Wet op de economische delicten (WED)
Artikel 21 1 De opsporingsambtenaren zijn bevoegd in het belang van de opsporing zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
2 Zij zijn bevoegd daartoe verpakkingen te openen.
3 Zij nemen op verzoek van de belanghebbende indien mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.
4 Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.
5 De genomen monsters worden voor zover mogelijk teruggegeven.
6 De belanghebbende wordt op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-01-1998 | wijziging | Stb 1997 580 (pdf) | 25464 | MvT (web) MvT (pdf) |
30-06-1969 | wijziging | Stb 1969 232 (pdf) | 9608 | MvT (pdf) |
01-05-1951 | nieuwe-regeling | Stb 1950 K258 | 603 | MvT (pdf) |