Wet op de economische delicten (WED)


Artikel 35 1 Rechtshandelingen in strijd met het bepaalde in de artikelen 33 en 34 zijn nietig.
2 Op de nietigheid kan geen beroep worden gedaan ten nadele van hem, die van de oplegging van de straf, de maatregel of de voorlopige maatregel onkundig was, tenzij hij ernstige reden had het bestaan er van te vermoeden.
3 Ten aanzien van de echtgenoot of geregistreerde partner, de bloed- of aanverwanten tot in de derde graad en de personen in dienst van degene, te wiens laste de straf, de maatregel of de voorlopige maatregel is uitgesproken, wordt aangenomen, dat zij ernstige reden hebben gehad de oplegging van de straf, de maatregel of de voorlopige maatregel te vermoeden, behoudens tegenbewijs.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-01-1998 wijziging Stb 1997 660 (pdf) 25407 MvT (web) MvT (pdf)
01-05-1951 nieuwe-regeling Stb 1950 K 258 603 MvT (pdf)