Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS)


Hoofdstuk III

Procedure

Afdeling A

Behandeling van buitenlandse verzoeken tot tenuitvoerlegging

Artikel 14 Indien de door de vreemde staat overgelegde stukken naar het oordeel van Onze Minister onvoldoende zijn om op een verzoek tot tenuitvoerlegging een beslissing te nemen, biedt hij de autoriteiten van de verzoekende staat de gelegenheid binnen een door hem te stellen redelijke termijn aanvullende stukken of inlichtingen te verschaffen.

Artikel 15 1 Tenzij Onze Minister reeds aanstonds van oordeel is dat het verzoek om tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, stelt hij het met de daarbij behorende stukken in handen van de officier van justitie in wiens rechtsgebied de veroordeelde zijn woonplaats heeft of zich bevindt.
2 Wanneer een verzoek om voorlopige aanhouding is voorafgegaan worden de stukken toegezonden aan de officier van justitie die in verband met dat verzoek reeds bij de zaak betrokken is geweest.
3 Indien tegen de veroordeelde in Nederland een vervolging gaande is kunnen, in afwijking van het voorgaande, de stukken worden toegezonden aan de officier van justitie die met deze vervolging is belast.
4 Is de veroordeelde een in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak bedoelde persoon, dan zendt Onze Minister de stukken toe aan de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen die ingevolge die wet bevoegd is over die persoon rechtsmacht uit te oefenen.
5 Betreft het verzoek de tenuitvoerlegging van een vermogenssanctie en is de veroordeelde een natuurlijke persoon zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland of een rechtspersoon waarvan het bestuur geen zitting of kantoor houdt in Nederland, of waarvan het hoofd van het bestuur geen vaste woonplaats in Nederland heeft, dan worden de stukken toegezonden aan de officier van justitie in wiens rechtsgebied voorwerpen aanwezig zijn waarop de sanctie tenuitvoer kan worden gelegd. Wanneer een verzoek om inbeslagneming is voorafgegaan worden de stukken toegezonden aan de officier van justitie die dat verzoek in behandeling heeft genomen.
6 Is op grond van de voorgaande leden voorshands geen bevoegde officier van justitie aan te wijzen, dan zendt Onze Minister de stukken toe aan de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.

Artikel 16 Indien de officier van justitie, die het verzoek tot tenuitvoerlegging heeft ontvangen, van oordeel is dat het niet voor inwilliging vatbaar is of dat aanleiding bestaat gebruik te maken van een der in het toepasselijke verdrag omschreven gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging, brengt hij dit oordeel onverwijld vergezeld van zijn advies ter kennis van Onze Minister, die daaromtrent beslist. De officier van justitie deelt de veroordeelde, die krachtens deze wet van zijn vrijheid is beroofd, onverwijld mede op welke dag hij zijn advies aan Onze Minister heeft uitgebracht.