Wet op de economische delicten (WED)
Titel I
Van de economische delicten
Artikel 1 Economische delicten zijn:1°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Aanpassingswet Algemene douanewet, artikel XLIX, eerste lid;
de Algemene douanewet, de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1, voorzover betrekking hebbend op goederen die ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen;
de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 6, eerste lid, eerste volzin, 28, zesde en zevende lid, 28a, zesde lid, 32, en – voor zover aangewezen als strafbare feiten – de artikelen 6, eerste lid, tweede volzin, en 16, tiende lid;
de Arbeidstijdenwet, de artikelen 8:3, 8:3a, zesde lid, en een niet naleven als bedoeld in artikel 11:3;
de Distributiewet, de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 15, tweede, vierde en vijfde lid, 16 en 17;
Drinkwaterwet, de artikelen: 4, eerste lid, 21, 22, 23, 25 tot en met 35, 38, 49 en 51;
de Geneesmiddelenwet, de artikelen 18, eerste lid, 28, eerste lid, 34, 37, derde lid, 38, eerste lid, 39, eerste lid, 40, eerste en tweede lid, 61, eerste lid, 62, eerste en derde lid, 67 en 67a, eerste lid;
de Hamsterwet, de artikelen 3 en 4;
de Landbouwwet, artikel 19;
de Mijnbouwwet, de artikelen 6, 13, 22, vijfde lid, 23, 24b, 24w, 24y, 24z, 24al25, 29, eerste, derde en vierde lid, 31d, eerste lid, 31i, 33, 33a, 34, eerste en derde lid, 36, tweede en derde lid, 39, 41, 42, 44, 44a, eerste en vierde lid, 44b, eerste en derde lid, 44c, eerste, tweede en vierde lid, 45, 45b, 45c, 45d, 45e, 45f, 45g, 45h, 45i, 45j, 45k, 45l, 45m, 45n, 45o, 45p, 45q, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 52g, eerste lid, onderdeel b en derde lid, 91, tweede lid, 97e, eerste lid, 102, 120, 123, 130 en 151;
de Noodwet financieel verkeer, de artikelen 3, 4, 5, 6, 11, 12, 17, 18, 26 en 28, tweede lid;
de Noodwet voedselvoorziening, de artikelen 6, 7, 9, 10, 11, tweede lid, 12, 13, 22, 23, 24, eerste lid, 25 en 29;
de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, de artikelen 8, tweede lid, en 12;
de Prijzennoodwet, de artikelen 5, 6, tweede lid, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - 8 en 9;
de Sanctiewet 1977, de artikelen 2, 7 en 9, voor zover betrekking hebbend op de onderwerpen, bedoeld in artikel 3;
de Spoorwegwet, artikel 96, tweede lid;
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.13, eerste lid, 3.22, 10.1, 10.11, tweede lid, 10.11c, 10.11d, 10.15, eerste lid, 10.17 eerste lid, 11a.1, vijfde en zesde lid, 14a.9, tweede lid, en 18.9;
de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4;
de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de artikelen 2 en 3, eerste lid;
de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 14 en 15;
de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 22, zesde lid;
de Wet arbeid vreemdelingen, artikel 17b, zesde lid;
de Wet dieren, de artikelen 2.2, vijfde lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen a, e en n en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in onderdeel e, 2.7, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, 2.10, tweede tot en met vierde lid, 2.12, 2.17, 2.18, eerste en tweede lid, 2.20, 2.22, eerste en derde lid, 2.25, eerste en derde lid, 3.1, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, d, f, i, j, k, l, m en n, 3.2, 5.1, derde lid, tweede volzin, 5.4, eerste lid, 5.5, eerste lid, 5.6, eerste lid, 5.11, eerste lid, 5.12, eerste lid, 5.15, eerste en vierde lid, 8.4, en artikel 2.8, eerste, derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf, artikel 5.10, eerste lid, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomstartikel 6;
de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, artikel 5, eerste lid;
de Wet lokaal spoor, artikel 49, tweede lid;
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, artikel 18i, zesde lid;
de Wet precursoren voor explosieven, artikel 3, eerste lid;
de Wet ruimtevaartactiviteiten, de artikelen 3, eerste en derde lid, 7, derde lid, en 10;
de Wet strategische diensten, de artikelen 2, eerste, tweede en vierde lid, 3, eerste lid, 4, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, eerste, tweede en derde lid, 8, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, 15 en 22;
de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames, de artikelen 10, eerste lid, 13, vierde lid, 14, vierde lid, eerste volzin, 16, tweede lid, tweede volzin, 17, tweede lid, tweede volzin, 26, eerste lid, 28, vijfde lid, zesde lid, 30, 31, 32, derde lid, eerste volzin, 34, zesde lid, zevende lid en achtste lid, 35, eerste lid, 37, tweede lid, 38, derde lid, 40, eerste lid, tweede lid, vijfde lid, zesde lid en zevende lid, 41, eerste en tweede lid, 42, tweede lid en derde lid, 43, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, derde lid, vierde lid, vijfde lid, 44, eerste lid en vierde lid, vijfde lid, achtste lid, 45, eerste lid, tweede lid, derde en vierde lid, 58, tweede lid;
de de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, de artikelen 2, onder a, 4, tweede lid, en 4a, eerste lid.
2°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Algemene douanewet, de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1, voorzover betrekking hebbend op goederen die niet ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen;
de Bankwet 1998, artikel 9a, eerste tot en met derde lid;
de Bodemproductiewet 1939, artikel 3;
Drinkwaterwet, de artikelen 15 en 17, tweede lid;
de Erfgoedwet, de artikelen 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.22, 4.23 en 4.23a;
de Landbouwwet, de artikelen 17, 18, 20, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 47, en 51;
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.20, eerste tot en met derde lid, 10.8, 10.16, eerste lid, laatste volzin, 13.1, 13.2, 13.2a, 13.2b, 13.4, eerste lid, 13.5 en 13.8;
de verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227), de artikelen 13, tweede lid, 17, eerste en tweede lid en 18, derde lid;
de verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen (PbEG L 309), artikel 2, eerste en tweede alinea, en artikel 5, eerste alinea;
de verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PbEG L 181), artikel 6, eerste lid;
de verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor de circulatie (PbEU 2010, L 339), de artikelen 3 en 4;
de Verordening (EU) nr. 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L 171), de artikelen 29, eerste lid en 34, eerste lid;
de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 17, 18, 19 en 20;
Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173), artikel 27 quater;
de verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168): artikel 3, eerste en derde lid;
de verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79), artikel 9, vierde lid, tweede volzin;
de Wet dieren, de artikelen 2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen f tot en met m en p en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in de onderdelen f tot en met p, en twaalfde lid, 2.3, eerste lid, 2.5, eerste en tweede lid, 2.6, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, 2.7, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van onderdeel a, onder 1°, 2.8, derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdeel f, artikel 2.16, eerste, derde en vierde lid, 2.23, en artikel 2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdelen b, c en d, en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op regels als bedoeld in de onderdelen b, c en d, 2.3, derde en vierde lid, 2.4, eerste, tweede en derde lid, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet explosieven voor civiel gebruik, de artikelen 3, 10 en 17, eerste lid;
de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, 2:3f, eerste lid, 2:3g, eerste lid, 2:3.0a, eerste lid, 2:3.0c, eerste lid, 2:3.0e, eerste lid, 2:3.0f, eerste lid, 2:4, eerste lid, 2:6, eerste lid, 2:8, eerste lid, 2:10a, eerste lid, 2:10e, eerste lid, 2:10f, eerste lid, 2:11, eerste lid, 2:15, tweede lid, 2:16, eerste en derde lid, 2:18, tweede lid, 2:20, 2:25, tweede lid, 2:26, 2:27, eerste lid, 2:36, eerste en tweede lid, 2:40, eerste lid, 2:48, eerste lid, 2:50, eerste lid, 2:54i, eerste lid, 2:54l, eerste lid, 2:54n, eerste lid, 2:54o, 2:55, eerste lid, 2:60, eerste lid, 2:65, 2:69b, eerste en tweede lid, 2:75, eerste lid, 2:80, eerste lid, 2:86, eerste lid, 2:92, eerste lid, 2:96, 2:99a, 2:106a, eerste lid, 2:106.0a, eerste lid, 2:121a, eerste lid, 3:5, eerste lid, 3:6, eerste lid, artikel 3:7, eerste en vierde lid, 3;19a, 3:20a, 3:29a, eerste en tweede lid, 3:29b, 3:29c, eerste lid, 3:30, eerste lid, 3:35, eerste lid, 3:35a, eerste lid, 3:44, eerste lid, 3:51, 3:53, eerste lid, 3:54, derde lid, 3:55, tweede lid, 3:57, eerste en vierde lid3:57a, 3:59, 3:62, tweede lid, 3:63, eerste tot en met derde lid, 3:67, eerste tot en met vijfde lid, 3:67a, 3:68, eerste en derde lid, 3:68a, eerste en tweede lid, artikel 3:69 eerste lid, 3:73a, eerste en tweede lid, 3:74b, eerste en tweede lid, 3:77, 3:88, eerste en tweede lid, 3:89, eerste lid, 3:95, eerste lid, 3:96, eerste lid, 3:97, eerste lid, 3:104, derde lid, 3:132, eerste lid, 3:135, eerste en derde lid, 3:136, eerste lid, 3:137, 3:143, 3:144, eerste lid, 3:155, tweede lid, 3:158, derde en vierde lid, 3:175, derde lid, 3:196, 3:267a, 3:267b, eerste tot en met het derde lid, 3:267h, eerste lid, 3:279, eerste en vierde lid, 3:281, 3:288a, eerste tot en met derde en vijfde lid, 3:288e, eerste lid, 3:288f, eerste lid, 3:288h, tweede en derde lid, 3:288i, eerste lid, 3:296, eerste, tweede, derde, vierde en achtste, 3:297, eerste, tweede en vijfde lid, 3:298, eerste en tweede lid, 4:3, eerste lid, 4:4, eerste lid, 4:4a, 4:24, derde lid, 4:26, eerste lid, 4:27, eerste, tweede en vierde lid, 4:31, eerste tot en met derde lid, 4:37l, eerste en tweede lid, 4:37o, eerste en tweede lid, 4:37s, eerste lid, 4:49, eerste tot en met vierde lid, 4:50, tweede lid, 4:52, eerste lid, 4:53, 4:59c, vierde lid, 4:60, derde lid, 4:62, eerste lid, 4:71, 4:71b, tweede en derde lid, 4:71c, eerste en tweede lid, 4:71d, 4:76a, eerste tot en met derde lid, 4:76b, eerste en tweede lid, 4:90b, vierde tot en met het zesde lid, 4:91a, negende lid, 4:91b, derde en vierde lid, 4:91da, vijfde lid, 4:100c, 5:26, eerste lid, 5:28, tweede lid, 5:30, 5:32, eerste en vierde lid, 5:32d, eerste lid, 5:34, eerste en tweede lid, 5:35, eerste tot en met vierde lid, 5:36, 5:38, eerste, tweede en derde lid, 5:39, eerste en tweede lid, 5:40, 5:41, eerste en tweede lid, 5:42, 5:43, eerste en tweede lid, 5:48, derde tot en met achtste lid, 5:68, eerste lid, 5:79;
de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, de artikelen 3, 4, 6, derde lid, en 8;
de Wet giraal effectenverkeer, de artikelen 49b, vierde en vijfde lid, artikel 49da, eerste, tweede, derde en vijfde lid, artikel 49db, eerste, tweede en derde lid en artikel 49dc;
de Wet kinderopvang, de artikelen 1.45 en 1.66;
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, artikel 11i, tweede lid;
de Wet laden en lossen zeeschepen, artikel 19, tweede tot en met vijfde lid;
de Wet marktordening gezondheidszorg, de artikelen 25, tweede lid, 3535a, 35b, 36, eerste en tweede lid, 38, eerste, tweede en vierde lid, 40, eerste, tweede en derde lid, 40a, 40b, 60, 63 en 66, eerste lid, alsmede de regels, vastgesteld krachtens de artikelen 36, derde lid37, eerste lid, 38, zevende lid, 40, vierde lid, en 4546;
de Wet op het notarisambt, artikel 127, tweede lid;
de Wet precursoren voor explosieven, de artikelen 4, vijfde lid, en 9, eerste lid;
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de artikelen 2, 2a, 3, eerste lid, 4, eerste lid, 5, eerste tot en met derde lid, 8, 9, eerste lid, artikel 10b, eerste, tweede, derde en vierde lid, 10c, 16, 17, tweede lid, 23, eerste, tweede en vierde lid, 23a, 23b, 23e, 23g, 23h, 23i, 23j, 28, 33, 34 en 38;
de Wet toezicht accountantsorganisaties, de artikelen 5, eerste lid, 6, derde lid, 21a en 29a;
de Wet toezicht trustkantoren 2018, 3, 3a, 4, 5, 6, derde lid, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 23a, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 67 en 68 van deze wet en artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
Wet voorkoming misbruik chemicaliën, artikel 2, onder b;
de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, de artikelen 39, 40, 41, 42, 46, 48, derde lid, 48a, 57 tot en met 60, 85 en 87.
3°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Elektriciteitswet 1998, artikel 86i, eerste lid;
de Gaswet, artikel 66h, eerste lid;
de Prijzenwet, de artikelen 2, 3, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - 11;
de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), artikel 11;
de Warenwet, artikel 21, tweede lid, 27, tweede lid, 30, derde lid, en 32g, tweede lid;
de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 5:70, eerste lid, 5:72, 5:74, eerste en vierde lid, 5:76 en 5:77;
de Wet luchtvaart, artikel 6.52;
de Wet op de kansspelen, de artikelen 1, eerste lid, onder a, b en d, 7c, tweede lid, 13, 14, 27, 30b, eerste lid, 30h, eerste lid, 30m, eerste lid, en 30t, eerste, tweede en vijfde lid;
de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 7, 76, eerste lid, en 76e, tweede en derde lid;
de Woningwet, artikel 29a.
4°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Alcoholwet, de artikelen 2, 2a, 3, 4, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vijfde lid, 20a, tweede tot en met vierde lid, 21, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, 25a tot en met 25g, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, en 38;
de Binnenvaartwet, de artikelen 5, eerste lid, 6, eerste lid en zesde lid, 7, eerste lid, 8, derde lid, 10, tweede lid, 11, 12, 13, vierde lid, 17, vijfde lid, 21, eerste lid, 22, negende lid, 23, eerste lid, 25, vierde lid en vijfde lid, 28, zevende lid, 31, vierde lid, 33, tweede lid, 36, vierde lid, 37, tweede lid, 39c, derde lid, 39e, en 43, tweede lid, voor zover deze overtredingen niet strafbaar zijn op grond van artikel 32 van de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161);
het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, artikel 8;
Drinkwaterwet, de artikelen 14, 36, 37, 42, eerste lid, 43, 44 en 47;
de Handelsregisterwet 2007, de artikelen 27 en 47;
de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies, de artikelen 11, eerste, tweede en vijfde lid, en 12;
de Landbouwkwaliteitswet, de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, tweede lid;
de Landbouwuitvoerwet 1938, de artikelen 2, 4 en 7;
de Luchtvaartwet, de artikelen 37ab, derde lid, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, tweede lid, of 37r;
de Metrologiewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste, tweede en vijfde lid, tweede volzin, 23a, 23b, 24, eerste, tweede en derde lid, en vierde lid, tweede volzin, 25, 25a, 26 en 36;
de Plantgezondheidswet, de artikelen 8, derde lid, 13, tweede lid, 15, vierde lid, 20, tweede lid, 24, derde lid en 25;
de Reconstructiewet concentratiegebieden, de artikelen 36, eerste en derde lid, en 47, eerste lid;
de Scheepvaartverkeerswet, artikel 4, voor zover het de melding van de met het schip vervoerde lading betreft;
de Spoorwegwet, de artikelen 26a, eerste en tweede lid, 26c, vierde lid, 26h, zesde lid, 26k, eerste en zesde lid, 26l, 26q, eerste en tweede lid, 26s, tiende lid, 27, tweede lid, onderdelen a tot en met c, 27a, eerste lid, in verbinding met het derde lid, 36, tweede lid, 37, 53, 74a, alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – overtredingen van de voorschriften krachtens de hoofdstukken 2a, 3 en 4, met uitzondering van artikel 64, tweede lid, en 65, eerste lid, gegeven;
de Tabaks- en rookwarenwet, de artikelen 2, 3, 3a, 3b, 3c, 3e, 4a, 4b, 4c, 4h en 4i, 5, 5a, 7, 8, 9, 9a, 10, 11, 17a en 18;
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.9, 5.4, eerste en tweede lid, 5.6, tweede en derde lid, 7.7, derde en vierde lid, 10.12, 10.13, 13.4, tweede, derde en vierde lid, 18.2, voor zover het bevoegdheden betreft van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, 18.7, 18.12, voor zover het bevoegdheden betreft van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, en 18.17, eerste en derde lid;
de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de artikelen 4 tot en met 8;
de Verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEU L 207), artikel 11, vierde lid;
de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1), artikel 7, tweede alinea, onder i, en artikel 25, eerste alinea, letters a, c, d en e, en tweede alinea;
de Verordening (EG) Nr. 2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG L 294), artikel 12, vierde lid;
de Waarborgwet 2019, de artikelen 2 en 40, eerste lid, en de hoofdstukken 4 en 5;
de Warenwet, de artikelen 1a, 4 tot en met 11, 11a, 13 tot en met 20, 21, eerste lid, 21b24, vijfde lid, 26, tweede lid, 27, eerste lid, laatste volzin, 31 en 32k;
de Wedervergeldingswet zeescheepvaart, de artikelen 2, eerste lid, 5, 9, derde lid, 10, eerste lid, 11c, eerste en tweede lid, 11d en 17;
de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, de artikelen 11, 12, 18, eerste lid, 20, 22 , 23, 24 en 26, tweede lid;
de Wet agrarisch grondverkeer, de artikelen 61en 64, derde lid;
de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, artikel 6 alsmede - voor zover aangeduid als strafbare feiten - overtredingen van voorschriften krachtens die wet gegeven;
de Wet op de sociaaleconomische Raad, - voor zover aangewezen als strafbare feiten - artikel 32;
de Wet op het consumentenkrediet, de artikelen 47 en 48, tweede lid;
de Wet dierenartikelen 2.2, zevende lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende lid, onderdeel q, 2.6, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, onder 1°, b, c, d, e en f en het derde lid, 2.7, derde lid, 2.13, 3.1, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, e, g en h, 5.10, eerste lid, 10.2 of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet explosieven voor civiel gebruik, de artikelen 7a, 7b, 14, 15, derde lid, 16, 21 en 21a;
de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst, de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid;
de Wet havenstaatcontrole, de artikelen 12, eerste, derde en vierde lid, en 13, eerste tot en met derde lid;
de Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen, de artikelen 2 en 3, eerste lid;
de wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer), artikel V;
de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie, de artikelen 10, 11, tweede en derde lid, 12, 13, 16, tweede tot en met vijfde lid, 18, eerste en tweede lid, en 33, tweede en derde lid;
de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken, de artikelen 2, tweede en derde lid, en 15;
de Wet kabelbaaninstallaties, artikelen 31, 32 en 33;
de Wet kwaliteit incassodienstverlening, artikel 4;
de Wet laden en lossen zeeschepen, de artikelen 7, 8, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, 9, derde lid, 10, 11, eerste lid, 12, 13, 14, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, 24, zevende lid, en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – artikel 24, eerste tot en met derde lid;
de Wet lokaal spoor, de artikelen 26, eerste lid, onderdelen a en c, 27, zevende lid, 32, eerste, vijfde en zevende lid, 33, eerste lid, 35, eerste en derde lid, 37, eerste en tweede lid, 39 en 40, eerste lid;
de Wet luchtvaart, de artikelen 4.1, eerste en derde lid, alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – overtredingen van voorschriften krachtens hoofdstuk 4 van die wet gegeven;
de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen, artikelen 2, 3 en 5, vierde lid;
de Wet op de loonvorming, artikel 10, vijfde lid;
de Wet op de ondernemingsraden, de artikelen 26, zesde lid, en 36, vijfde lid;
de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, de artikelen 2 en 5, tweede en vierde lid;
de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 8, 12 en 13, 19, eerste en tweede lid, 30, derde lid, 39, eerste lid, 43a, vierde lid, 51, 76, derde lid, 76e, eerste lid, 85 alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – 8, 9, vijfde lid, 76, derde, vijfde en zesde lid, – voor zover in laatstbedoeld lid wordt verwezen naar andere bepalingen dan artikel 11, tweede en derde lid, – 77, 78, 79, 80, 82a, 82b, 83 en 104;
de Wet pleziervaartuigen 2016, artikel 12, met uitzondering van het tweede lid en het vijfde lid, onderdeel b;
de Wet precursoren voor explosieven, de artikelen 8, eerste lid, en 9, vierde lid;
de Wet ruimtevaartactiviteiten, artikelen 11, tweede en vierde lid;
de Wet schadefonds olietankschepen, de artikelen 5, eerste lid, en 8;
de Wet scheepsuitrusting 2016, artikel 22, met uitzondering van het eerste en vijfde lid, onderdelen a en d;
de Wet inzake spaarbewijzen, de artikelen 3, tweede en derde lid, en 3a, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - artikel 2;
de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen, artikel 1;
de Wet ter Bescherming Koopvaardij, artikelen 3, eerste en tweede lid, en 12, derde lid;
de Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma, de artikelen 3, eerste en tweede lid, 6, derde lid, 10, eerste lid, en 11, tweede lid, alsmede artikel 9 juncto artikel 3, eerste of tweede lid, of 6, derde lid;
de Wet tot uitvoering van de Verordening No. 11 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap, de artikelen 2 en 3;
de Wet op bijzondere medische verrichtingen, de artikelen 2, 3, 4, 6a en 9;
de Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen, de artikelen 3 juncto 8, eerste lid, 4, 5, 7, 9, tweede en vierde lid, 11 en 12;
de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal, de artikelen 3, 3a, 4, eerste en derde lid, 5, 7, eerste of derde lid, 8, 8a, 8b, 9, eerste lid, 10, vierde lid, 12, eerste lid, 20, 21 en 22, tweede lid;
de Wet verbod pelsdierhouderij, de artikelen 2, 3, eerste tot en met derde lid, en 4;
de Wet vervoer over zee, de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste en derde lid, 4, eerste, tweede en vierde lid, 7, 9, 10, derde lid, 12, eerste lid, 15, 17, 18, eerste lid, 20, eerste lid, 23, 25, 30 en 31;
de Wet verzekering zeeschepen, artikel 3, eerste lid;
de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, artikel 2, onder c;
de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012, de artikelen 4, vierde lid, 7, eerste lid, onder b, 16, tweede, derde en vijfde lid, 18, 19, zesde lid, 29 en 30;
de Wet wegvervoer goederen, de artikelen 2.2, eerste, derde, vijfde en achtste lid, 2.3, eerste, derde, vijfde en zesde lid, 2.5, 2.6, 2.7, 2.11, 2.13 en 2.14 alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – artikel 2.3, vierde lid;
de Wet van 28 juni 1989, Stb. 245, tot uitvoering van de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1), artikel 3, vierde lid;
de Wet van 19 december 1991, Stb. 710, tot aanpassing van de wetgeving aan de twaalfde richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht, artikel IV, eerste en tweede lid, eerste en tweede volzin;
het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen), – voor zover van toepassing of van overeenkomstige toepassing op stichtingen en verenigingen als bedoeld in artikel 360, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, Europese naamloze vennootschappen, Europese economische samenwerkingsverbanden, Europese coöperatieve vennootschappen of formeel buitenlandse vennootschappen als bedoeld in de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen – de artikelen 10, eerste lid, 19, vijfde lid, tweede volzin, 19b, eerste lid, 56, tweede lid, 61, onder b en d, 63b, 75, 76a, tweede lid, 85, 91a, 94b, vierde lid, 94c, vijfde lid, 96, derde en vierde lid, 96a, zevende lid, tweede volzin, 105, vierde lid, laatste zin, 120, vierde lid, 153, 154, derde lid, 186, 194, 230, vierde lid, 263, 264, derde lid, 290, 359b, vijfde lid, 362, zesde lid, laatste zin, 391a, tweede lid, 393, eerste lid, 394, derde lid, 395, 451, tweede lid, 452, vierde lid en 455, tweede lid;
Boek 3 (Vermogensrecht) van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 15d, eerste en tweede lid, artikel 15e, eerste en tweede lid, en artikel 15i;
de Winkeltijdenwet, de artikelen 2, 3, derde lid, 6, tweede lid, en 8, tweede lid;
de Wet zeevarenden, de artikelen 56, 57, 57a, 58, 59, 59a, 60, 60a, 64, voor zover aangeduid als strafbaar feit, en 69e, eerste lid.
5°. de delicten, genoemd in de artikelen 26, 33 en 34.
Artikel 1a Economische delicten zijn eveneens:
1°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Kernenergiewet, de artikelen 15, 15f, eerste en zesde lid, 21, 21a, 21e, eerste lid, 29, eerste lid, 31, 32, eerste lid, 34, eerste, vijfde en zesde lid, 37b, 38a, 46, eerste lid, 47, eerste lid, 49b, eerste lid, 49d, 75, tweede lid, en 76a;
de Luchtvaartwet, artikel 37x, eerste lid;
de Meststoffenwet, de artikelen 7, 14, eerste lid, 19, eerste of tweede lid, 20, eerste of derde lid, 21, eerste lid, 21b, eerste lid, 22, derde lid, 22a, derde lid, 26, zesde lid, 33a, eerste, vierde, vijfde of zevende lid, en 33d;
de Omgevingswet, de artikelen 1.7a, 4.1, eerste lid, voor zover dat voorschrift is gesteld in een waterschapsverordening of een omgevingsverordening met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu, het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, het beschermen van de doelmatige werking van een zuiveringtechnisch werk, of het beschermen van monumenten of archeologische monumenten, 4.3, eerste lid, aanhef en onder b, c, f, h, i en n, tweede lid, aanhef en onder a en b, en derde lid, aanhef en onder b, c en d, 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover dat verbod is gesteld met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu, het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, het beschermen van de doelmatige werking van een zuiveringtechnisch werk, of het beschermen van monumenten of archeologische monumenten, b en d, en tweede lid, aanhef en onder b, c, f en g, 5.3, voor zover dat voorschrift is gesteld met het oog op het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen of het beschermen van de doelmatige werking van een zuiveringtechnisch werk, 5.4, voor zover dat voorschrift is gesteld met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu, het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, het beschermen van de doelmatige werking van een zuiveringtechnisch werk, of het beschermen van monumenten of archeologische monumenten, 5.5, eerste lid, vierde lid, aanhef en onder a, en vijfde lid, aanhef en onder a, 5.37, eerste lid, 5.52, tweede lid, aanhef en onder a, in verbinding met artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover dat verbod is gesteld met het oog op het beschermen van monumenten of archeologische monumenten, b en d, en tweede lid, aanhef en onder b, c en f, en artikel 5.5, eerste lid, vierde lid, aanhef en onder a, en vijfde lid, aanhef en onder a, 18.8, 18.16a, eerste lid, 18.16b, tweede lid, 19.3, tweede lid, 19.4, eerste en tweede lid, 19.9 in verbinding met 19.3, tweede lid, 19.9b, derde lid, in verbinding met 19.3, tweede lid, en 19.9c, eerste en tweede lid, in verbinding met artikel 19.4, eerste en tweede lid, 19.12, eerste en tweede lid, 19.18, tweede en derde lid, en 23.3, vijfde en zesde lid;
de Visserijwet 1963, de artikelen 3a, voor zover de overtreding van die voorschriften in de EU-verordening ter uitvoering waarvan zij strekken als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, 5, eerste lid, 7, eerste lid, voor zover wordt gevist anders dan met de hengel of de peur, en 21, eerste lid, voor zover wordt gevist anders dan met de hengel of de peur, dan wel overtreding van voorschriften verbonden aan op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, tweede lid, en 21, tweede lid, van de Visserijwet 1963 verleende schriftelijke toestemmingen en huurovereenkomsten;
de Wet bestrijding maritieme ongevallen, de artikelen 5, eerste, tweede en derde lid, 6, 9, eerste lid, onder a en b, 15, 17, eerste en tweede lid, 26, 32, eerste en tweede lid, en 35, tweede lid;
de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: de artikelen 2a, 19, 20, eerste lid, 21, 22, 28, tweede lid, 37, derde lid, 38, derde lid, 39, 43, 74, 79 tot en met 81, 87, zesde lid, en 118;
de Wet implementatie Nagoya Protocol, de artikelen 2, eerste lid, en 6, vierde lid;
de Wet luchtvaart, de artikelen 6.51, eerste lid, 6.54, vierde lid, 6.55, eerste lid en 6.58, tweede lid, alsmede - voorzover aangeduid als strafbare feiten - overtredingen van voorschriften krachtens titel 6.5 van die wet gegeven;
de Wet milieubeheer, de artikelen 2.5, 8.40, eerste lid, 9.2.1.2, 9.2.1.5, 9.2.2.1, 9.2.2.6, 9.2.2.6a, 9.3.1, 9.3.3, eerste lid, 9.3a.3, eerste lid, 9.5.8, zesde lid, 9.7.2.3, 9.7.2.5, 9.7.4.2 tot en met 9.7.4.5, 9.7.4.10, 9.7.4.12, 9.7.4.13, 9.8.2.3, of 9.8.2.5, 10.1, 10.2, eerste lid, 10.37, eerste lid, 10.39, eerste lid, 10.45, eerste lid, onderdeel b, 10.47, eerste lid, 10.54, eerste lid, 10.56, eerste en tweede lid, 10.57, 10.60, eerste, tweede, derde en vierde lid, 16.5, 16.13, 16.13 in verbinding met artikel 16.39h, 16.13a, 16.14, 16.14 in verbinding met 16.39ae, 16.19, 16.20c, tweede lid, 16.21, 16.21 in verbinding met artikel 16.39h, 16.39z, 16.39ab, derde lid, 16.39ad, 16.39k, 17.4, eerste lid, 17.12, eerste lid, 17.13, eerste lid, 17.5b, 17.5c, tweede lid, en 17.5d in verbinding met 17.5b en 17.5c, tweede lid, 18.5, eerste lid, 18.5a, eerste lid, 18.6, eerste lid, en 17.19, vijfde lid, en 18.18;
de Wet publieke gezondheid, artikel 47a, eerste lid, onder b;
de Wet veiligheidsregio’s, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – de artikelen 48, eerste en zesde lid, en 50, tweede en derde lid;
de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de artikelen 4, 5, 10, 19, 26, eerste lid, 27, zesde lid, 28 en 29, vierde lid;
de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de artikelen 5, eerste lid, 6d, vierde lid, 12, eerste lid, tweede lid, onderdelen a en b, vierde, zesde, zevende en achtste lid, 12a, tweede lid, 12b, eerste en tweede lid, 12c, eerste lid, 12e, eerste lid, 13, 13a, eerste, tweede, derde en vierde lid, 23, eerste, tweede en vierde lid, 35, derde lid, en 36a, eerste lid;
de Wet windenergie op zee, de artikelen 4, 7, 9, 12 en 15;
2°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Erfgoedwet, de artikelen 5.1, eerste lid, en 5.10, eerste lid;
de Kernenergiewet, de artikelen 14, 22, eerste lid, 26, tweede lid, 28, 33, eerste lid, 37, eerste lid, 39, 67, eerste en vierde lid, 68 en 76, derde lid;
de Omgevingswet, de artikelen 2.45, eerste en derde lid, 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, d, e, j, l, m en o, en tweede lid, aanhef en onder c, met uitzondering van voorschriften als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder l, in samenhang met artikel 4.32, tweede lid, aanhef en onder c en derde lid, aanhef en onder a, 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, in overige gevallen dan bedoeld onder categorie 1°, c en e, en tweede lid, aanhef en onder a, d en e, 5.5, tweede lid, 5.6, 5.52, tweede lid, aanhef en onder a, in verbinding met artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, en tweede lid, aanhef en onder a, d, en e, en 5.5, tweede lid, 10.10b, eerste lid, en 23.1, eerste lid;
de Wegenverkeerswet 1994, artikel 20g, de krachtens artikel 29 en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen en de artikelen 20ga, 29a, 30, 30a en 33;
de Wet bescherming Antarctica, de artikelen 3, eerste lid, 3a, eerste en vierde lid, 5, 6, eerste en tweede lid, 7a, eerste en tweede lid, 8, 24a, 25, eerste en tweede lid, 25b, eerste lid, 25c, tweede lid, 25f, eerste lid, 29 en 30;
de Wet milieubeheer, de artikelen 8.42a, eerste lid, 8.43, 9.2.1.3, 9.2.1.4, 9.2.2.2, 9.2.3.2, 9.2.3.4, 9.2.3.5, tweede lid, 9.3.3, tweede en derde lid, 9.3a.3, tweede en derde lid, 9.4.4 tot en met 9.4.7, 9.4.9, 9.5.1, 9.5.2, 9.5.4, 9.5.610.29, eerste lid, 10.38, 10.40, eerste en tweede lid, 10.40a, tweede lid, 10.41, eerste en tweede lid, 10.42, eerste lid, 10.43, eerste lid, 10.44, eerste en derde lid, 10.45, eerste lid, onderdeel a, 10.46, eerste lid, 10.48, derde lid, 10.55, 10.60, vijfde lid, onder a, onder b, in verbinding met onderdeel a, en onder c, 11A.2, eerste, derde en vierde lid, 11A.3, aanhef en onderdeel b, 15.32, eerste en tweede lid, 17.12, tweede lid, en 17.13, tweede en zesde lid, 17.5a, eerste lid, en 17.5d, in verbinding met 17.5a, eerste lid;
de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de artikelen 6, vierde lid, onderdeel b, 6a, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste en tweede lid, 12a, eerste lid, 12d, eerste lid, en 12e, tweede lid;
de Woningwet, de artikelen 14a, 119, tweede lid, 119a, tweede lid, en 120, tweede lid;
3°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Kernenergiewet, de artikelen 4, eerste lid, 36, eerste lid, en – voor zover aangeduid als strafbare feiten – 73;
de Meststoffenwet, de artikelen 4, 5, 5a, 6, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 15, 16, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid, en 40;
de Omgevingswet, de artikelen 2.38, 2.40, eerste lid, 4.1, eerste lid, in overige gevallen dan bedoeld onder 1°, 4.3, eerste lid, aanhef en onder g, k en p, en vierde lid, met uitzondering van voorschriften als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder k, in samenhang met artikel 4.31, tweede lid, onder a, 5.1, eerste lid, aanhef en onder f en g, 5.3, in overige gevallen dan bedoeld onder categorie 1°, 5.4, in overige gevallen dan bedoeld onder categorie 1°, 5.5, derde lid, vierde lid, aanhef en onder b, en vijfde lid, aanhef en onder b, 5.37, tweede lid, 8.5, 10.2, 10.3, 10.6 tot en met 10.10, 10.10c tot en met 10.10h, 10.13 tot en met 10.15, 10.16, eerste en tweede lid, 10.17, 10.18, 10.19, eerste en tweede lid, 10.19a, 10.20, 10.21, eerste lid, 10.24, 10.25, 10.27, eerste en tweede lid, 20.3 en 20.6;
de Visserijwet 1963, de artikelen 2a, eerste en tweede lid, 3 en 3a, voor zover de overtreding van die voorschriften in de EU- verordening ter uitvoering waarvan zij strekken niet als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, 4, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 7, eerste lid, voor zover wordt gevist met meer dan twee hengels of de peur, 9, eerste, derde, vierde en zevende lid, 16 en 21, eerste lid, voor zover wordt gevist met de hengel of de peur, dan wel overtreding van voorschriften, verbonden aan op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, tweede lid, en 21, tweede lid, van de Visserijwet 1963 verleende schriftelijke toestemmingen en huurovereenkomsten;
de Wet bescherming Antarctica, de artikelen 19, tweede lid, en 33;
de Wet dieren, artikelen 2.18a, 3.3 tot en met 3.7, al dan niet in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: de artikelen 20, tweede en derde, lid, 28, eerste lid, onderdeel e, 29, 45, 71, 72, 73, 75, 76, 77, 78, tweede lid, en 115;
de Wet luchtvaart, de artikelen 6.60, eerste lid, 6.61, tweede lid, 6.61a, en 6.62, tweede lid;
de Wet milieubeheer, de artikelen 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 10.60, zesde lid, onder a en onder b, in verbinding met onderdeel a, en zevende lid, onder a, onder b, in verbinding met onderdeel a, en onder c en 15.53;
de Wet van 13 mei 1993, Stb. 283, tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer (afvalstoffen), artikel VII, voor zover het betreft gemeentelijke verordeningen, vastgesteld krachtens artikel 2 van de Afvalstoffenwet;
de Wet vervoer gevaarlijke stoffen: de artikelen 47 en 48, tweede lid;
de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, artikel 12, tweede lid, onderdeel c.
Artikel 2 1 De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 1° en 2°, en artikel 1a, onder 1° en 2°, zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan; voor zover deze economische delicten geen misdrijven zijn, zijn zij overtredingen.
2 In afwijking van het eerste lid zijn overtredingen van voorschriften, gesteld krachtens artikel 15, tweede lid, van de Distributiewet, overtredingen, terwijl overtredingen van andere voorschriften, gesteld krachtens de Distributiewet, overtredingen zijn, voor zover deze wet in werking is getreden op grond van artikel 2 van de Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma.
3 De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 3°, zijn misdrijven of overtredingen, al naar gelang zij in de desbetreffende voorschriften als misdrijf dan wel als overtreding zijn gekenmerkt.
4 De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 4°, en artikel 1a, onder 3°, zijn overtredingen.
5 De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 5°, zijn misdrijven.
Artikel 3 Deelneming aan een binnen het Rijk in Europa gepleegd economisch delict is strafbaar ook indien de deelnemer zich buiten het Rijk aan het feit heeft schuldig gemaakt.
Artikel 4 Waar in deze wet in het algemeen of in het bijzonder wordt gesproken van een economisch delict, dat een misdrijf oplevert, wordt medeplichtigheid aan en poging tot zodanig delict daaronder begrepen, voor zover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.