Hoofdstuk 20
Inwerkingtreding en rechtsbescherming
Artikel 20.1 1 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op een beroep tegen een besluit op grond van deze wet of tegen besluiten als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid, binnen twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn. In afwijking van de eerste volzin beslist de Afdeling op een beroep tegen een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid, of een gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.31, eerste lid, binnen veertig weken na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen eerstbedoeld besluit.2 Het beroep tegen een gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.31, eerste lid, kan uitsluitend worden ingesteld door een belanghebbende die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door de wijzigingen die ten opzichte van het oorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit zijn aangebracht. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
3 In afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het instellen van beroep tegen een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid, aan met ingang van de dag na die waarop in de Staatscourant een mededeling is gedaan als bedoeld in artikel 16.30a, eerste lid, dan wel met ingang van de dag na die waarop het gewijzigde nationale toewijzingsbesluit overeenkomstig artikel 16.30a, derde lid, tweede volzin, in verbinding met artikel 16.30, vierde lid, in de Staatscourant is bekendgemaakt. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het instellen van beroep tegen een gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.31, eerste lid, vier weken.
4 In afwijking van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het beroep tegen het nationale toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid, geacht mede gericht te zijn tegen het gewijzigde nationale toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.31, eerste lid.
Artikel 20.2 Het beroep tegen een beschikking omtrent het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 17.10, derde lid, artikel 17.12, vierde lid, of artikel 17.13, vijfde lid, kan ook worden ingesteld door degenen die milieuschade dreigen te lijden.
Artikel 20.2a Vervallen
Artikel 20.3 1 Een besluit op grond van:
deze wet;
de artikelen 34, 39, eerste lid, van de Mijnbouwwet, met uitzondering van een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning voor een mijnbouwwerk te plaatsen of geplaatst aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn en een besluit omtrent instemming met een winningsplan of opslagplan, voor zover het winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen geschiedt vanuit of in een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn;
de Kernenergiewet;
de Wet bescherming Antarctica;
de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
waartegen ingevolge artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden ingesteld, treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt, dan wel, indien ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d of e, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift afloopt.
Indien gedurende die termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, treedt een besluit op een aanvraag om een vergunning voor het oprichten, in werking brengen, in werking houden, buiten gebruik stellen, wijzigen of ontmantelen van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet dat tevens is aan te merken als het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit of het in stand houden van een bouwwerk, of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is vereist, niet eerder in werking dan nadat de betrokken omgevingsvergunning is verleend.
3 Indien het gebruik maken van een besluit als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, voordat op een beroep is beslist, wegens de daaraan verbonden kosten, dan wel wegens de daardoor veroorzaakte wijziging in feitelijke omstandigheden die bij de beslissing op het beroep een rol kunnen spelen, aanmerkelijke invloed kan hebben op die beslissing, wordt een zodanige voorlopige voorziening getroffen dat die invloed zich niet kan voordoen.
Artikel 20.4 Artikel 20.3 is niet van toepassing op besluiten op een aanvraag om een vergunning of op bezwaren krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.
Artikel 20.5 1 In gevallen waarin het onverwijld in werking treden van een besluit als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin, naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk is, kan het in afwijking van dat lid in het besluit bepalen dat het terstond in werking treedt.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op besluiten op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
Artikel 20.5a 1 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voegt de behandeling van bij haar aanhangige zaken over een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid, die op dezelfde handelsperiode betrekking hebben. De eerste volzin is niet van toepassing op latere wijzigingen van een nationaal toewijzingsbesluit overeenkomstig subparagraaf 16.2.1.3.2.
2 Alvorens te beslissen op een beroep tegen een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.24, eerste lid, geeft de Afdeling, in gevallen waarin het beroep naar haar oordeel gegrond is, toepassing aan artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat de tussenuitspraak, bedoeld in artikel 8:80a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt gedaan binnen achttien weken na afloop van de voor dat besluit geldende beroepstermijn.
3 De Afdeling voegt bij haar aanhangig gemaakte zaken met betrekking tot een naar aanleiding van haar tussenuitspraak gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in artikel 16.31, eerste lid, ter behandeling met zaken over het oorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit die reeds bij haar aanhangig zijn.
§ 20.1
Algemeen
§ 20.2Advisering inzake beroepen milieubeheer
Artikel 20.6 VervallenArtikel 20.7 Vervallen
Artikel 20.8 Vervallen
Artikel 20.9 Vervallen
Artikel 20.10 Vervallen
Artikel 20.11 Vervallen
Artikel 20.12 Vervallen
Artikel 20.13 Vervallen
Artikel 20.14 Vervallen
Artikel 20.15 Vervallen
Artikel 20.16 Vervallen
Artikel 20.17 Vervallen
Artikel 20.18 Vervallen
Artikel 20.19 Vervallen
Artikel 20.20 Vervallen
Artikel 20.21 Vervallen