Wet publieke gezondheid (Wpg)


Hoofdstuk V

Bijzondere bepalingen infectieziektebestrijding

§ 8

Collectieve maatregelen

§ 8.2

Maatregelen

Artikel 58f

Veilige afstand

1 Degene die zich buiten een woning ophoudt, houdt een veilige afstand tot andere personen.
2 De veilige afstand wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.
3 De veilige afstand geldt niet:
a. tussen personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn;
b. voor een opsporingsambtenaar, toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht, beveiligingsmedewerker, zorgverlener, mantelzorger of geestelijke bedienaar of persoon die werkzaam is bij een justitiële inrichting, bij de politie, de brandweer, de krijgsmacht, of die eerste hulp biedt bij een het leven of de gezondheid bedreigende situatie, voor zover deze zijn taak of het bieden van eerste hulp niet op gepaste wijze kan uitoefenen met inachtneming van de veilige afstand;
c. voor degene jegens wie een onder b genoemde persoon zijn taak of het bieden van eerste hulp uitoefent;
d. tussen een persoon met een handicap of persoon tot en met de leeftijd van twaalf jaar en diens begeleider, voor zover die persoon zich niet met inachtneming van de veilige afstand jegens zijn begeleider buiten een woning kan ophouden; of
e. voor andere bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van personen of aangewezen plaatsen of gevallen, onder daarbij te stellen voorwaarden of beperkingen.

Artikel 58g

Hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, met inbegrip van de verplichting tot toepassing of gebruik hiervan. De regels hebben geen betrekking op de toepassing of het gebruik in een woning.

Artikel 58h

Openstelling van publieke plaatsen

1 Bij ministeriële regeling kunnen publieke plaatsen worden aangewezen die:
a. niet voor publiek mogen worden opengesteld;
b. slechts onder bij die regeling gestelde voorwaarden of beperkingen voor publiek mogen worden opengesteld.
2 Tot de voorwaarden of beperkingen, bedoeld in het eerste lid onder b, kan behoren dat ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal personen als publiek aanwezig mag zijn.
3 De volgende plaatsen worden niet aangewezen als publieke plaatsen die niet voor publiek mogen worden opengesteld.
a. een plaats in gebruik ten behoeve van een verkiezing;
b. een plaats die is bestemd voor een vergadering van de Staten-Generaal of van een commissie daaruit;
c. een plaats die is bestemd voor een vergadering van de gemeenteraad, provinciale staten en het algemeen bestuur van een waterschap, of van een door deze organen ingestelde commissie;
d. een gerechtsgebouw.

Artikel 58i

Evenementen

1 Bij ministeriële regeling kunnen evenementen worden aangewezen die:
a. niet mogen worden georganiseerd;
b. slechts onder bij die regeling gestelde voorwaarden of beperkingen mogen worden georganiseerd.
2 Tot de voorwaarden of beperkingen, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan behoren dat ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal personen als publiek aanwezig mag zijn.

Artikel 58j

Zorgplicht publieke plaatsen

1 Degene die bevoegd is tot het aan een publieke plaats treffen van voorzieningen of tot het openstellen van een publieke plaats voor publiek, draagt ten aanzien van die publieke plaats zorg voor zodanige voorzieningen of openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58d, eerste lid, en 58f tot en met 58i gestelde regels in acht kunnen nemen.
2 Indien de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio van oordeel is dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58d, en 58f tot en met 58i niet in acht kunnen nemen, kan hij een schriftelijke aanwijzing geven aan degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het openstellen van die plaats voor publiek.
3 In de aanwijzing geeft de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio met redenen omkleed aan op welke punten de aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58d, en 58f tot en met 58i gestelde regels niet in acht kunnen nemen, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het openstellen van die plaats voor publiek, de maatregelen treft.
4 In een spoedeisende situatie kan de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio een bevel geven. Indien het bevel mondeling wordt gegeven, wordt het zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt.
5 Het tweede tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op plaatsen in gebruik ten behoeve van een verkiezing.

Artikel 58k

Zorgplicht besloten plaatsen

1 Degene die bevoegd is tot het aan een besloten plaats, niet zijnde een woning, treffen van voorzieningen of tot het toelaten tot een besloten plaats van personen, draagt ten aanzien van die besloten plaats zorg voor zodanige voorzieningen of toelating dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58d, eerste lid, en 58f tot en met 58i gestelde regels in acht kunnen nemen.
2 Indien de besloten plaats een ruimte betreft waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend en Onze Minister van oordeel is dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58d, eerste lid, en 58f tot en met 58i niet in acht kunnen nemen, kan hij een schriftelijke aanwijzing geven aan degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het toelaten tot die plaats van personen. Indien de besloten plaats een ruimte betreft waar geen beroep of bedrijf wordt uitgeoefend, is de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio bevoegd deze aanwijzing te geven.
3 In de aanwijzing geeft Onze Minister onderscheidenlijk de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio met redenen omkleed aan op welke punten de aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58d, en 58f tot en met 58i gestelde regels niet in acht kunnen nemen, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het toelaten tot die plaats van personen, de maatregelen treft.
4 In een spoedeisende situatie kan Onze Minister onderscheidenlijk de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio een bevel geven. Indien het bevel mondeling wordt gegeven, wordt het zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt.
5 Het tweede tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op plaatsen in gebruik ten behoeve van een verkiezing of op andere bij ministeriële regeling aangewezen plaatsen onder bij die regeling gestelde voorwaarden of beperkingen.

Artikel 58l

Bevelen voor besloten plaatsen

Indien door een gedraging of activiteit in of vanuit een besloten plaats, niet zijnde een woning, een ernstige vrees voor de onmiddellijke verspreiding van de betreffende ziekteverwekker ontstaat, kan de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio de bevelen geven die nodig zijn voor de beëindiging van de gedraging of activiteit en de daar aanwezige personen bevelen zich onmiddellijk te verwijderen.

Artikel 58m

Bevelen voor openbare plaatsen

Indien de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio van oordeel is dat de omstandigheden op een openbare plaats zodanig zijn dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58d, eerste lid, en 58f tot en met 58i niet in acht kunnen nemen, of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan hij de bevelen geven die nodig zijn om de naleving van deze artikelen op een openbare plaats te verzekeren.

Artikel 58n

Zorgaanbieders en zorglocaties

1 Een zorgaanbieder draagt zorg voor een zodanige openstelling, inrichting en zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning dat de aanwezige personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn of die geen mantelzorger zijn, de bij of krachtens de artikelen 58d, eerste lid, en 58f tot en met 58i gestelde regels redelijkerwijs in acht kunnen nemen.
2 Een zorgaanbieder kan, indien dit noodzakelijk is om verspreiding van de betreffende ziekteverwekker naar dan wel vanuit een zorglocatie tegen te gaan en de maatregelen die de zorgaanbieder treft op grond van het eerste lid onvoldoende zijn om die verspreiding tegen te gaan, beperkingen of andere voorwaarden stellen aan de toegang van personen tot een zorglocatie door iemand die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken is of die geen mantelzorger is.
3 Indien Onze Minister van oordeel is dat personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn of die geen mantelzorger zijn, de in het eerste lid genoemde regels onvoldoende in acht kunnen nemen, kan hij de zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven. In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten de aanwezige personen de regels niet in acht kunnen nemen, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de zorgaanbieder de maatregelen treft. In een spoedeisende situatie kan Onze Minister een bevel geven. Indien het bevel mondeling wordt gegeven, wordt het zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt.
4 Indien de maatregelen die een zorgaanbieder neemt op grond van het eerste en tweede lid, onvoldoende of onevenredig zijn om verspreiding van de betreffende ziekteverwekker naar dan wel vanuit een zorglocatie tegen te gaan, kunnen bij ministeriële regeling beperkingen of andere voorwaarden worden gesteld aan het door de zorgaanbieder toelaten tot zorglocaties van personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn of die geen mantelzorger zijn, tenzij het belang van de volksgezondheid niet opweegt tegen de belangen van de cliënten en patiënten bij die toegang. In de ministeriële regeling kan onderscheid worden gemaakt tussen zorglocaties of categorieën daarvan.
5 Toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in het tweede of vierde lid houdt in ieder geval geen beperking in van de toegang:
a. van ten minste één familielid of naaste tot een in de zorglocatie verblijvende persoon, behoudens in geval van uitzonderlijke omstandigheden;
b. van familieleden of naasten tot een in de zorglocatie verblijvende persoon van wie de behandelend arts verwacht dat deze op korte termijn zal overlijden;
c. in verband met het horen van een cliënt als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten of het horen van betrokkene als bedoeld in de artikelen 6:1, derde lid, en 7:1, derde lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;
d. van advocaten en cliëntenvertrouwenspersonen als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, advocaten en patiëntenvertrouwenspersonen als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en vertrouwenspersonen als bedoeld in de Jeugdwet;
e. van een geestelijk bedienaar tot een tot zijn geloofsgemeenschap behorende persoon die in de zorglocatie verblijft.
6 De artikelen 58k en 58l zijn niet van toepassing.

Artikel 58o

Bedrijfsmatig personenvervoer

1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het aanbieden of verrichten van bepaalde categorieën van bedrijfsmatig personenvervoer geheel of gedeeltelijk verboden is.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het aanbieden van, de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor bedrijfsmatig personenvervoer binnen Nederland of met een bestemming in Nederland. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen categorieën van bedrijfsmatig personenvervoer, gebieden van waaruit de reiziger vertrekt, waaronder het vertrek vanuit gebieden in het buitenland of het reizen tussen het Europese deel van Nederland, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of categorieën van personen voor wie de regels gelden.