Artikel 20.3 1 Een besluit op grond van:
deze wet;
de artikelen 34, 39, eerste lid, van de Mijnbouwwet, met uitzondering van een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning voor een mijnbouwwerk te plaatsen of geplaatst aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn en een besluit omtrent instemming met een winningsplan of opslagplan, voor zover het winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen geschiedt vanuit of in een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn;
de Kernenergiewet;
de Wet bescherming Antarctica;
de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
waartegen ingevolge artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden ingesteld, treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt, dan wel, indien ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d of e, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift afloopt.
Indien gedurende die termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, treedt een besluit op een aanvraag om een vergunning voor het oprichten, in werking brengen, in werking houden, buiten gebruik stellen, wijzigen of ontmantelen van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet dat tevens is aan te merken als het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit of het in stand houden van een bouwwerk, of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is vereist, niet eerder in werking dan nadat de betrokken omgevingsvergunning is verleend.
3 Indien het gebruik maken van een besluit als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, voordat op een beroep is beslist, wegens de daaraan verbonden kosten, dan wel wegens de daardoor veroorzaakte wijziging in feitelijke omstandigheden die bij de beslissing op het beroep een rol kunnen spelen, aanmerkelijke invloed kan hebben op die beslissing, wordt een zodanige voorlopige voorziening getroffen dat die invloed zich niet kan voordoen.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
wijziging | Stb 2020 83 (pdf) | 35054 | MvT (web) MvT (pdf) | |
01-07-2019 | wijziging | Stb 2017 337 (pdf) | 34679 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-07-2013 | wijziging | Stb 2013 226 (pdf) | 33455 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2013 | wijziging | Stb 2012 682 (pdf) | 32450 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-10-2010 | wijziging | Stb 2010 142 (pdf) | 31953 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2005 | wijziging | Stb 2004 511 (pdf) | 29565 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-1998 | wijziging | Stb 1997 580 (pdf) | 25464 | MvT (web) MvT (pdf) |
17-05-1995 | wijziging | Stb 1995 250 (pdf) | 23780 | MvT (pdf) |