Wet Nationale ombudsman (WNo)


Hoofdstuk I

Begripsbepalingen en toepassingsbereik

Artikel 1 Deze wet verstaat onder:
a. ombudsman: de Nationale ombudsman, bedoeld in artikel 2;
b. Kinderombudsman: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman, bedoeld in artikel 9, eerste lid;
c. veteranenombudsman: de ombudsman voor zover hij optreedt als bedoeld in hoofdstuk IIB, of de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid;
d. ambtenaar: een ambtenaar, een gewezen ambtenaar, personen genoemd in artikel 3, onderdelen a, c, d, e en f, van de Ambtenarenwet 2017 en in artikel 1, onderdeel b, onder 7°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, ook na beëindiging van de aanstelling, alsmede andere personen werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, ook na het beëindigen van de werkzaamheden;
e. openbare lichamen: openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 1a 1 Deze wet is van toepassing op de gedragingen van de volgende bestuursorganen:
a. Onze Ministers;
b. bestuursorganen van provincies, gemeenten, openbare lichamen, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen, tenzij voor die bestuursorganen een eigen voorziening voor de behandeling van verzoekschriften is ingesteld op grond van respectievelijk artikel 79q van de Provinciewet, artikel 81p van de Gemeentewet, artikel 107 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 51b van de Waterschapswet of artikel 10, vierde lid, artikel 41, eerste lid, onder a, artikel 50a, eerste lid, onder a, artikel 52, eerste lid, onder a, artikel 62, onder a, artikel 74, eerste lid, onder a, artikel 84, eerste lid, onder a, en artikel 126, onder b, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
c. bestuursorganen aan welke bij of krachtens wettelijk voorschrift een taak met betrekking tot de politie is opgedragen, voor zover het de uitoefening van die taak betreft;
d. bestuursorganen van provincies, gemeenten, openbare lichamen, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen voor zover het de gedragingen van voor hen werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren betreft;
e. andere bestuursorganen, daaronder mede begrepen bestuursorganen in de openbare lichamen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
2 Een gedraging van een ambtenaar, verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aangemerkt als een gedraging van het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is.
3 Op een gedraging van het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, is deze wet slechts van toepassing voor zover het gaat om een gedraging van een ambtenaar die behoort tot het in artikel 18 van die wet bedoelde bureau.

Artikel 1b 1 Indien de ombudsman een besluit als bedoeld in artikel 79q, tweede of derde lid, van de Provinciewet, artikel 81p, tweede of derde lid, van de Gemeentewet, artikel 107, tweede of derde lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba artikel 51b, tweede of derde lid, van de Waterschapswet of artikel 10, vierde lid, artikel 41, eerste lid, onder a, artikel 50a, eerste lid, onder a, artikel 52, eerste lid, onder a, artikel 62, onder a, artikel 74, eerste lid, onder a, artikel 84, eerste lid, onder a, en artikel 126, onder b, van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft ontvangen, bevestigt hij onverwijld de ontvangst daarvan.
2 De ombudsman registreert de provincies, gemeenten, openbare lichamen, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen met een eigen voorziening als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onder b. Hij maakt deze registratie openbaar.

Artikel 1c 1 Provincies, gemeenten, openbare lichamen, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onder b, zijn een vergoeding verschuldigd ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan de behandeling van verzoekschriften ten aanzien van hun bestuursorganen door de ombudsman. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt de vergoeding vast.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:
a. de berekening van de te betalen vergoeding;
b. de wijze van betaling van de verschuldigde vergoeding;
c. het tijdstip waarop de verschuldigde vergoeding dient te zijn voldaan.

Artikel 1d De artikelen 1b en 1c zijn niet van toepassing op de Kinderombudsman of de Veteranenombudsman, voor zover die als zodanig optreedt.