Wet op de rechterlijke organisatie (RO)


Hoofdstuk 2

Rechtspraak

AFDELING 6

RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Paragraaf 2

Taken en bevoegdheden

Artikel 91 1 De Raad is belast met:
a. de voorbereiding van de begroting voor de Raad en de gerechten gezamenlijk;
b. de toekenning van budgetten ten laste van de rijksbegroting aan de gerechten;
c. de ondersteuning van de bedrijfsvoering bij de gerechten;
d. het toezicht op de uitvoering van de begroting door de gerechten;
e. het toezicht op de bedrijfsvoering bij de gerechten;
f. landelijke activiteiten op het gebied van werving, selectie, aanstelling, benoeming en opleiding van het personeel bij de gerechten.
2 Ter uitvoering van de in het eerste lid, onder c en e, genoemde taken is de zorg van de Raad in het bijzonder gericht op:
a. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;
b. huisvesting en beveiliging;
c. de kwaliteit van de bestuurlijke en organisatorische werkwijze van de gerechten;
d. personeelsaangelegenheden;
e. overige materiƫle voorzieningen.

Artikel 92 1 De Raad kan ter uitvoering van de in artikel 91 genoemde taken algemene aanwijzingen geven aan de besturen van de gerechten voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering van de gerechten.
2 Alvorens een aanwijzing te geven stelt de Raad het College van afgevaardigden in de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar te maken. In de motivering van de aanwijzing geeft de Raad aan op welke wijze hij de zienswijze van het College in zijn beoordeling heeft betrokken.
3 Een aanwijzing wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 93 1 Onze Minister kan algemene aanwijzingen geven betreffende de uitvoering van de in artikel 91 genoemde taken door de Raad voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering van de rechterlijke organisatie.
2 Alvorens een aanwijzing te geven als bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister de Raad in de gelegenheid schriftelijk zijn zienswijze kenbaar te maken.
3 Onze Minister deelt de Raad de voorgenomen aanwijzing en de motivering daarvan schriftelijk mede. Onze Minister kan de Raad voor het kenbaar maken van zijn zienswijze een termijn stellen. De zienswijze van de Raad wordt schriftelijk en gemotiveerd gegeven.
4 Indien de zienswijze van de Raad luidt dat de aanwijzing in strijd zal zijn met artikel 109, wordt de aanwijzing niet gegeven.
5 De aanwijzing wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
6 Artikel 8:2, onderdelen a en b, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 94 De Raad heeft tot taak ondersteuning te bieden aan activiteiten van de gerechten die gericht zijn op uniforme rechtstoepassing en bevordering van de juridische kwaliteit.

Artikel 95 1 De Raad heeft tot taak regering en Staten-Generaal te adviseren omtrent algemeen verbindende voorschriften en te voeren beleid van het Rijk op het terrein van de rechtspleging. De adviezen van de Raad worden vastgesteld na overleg met de gerechten.
2 Hoofdstuk 4 van de Kaderwet adviescolleges is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 96 1 Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 94 en 95, treedt de Raad niet in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak.
2 Bij de uitvoering van de overige taken en bevoegdheden, toegedeeld bij of krachtens deze wet, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de Raad ook niet treedt in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in categorieƫn van zaken.

Artikel 96a De Raad stelt een regeling vast voor de behandeling van klachten. Artikel 26, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.