Wet op de economische delicten (WED)


Artikel 23 1 De opsporingsambtenaren zijn bevoegd in het belang van de opsporing vervoermiddelen te onderzoeken met het oog op de naleving van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 1 en 1a, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
2 Zij zijn bevoegd in het belang van de opsporing vervoermiddelen waarmee naar hun redelijk oordeel zaken worden vervoerd op hun lading te onderzoeken met het oog op de naleving van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 1 en 1a, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
3 Zij zijn bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met het oog op de naleving van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 1 en 1a, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
4 Zij zijn bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
5 De kosten van overbrenging komen ten laste van de betrokkene, indien een strafbaar feit wordt vastgesteld.
6 De in dit artikel genoemde bevoegdheden kunnen tevens worden uitgeoefend jegens personen, die zaken vervoeren.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-01-1998 wijziging Stb 1997 580 (pdf) 25464 MvT (web) MvT (pdf)
15-05-1995 wijziging Stb 1995 227 (pdf) 23855 MvT (pdf)
30-06-1969 wijziging Stb 1969 232 (pdf) 9608 MvT (pdf)
01-05-1951 nieuwe-regeling Stb 1950 K258 603 MvT (pdf)