Wet op de rechtsbijstand (WRB)


Hoofdstuk II

De raad voor rechtsbijstand

Afdeling 1

De raad en zijn organen

§ 3

De raad van advies

Artikel 5 1 De artikelen 9, 11 tot en met 14, 18, 20, 21, 23, 39, eerste lid, en 41 van de Kaderwet zijn van overeenkomstige toepassing op de raad van advies, met dien verstande dat:
a. onder bezoldiging of schadeloosstelling als bedoeld in artikel 14 van de Kaderwet wordt verstaan: vacatiegeld; en
b. de raad van advies het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Kaderwet tezamen met het jaarverslag van het bestuur kan uitbrengen.
2 De raad van advies bestaat uit ten hoogste vijf leden, die voor een periode van ten hoogste vier jaren worden benoemd. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

Artikel 6 1 De raad van advies ziet toe op de algemene gang van zaken in de raad en kan Onze Minister daarover adviseren.
2 Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van advies zich naar het belang van de raad, waaronder het belang van de behoorlijke vervulling van de bij of krachtens de wet aan het bestuur opgedragen taken.
3 De raad van advies stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming.