aan een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt niet voldaan indien het verstrekken van de gevraagde informatie zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet.
7 De Financiële inlichtingen eenheid wijst een centraal contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de ontvangst van de verzoeken bedoeld in het tweede lid.
8 Indien een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat verzoekt om toestemming voor het delen van informatie afkomstig van de Financiële inlichtingen eenheid met bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat, verstrekt de Financiële inlichtingen eenheid deze toestemming onverwijld en zo ruim mogelijk, tenzij het verlenen van toestemming:
a. niet past binnen het kader van de wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
b. strijdig is met wettelijke bepalingen;
c. een strafrechtelijk onderzoek kan schaden; of
d. de belangen van natuurlijke of rechtspersonen op wie de informatie betrekking heeft onevenredig kan schaden.
9 Indien het verstrekken van informatie of het verlenen van toestemming op grond van het zesde lid, onderscheidenlijk het achtste lid, wordt geweigerd, wordt dit gemotiveerd kenbaar gemaakt aan de financiële inlichtingen eenheid die om de informatie of toestemming heeft verzocht.

Artikel 13b 1 De Financiële inlichtingen eenheid kan, ten behoeve van haar taken, bedoeld in artikel 13, een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat verzoeken om informatie die relevant kan zijn voor de verwerking of de analyse van informatie met betrekking tot witwassen of financieren van terrorisme en de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, indien zij daarbij ten minste de volgende informatie verstrekt:
a. relevante feiten en achtergrondinformatie bij het verzoek;
b. de redenen voor het verzoek; en
c. de wijze waarop de verzochte informatie zal worden gebruikt.
2 De Financiële inlichtingen eenheid gebruikt informatie die zij heeft ontvangen van een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat uitsluitend indien:
a. het gebruik van de informatie noodzakelijk is voor het vervullen van haar taken, bedoeld in artikel 13;
b. het gebruik van de informatie alleen plaatsvindt voor het doel waarvoor de informatie is gevraagd of verstrekt, dan wel met voorafgaande toestemming van de financiële inlichtingen eenheid die de informatie heeft verstrekt; en
c. wordt voldaan aan de beperkingen en voorwaarden die aan het gebruik van de informatie zijn gesteld door de financiële inlichtingen eenheid die de informatie heeft verstrekt.
3 Informatie afkomstig van een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat wordt door de Financiële inlichtingen eenheid niet zonder voorafgaande toestemming van die financiële inlichtingen eenheid verstrekt aan de personen, bedoeld in artikel 13, onderdeel g.

Artikel 13c 1 De Financiële inlichtingen eenheid werkt bij de toepassing van geavanceerde technologieën samen met de financiële inlichtingen eenheden van andere lidstaten. Deze technologieën stellen de Financiële inlichtingen eenheid in staat om, onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 13a en 13b, anoniem verbanden te leggen tussen de eigen gegevens en de gegevens van andere financiële inlichtingen eenheden, zodat personen die in verband worden gebracht met witwassen en het financieren van terrorisme kunnen worden opgespoord en hun opbrengsten en geldmiddelen kunnen worden geïdentificeerd.
2 De Financiële inlichtingen eenheid maakt voor de contacten met de financiële inlichtingen eenheden van de andere lidstaten gebruik van beschermde kanalen.

Artikel 14 1 Bij de Financiële inlichtingen eenheid kunnen persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 13.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de categorieën van personen waarover de Financiële inlichtingen eenheid gegevens verwerkt, de gegevensverstrekking en verbanden met andere verzamelingen van persoonsgegevens, de bewaring en vernietiging van gegevens en de protocolplicht.
3 Op de verwerking van persoonsgegevens door de Financiële inlichtingen eenheid zijn de artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 4a, 4b, 4c, 5, 6, 6a, 6b, 6c, 7, 7a, 15, 15a, 16, eerste lid, onderdelen a en b, 17, 17b, 18, 22 en 23, 24a tot en met 33b, alsmede de artikelen 35 tot en met 36 van de Wet politiegegevens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de Financiële inlichtingen eenheid als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel f, van die wet wordt aangemerkt Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 14a 1 In het kader van haar taak op grond van artikel 13, onderdeel g, kan de Financiële inlichtingen eenheid op verzoek informatie verstrekken aan de in dat onderdeel bedoelde personen, indien het verzoek betrekking heeft op aangelegenheden die verband houden met witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten, of financieren van terrorisme.
2 De Financiële inlichtingen eenheid kan een verzoek om informatie als bedoeld in het eerste lid weigeren indien zwaarwegende belangen zich tegen het verstrekken van informatie verzetten.
3 De toezichthoudende autoriteit en de personen, bedoeld in artikel 13, onderdeel g, informeren de Financiële inlichtingen eenheid over de wijze waarop gebruik is gemaakt van de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie en over het resultaat van de op grond van deze informatie uitgevoerde onderzoeken of inspecties.

§ 3.2

De Meldingsplicht

Artikel 15 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden, zo nodig per daarbij te onderscheiden categorieën transacties, indicatoren vastgesteld aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een ongebruikelijke transactie.
2 Indien het spoedeisende belang dat vereist, kunnen bij regeling van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie gezamenlijk de indicatoren, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld voor een termijn van ten hoogste zes maanden.

Artikel 16 1 Een instelling meldt een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, aan de Financiële inlichtingen eenheid.
2 Bij een melding als bedoeld in het eerste lid verstrekt de instelling de volgende gegevens:
a. de identiteit van de cliënt, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden en, voor zover mogelijk, de identiteit van degene ten behoeve van wie de transactie wordt uitgevoerd;
b. de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt en, voorzover mogelijk, van de overige in onderdeel a bedoelde personen;
c. de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;
d. de omvang en de bestemming en herkomst van de gelden, effecten, edele metalen of andere waarden die bij de transactie betrokken zijn;
e. de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt;
f. een omschrijving van de desbetreffende zaken van grote waarde bij een transactie boven de € 10.000;
g. aanvullende, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, gegevens.
3 In afwijking van het tweede lid verstrekt een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel o, de gegevens bedoeld in het tweede lid voor zover zij daarover beschikt, alsmede een beschrijving van de desbetreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.
4 De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien:
a. een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedoelde resultaat of tot de uitvoering van de in artikel 3, veertiende lid, onderdeel a, bedoelde maatregelen, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;
b. een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, derde lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.
5 Bij een melding ingevolge het vierde lid verstrekt een instelling naast de gegevens, bedoeld in het tweede lid, een beschrijving van de redenen waarom het vierde lid van toepassing is.

Artikel 16a Een melding als bedoeld in artikel 16 die betrekking heeft op een andere lidstaat, wordt door de Financiële inlichtingen eenheid onverwijld gedeeld met de financiële inlichtingen eenheid van die lidstaat, tenzij het verstrekken van de melding:
a. strijdig is met een wettelijk voorschrift;
b. een strafrechtelijk onderzoek kan schaden;
c. de belangen van natuurlijke of rechtspersonen op wie de informatie betrekking heeft onevenredig kan schaden.

Artikel 17 1 De Financiële inlichtingen eenheid kan ten behoeve van de uitvoering van haar taak, bedoeld in artikel 13, aanhef en onderdelen a en b, gegevens of inlichtingen opvragen bij een instelling die een melding heeft gedaan of bij een instelling die naar het oordeel van de Financiële inlichtingen eenheid beschikt over gegevens of inlichtingen die relevant zijn voor het analyseren door de Financiële inlichtingen eenheid van een transactie of voorgenomen transactie of van een zakelijke relatie.
2 De instelling waaraan overeenkomstig het eerste lid deze gegevens of inlichtingen zijn gevraagd, verstrekt deze onverwijld en in schriftelijke vorm, alsmede in spoedeisende gevallen mondeling, aan de Financiële inlichtingen eenheid.
3 Indien een instelling met vestiging in een andere lidstaat naar het oordeel van de Financiële inlichtingen eenheid beschikt over gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, kan de Financiële inlichtingen eenheid overeenkomstig artikel 13b, de financiële inlichtingen eenheid van de lidstaat waar de instelling is gevestigd om deze gegevens of inlichtingen verzoeken.

Artikel 18 De Financiële inlichtingen eenheid bepaalt de wijze waarop een melding moet worden gedaan, of gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, moeten worden verstrekt.

Artikel 18a Ten behoeve van de naleving van de in de artikelen 16 en 17 opgenomen verplichtingen, zijn de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel c, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a van de Advocatenwet en zijn de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht in artikel 22 van de Wet op het notarisambt.

§ 3.3

Vrijwaring

Artikel 19 1 Gegevens of inlichtingen die in overeenstemming met de artikelen 16 of 17 te goeder trouw zijn verstrekt, kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens witwassen of financieren van terrorisme door de instelling die deze gegevens of inlichtingen heeft verstrekt.
2 Gegevens of inlichtingen die zijn verstrekt in de redelijke veronderstelling dat uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 16 of 17 kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens, overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht door de instelling die deze gegevens of inlichtingen heeft verstrekt.
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die werkzaam zijn voor een instelling die gegevens of inlichtingen heeft verstrekt als omschreven in het eerste of tweede lid en die daaraan hebben meegewerkt.

Artikel 20 1 Een instelling die op grond van artikel 16 een melding heeft gedaan of op grond van artikel 17 nadere inlichtingen heeft verstrekt in de redelijke veronderstelling uitvoering te geven aan die artikelen, is niet aansprakelijk voor enige schade die een derde dientengevolge lijdt.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die werkzaam zijn voor een instelling die een melding heeft gedaan of inlichtingen heeft verstrekt als omschreven in het eerste lid en die daaraan hebben meegewerkt.

Artikel 20a 1 Een instelling beschikt over adequate voorzieningen, die passend zijn bij de aard en omvang van de instelling en die het haar werknemers of personen in een vergelijkbare positie mogelijk maken om een overtreding van de bij of krachtens deze wet gestelde regels intern en op anonieme wijze te melden via een specifiek, onafhankelijk kanaal, dat passend is ten opzichte van de aard en omvang van de instelling.
2 De toezichthoudende autoriteit beschikt over doeltreffende en betrouwbare mechanismen als bedoeld in artikel 61, eerste en tweede lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn voor het melden van mogelijke of werkelijke inbreuken op het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel 20b 1 Een instelling mag een persoon die voor haar werkzaam is en die te goeder trouw en naar behoren namens de instelling aan de Financiële inlichtingen eenheid een melding doet als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aan de Financiële inlichtingen eenheid gegevens of inlichtingen verstrekt als bedoeld in artikel 17, eerste lid, of intern binnen de instelling een overtreding van het in deze wet bepaalde meldt als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, niet benadelen.
2 Onverminderd het eerste lid kunnen de in het eerste lid bedoelde personen die in verband met een melding als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 20a, eerste lid, zijn blootgesteld aan benadeling als bedoeld in het eerste lid, door middel van de in artikel 20a, tweede lid, bedoelde mechanismen een klacht indienen bij de toezichthoudende autoriteit.

§ 3.4

De Commissie inzake de meldingsplicht ongebruikelijke transacties

Artikel 21 1 Er is een Commissie inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties.
2 De commissie treedt periodiek in overleg met vertegenwoordigers van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën over:
a. de inrichting en uitvoering van de meldingsplicht;
b. de vaststelling van de indicatoren bedoeld in artikel 15.
3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de samenstelling en de organisatie van de commissie.

§ 3.5

Geheimhouding

Artikel 22 1 Het is een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld verboden van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet dan wel ingevolge titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of ontvangen, of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.
2 In afwijking van het eerste lid, kan de toezichthoudende autoriteit met gebruikmaking van de in het eerste lid bedoelde informatie mededelingen doen, indien deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke personen.
3 Het eerste en tweede lid laten ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 22a 1 De toezichthoudende autoriteit is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan:
a. een andere toezichthoudende autoriteit of aan een buitenlandse toezichthoudende instantie;
b. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie, de Financiële Inlichtingen Eenheid of het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken;
c. een tijdelijke enquêtecommissie van het Europees Parlement, bedoeld in artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
d. een commissie, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire enquête 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van die commissie noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak;
e. de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van artikel 7.24 van de Comptabiliteitswet 2016.
2 De in het eerste lid bedoelde informatie wordt niet verstrekt indien:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3 Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een buitenlandse toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthoudende autoriteit deze niet aan een andere toezichthoudende instantie of aan een andere buitenlandse toezichthoudende instantie, tenzij de buitenlandse toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
4 Indien een buitenlandse toezichthoudende instantie aan de toezichthoudende autoriteit die de gegevens of inlichtingen op grond van het tweede of derde lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthoudende autoriteit dat verzoek slechts in:
a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het tweede of derde lid of voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat ander doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en
b. na overleg met Onze Minister van Justitie en Veiligheid indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.
5 De partijen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c tot en met e, zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen en maken die slechts openbaar indien deze niet herleid kunnen worden tot afzonderlijke personen.
6 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder toezichthoudende autoriteit verstaan:
a. de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel e of f;
b. de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel c, voor zover het betreft de instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel a, b of e;
c. de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018.

Artikel 22b 1 De toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdelen a en b, is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan:
a. een andere toezichthoudende autoriteit of een toezichthoudende instantie die belast is met het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede of derde lid;
b. een buitenlandse toezichthoudende instantie in een andere lidstaat die is belast met het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, eerste of tweede lid, of een buitenlandse toezichthoudende instantie in een derde land die belast is met het toezicht op deze instellingen en waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 57bis, vijfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn;
c. de Europese Centrale Bank;
d. de instanties genoemd in artikel 22a, eerste lid, onderdelen b tot en met e.
2 De in het eerste lid bedoelde informatie wordt niet verstrekt indien:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van deze wet, prudentiële regelgeving of het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede of derde lid;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3 Artikel 22a, derde tot en met het vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22c 1 Het Bureau Financieel Toezicht is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak ten aanzien van een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel a of b, te verstrekken aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van taken van de Stichting Autoriteit Financiële Markten op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties.
2 Artikel 22a, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22e 1 De toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel f, is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak ten aanzien van een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, te verstrekken aan de kansspelautoriteit, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van taken van de kansspelautoriteit op grond van de Wet op de kansspelen.
2 Artikel 22a, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 1 Een instelling en de personen die werkzaam zijn voor een instelling zijn, behoudens voor zover uit deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit, verplicht tot geheimhouding jegens een ieder van:
a. een melding ingevolge artikel 16 door die instelling;
b. nadere inlichtingen verstrekt ingevolge artikel 17 door die instelling;
c. het gegeven dat een melding of verstrekking aanleiding heeft gegeven tot een onderzoek naar witwassen van geld of financieren van terrorisme of dat het voornemen bestaat een dergelijk onderzoek te verrichten;
d. overleg over de naleving van artikel 16 met betrekking tot een transactie.
2 De instelling die ingevolge artikel 13, onderdeel c, gegevens of inlichtingen verkrijgt, is verplicht tot geheimhouding daarvan.
3 Een instelling kan de rechten, bedoeld in artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming, buiten toepassing laten voor zover zulks noodzakelijk en evenredig is ter naleving van het bepaalde in het eerste en tweede lid.
4 Een ieder die kennis neemt van gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ter zake op een instelling de geheimhoudingsplicht, bedoeld in het eerste of tweede lid, rust, is verplicht tot geheimhouding hiervan, behoudens voor zover uit deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
5 De in het eerste en derde lid bedoelde geheimhoudingsplicht is niet van toepassing op een mededeling gedaan door een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdelen a tot en met e, aan een cliënt met als doel deze te doen afzien van een onwettige handeling.
6 Het eerste lid is niet van toepassing op mededelingen:
1°. tussen instellingen als bedoeld in artikel 1a, tweede en derde lid, gevestigd in een lidstaat en die tot dezelfde groep behoren, alsmede tussen deze instellingen en hun bijkantoren of meerderheidsdochterondernemingen, die zijn gevestigd in een andere lidstaat of een staat die geen lidstaat is, voor zover het bijkantoor of de meerderheidsdochteronderneming voldoet aan de op het niveau van de groep geldende gedragslijnen en procedures, bedoeld in artikel 2f, derde lid en de op het niveau van de groep geldende gedragslijnen en procedures voldoen aan de voorschriften van deze wet;
2°. tussen instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdelen a tot en met e, gevestigd in een lidstaat of een derde land, die hun werkzaamheden, al dan niet als werknemer, uitoefenen binnen eenzelfde rechtspersoon of netwerk;
3°. van een instelling als bedoeld in artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdelen a, c, d, g, i en j, en vierde lid, onderdeel a tot en met e, aan een instelling behorende tot dezelfde categorie, voor zover:
a. de mededeling betrekking heeft op een cliënt van beide instellingen en een transactie waarbij beide instellingen betrokken zijn;
b. de andere instelling is gevestigd in een lidstaat of een derde land dat eisen stelt die gelijkwaardig zijn op het gebied van het beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens;
c. de mededeling uitsluitend is bedoeld ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
7 Voor de toepassing van het zesde lid wordt verstaan onder:
1°. netwerk: de grotere structuur waartoe de persoon behoort en die eigendom, beheer en controle op de naleving van de verplichtingen gezamenlijk deelt;
2°. derde land: een door Onze Minister van Financiën aangewezen staat waar eisen zijn gesteld die gelijkwaardig zijn aan de eisen gesteld bij of krachtens deze wet en waar toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van die voorschriften.

Artikel 23a Onverminderd artikel 23, eerste lid, deelt een instelling informatie over een melding ingevolge artikel 16 door die instelling binnen de groep, tenzij door de Financiële inlichtingen eenheid anders wordt bepaald.