Wet publieke gezondheid (Wpg)


Hoofdstuk V

Bijzondere bepalingen infectieziektebestrijding

§ 5

Maatregelen gericht op gebouwen, goederen en vervoermiddelen

Artikel 47 1 Indien er een gegrond vermoeden bestaat van een besmetting kan de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen controleren op de aanwezigheid van een besmetting, zonodig door het nemen van monsters.
2 In het geval van een besmetting kan de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio:
a. voorschriften van technisch-hygiënische aard geven,
b. terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen ontsmetten, met inbegrip van de vernietiging van vectoren.
3 In het geval van een besmetting waarbij ernstig gevaar dreigt voor de volksgezondheid, kan de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio:
a. gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan sluiten,
b. een verbod uitvaardigen tot het gebruik maken of betreden van vervoermiddelen,
c. waren vernietigen.
4 De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio heft de maatregel op als het gevaar is geweken.
5 De burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio kan een last onder bestuursdwang opleggen aan degene die geen medewerking verleent aan het uitvoeren van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a.

Artikel 47a 1 Ter uitvoering van artikel 6a is Onze Minister bij uitsluiting van de burgemeester bevoegd de volgende maatregelen te nemen:
a. het controleren van terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen op de aanwezigheid van een vector, zo nodig door het nemen van monsters, indien er een aannemelijk risico is op de aanwezigheid van een dergelijke vector,
b. het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard bij de aanwezigheid van een vector, of indien er een aannemelijk risico daarop is,
c. het vernietigen van vectoren op of in terreinen, gebouwen, vervoermiddelen of goederen.
2 Onze Minister kan een last onder bestuursdwang opleggen aan degene die geen medewerking verleent aan het uitvoeren van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b.