Wet milieubeheer (MB)


Hoofdstuk 18

Handhaving

Artikel 18.1 Vervallen

Artikel 18.1a 1 De artikelen 18.2, vijfde lid, 18.4, 18.4a, 18.6, 18.6a, eerste en tweede lid, 18.7, 18.10, de paragrafen 18.3.2 tot en met 18.3.4 en artikel 19.4, vierde lid, van de Omgevingswet zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. deze wet;
b. de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
c. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;
d. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
2 In afwijking van het eerste lid is artikel 18.4 van de Omgevingswet niet van toepassing voor zover het betreft de handhaving van het bij of krachtens hoofdstuk 16 bepaalde.
3 Tot de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang krachtens artikel 18.3 of 18.4 van de Omgevingswet behoort het in Nederland door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan beheren van afvalstoffen in gevallen waarin die afvalstoffen in strijd met het bij of krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen of titel 10.7 bepaalde, binnen of buiten Nederlands grondgebied worden gebracht.

Artikel 18.1b Vervallen

Artikel 18.2 Het bevoegd gezag waarbij op grond van artikel 18.2 van de Omgevingswet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust, heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de voorschriften die voor degene die de activiteit verricht, gelden op grond van:
1°. het bepaalde bij of krachtens deze wet;
2°. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;
3°. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.

Artikel 18.2a 1 Voor zover artikel 18.2 van de Omgevingswet niet van toepassing is, hebben Onze betrokken Minister, gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van artikel 10.1.
2 Gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10.2 en 10.54.
3 Onze betrokken Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11a.2 en 11a.3.

Artikel 18.2b 1 Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.2 tot en met 9.5 en de artikelen 17.19 en 18.21, derde lid;
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
d. de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
2 Onverminderd het eerste lid hebben Onze Ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de titels 9.2, 9.3 en 9.3a, de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen en de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels voor zover het bepaalde bij of krachtens genoemde titels of verordeningen betrekking heeft op beleid dat tot hun verantwoordelijkheid behoort.
3 In afwijking van het eerste lid kan bij een maatregel als bedoeld in artikel 9.2.2.1, eerste lid, worden bepaald dat gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders in plaats van Onze Minister of Onze betrokken Minister tot taak hebben zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van bij de maatregel gestelde regels of van daaromtrent gestelde nadere regels.
4 Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op:
a. overbrengen van afvalstoffen als bedoeld in titel 10.7;
b. het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.45;
c. verhandelen, bemiddelen of vervoeren als bedoeld in artikel 10.55.

Artikel 18.2c 1 Gedeputeerde staten hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voorzover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44.
2 Gedeputeerde staten hebben tevens tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de krachtens artikel 17.4 opgelegde verplichtingen.

Artikel 18.2d 1 Voor zover artikel 18.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet niet van toepassing is, hebben burgemeester en wethouders tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verplichtingen, gesteld bij of krachtens:
a. de afvalstoffenverordening of het omgevingsplan voor zover het verplichtingen krachtens de artikelen 10.24 tot en met 10.28 betreft;
b. artikel 10.29.
2 Burgemeester en wethouders hebben tevens tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het zich ontdoen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.37.

Artikel 18.2e Vervallen

Artikel 18.2f 1 De emissieautoriteit draagt zorg voor de handhaving van de bij of krachtens hoofdstukken 16, 16a, 16b en 16c gestelde verplichtingen.
2 Onverminderd artikel 18.2b, eerste lid, draagt de emissieautoriteit zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 9.2.2.6a en titels 9.7 en 9.8.

Artikel 18.2g Vervallen

Artikel 18.2h Vervallen

Artikel 18.2i Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 17.9, eerste, tweede, derde of vierde lid, draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens titel 17.2 gestelde verplichtingen.

Artikel 18.2j Vervallen

Artikel 18.3 Vervallen

Artikel 18.3a Vervallen

Artikel 18.3b Vervallen

Artikel 18.3c Vervallen

Artikel 18.3d Vervallen

Artikel 18.3e Vervallen

Artikel 18.3f Vervallen

Artikel 18.4 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de hoofdstukken 16, 16a, 16b en 16c bepaalde, alsmede de naleving van de in artikel 18.5 genoemde bepalingen van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, de naleving van de in artikel 18.5a genoemde bepalingen van de Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten, de naleving van de in artikel 18.5b genoemde bepalingen van de Verordening aanpassingen kosteloze toewijzing door verandering activiteitsniveau, de naleving van de in artikel 18.5c genoemde bepalingen van de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van wereldwijde luchtvaartemissies, de naleving van de in artikel 18.5d genoemde bepalingen van de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer en van de in artikel 18.6 genoemde bepalingen van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2 Met het onderzoek met betrekking tot overtredingen als bedoeld in artikel 18.16a, eerste en tweede lid, zijn belast de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren.
3 Ten dienste van het onderzoek beschikken zij over de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:15 tot en met 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 18.5 1 Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel: artikel 4 in verbinding met de artikelen 5 tot en met 9, en de artikelen 11, 12, 51, 52, 53, 57 en 68.
2 Het is voorts verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel: de artikelen 14, 15, 16, 19 tot en met 54, 55, 56, 58 tot en met 67, 69, 72 en 73.

Artikel 18.5a 1 Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten: de artikelen 4, tweede lid, onderdeel a, 5, tweede lid, en 6 tot en met 9.
2 Het is voorts verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten: artikelen 10, 11, 12, 23 en 25.

Artikel 18.5b Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Verordening aanpassingen kosteloze toewijzing door verandering activiteitsniveau.

Artikel 18.5c Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 3, 4 en 5 van de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van wereldwijde luchtvaartemissies.

Artikel 18.5d Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 4, 5, 6, eerste tot en met derde lid en vijfde tot en met zevende lid, 7, eerste tot en met vierde lid, 8, 9, 10, 11, eerste, tweede en derde lid, 11 bis, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, 13, 14, 15, eerste, tweede, derde en zesde lid, 16, eerste en tweede lid en 17, eerste, tweede en vierde lid, van de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer.

Artikel 18.6 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 7 in verbinding met hoofdstuk II en met de artikelen 35 en 44 van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel.
2 Het is voorts verboden te handelen in strijd met de artikelen 26, 27 en 31, eerste lid, van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel.

Artikel 18.6a 1 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16.5, 16.6, 16.12, 16.12 in verbinding met 16.39h, 16.12 in verbinding met 16.39ab, vierde lid, 16.12 in verbinding met 16.39ae, 16.13, 16.13 in verbinding met 16.39h, 16.13a, 16.14, 16.14 in verbinding met 16.39h, 16.14 in verbinding met 16.39ae, derde lid, 16.19, 16.20c, tweede lid, 16.21, 16.21 in verbinding met 16.39h, 16.21, eerste lid, in verbinding met 16.39ak, 16.23, tweede lid, in verbinding met 16.39ai, 16.29, onderdelen b en c, 16.39z, 16.39aa, 16.39ab, derde lid, 16.39ad, 16.39ae, eerste en tweede lid, derde lid, 16.39af, 16.39ag, of van de artikelen 18.5, 18.5a, 18.5b, 18.5c, 18.5d en 18.6 of van 18.18 voor zover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan een vergunning krachtens hoofdstuk 16, of van artikel 56, eerste lid, van de Verordening EU-register handel in emissierechten, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.
2 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16a.3, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met de artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.12, of 16.19, of de artikelen 16a.5, 16a.6 of 16a.9, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.
3 In geval van het niet tijdig terug leveren van teruggevorderde emissierechten als bedoeld in artikel 16.35c, eerste lid, eerste volzin, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.
4 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16b.3, 16b.5, tweede lid, 16b.7, 16b.8, 16b.10, 16b.17, eerste en tweede lid, 16b.19, 16b.20, 16b.22, 16b.23 of artikel 16c.1 kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 18.6b In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens 9.7.1.3, 9.7.2.3, 9.7.2.5, 9.7.4.12, 9.7.4.13, 9.7.6.1, 9.7.6.2, 9.8.2.3 of 9.8.2.5, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 18.7 Vervallen

Artikel 18.7a Vervallen

Artikel 18.8 Tot de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang krachtens artikel 18.4 van de Omgevingswet behoort het in Nederland door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan beheren van afvalstoffen in gevallen waarin die afvalstoffen in strijd met het bij of krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen of titel 10.7 bepaalde, binnen of buiten Nederlands grondgebied worden gebracht.

Artikel 18.8a Vervallen

Artikel 18.8b Vervallen

Artikel 18.9 Vervallen

Artikel 18.10 Vervallen

Artikel 18.11 Vervallen

Artikel 18.12 Vervallen

Artikel 18.13 Vervallen

Artikel 18.14 Vervallen

Artikel 18.14a Vervallen

Artikel 18.15 Vervallen

Artikel 18.16 Vervallen

Artikel 18.16a 1 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16.5, 16.6, 16.12, 16.12 in verbinding met 16.39h, 16.12 in verbinding met 16.39ab, vierde lid, 16.12 in verbinding met 16.39af, derde lid, 16.13, 16.13 in verbinding met 16.39h, 16.13a, 16.14, 16.14 in verbinding met 16.39h, 16.14 in verbinding met 16.39af, derde lid, 16.19, 16.20a, derde lid en 16.20a, derde lid in verbinding met 16.20c, tweede lid, 16.21, 16.21 in verbinding met 16.39h, 16.21, eerste lid, in verbinding met 16.39ak, 16.23, tweede lid, in verbinding met 16.39ai, 16.29, onderdelen b en c, 16.39z, 16.39aa, 16.39ab, derde lid, 16.39ad, 16.39ae, eerste en tweede lid, 16.39af, 16.39ag, 16.39aj of van de artikelen 18.5, 18.5a, 18.5b, 18.5c, 18.5d en 18.6 of van artikel 18.18, voor zover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan een vergunning krachtens hoofdstuk 16, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit legt een bestuurlijke boete op in geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste, tweede en derde lid. Artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3 In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, wordt een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk kan een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd naast een verhoging van het aantal broeikasgasemissierechten dat degene die de betrokken inrichting drijft, met betrekking tot een kalenderjaar overeenkomstig artikel 16.39 dient in te leveren. In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.39t, eerste lid, wordt een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid en kan een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd naast een verhoging van het aantal broeikasgasemissierechten dat de vliegtuigexploitant met betrekking tot een kalenderjaar overeenkomstig artikel 16.39w dient in te leveren.
4 Door vernummering vervallen.
5 In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste lid, neemt het bestuur van de emissieautoriteit, naast het opleggen van een bestuurlijke boete, de overtreder op in het overzicht, bedoeld in artikel 18.16p, eerste lid.

Artikel 18.16b 1 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16a.3, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met de artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.12, of 16.19, of de artikelen 16a.5, 16a.6, 16a.8, eerste en tweede lid, of 16a.9, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
2 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16a.9, voor zover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan de goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan krachtens hoofdstuk 16a, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom tezamen opleggen.

Artikel 18.16c In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16b.3, 16b.4, 16b.5, 16b.7, 16b.8, 16b.10, 16b.17, eerste en tweede lid, 16b.19, 16b.20, 16b.22, 16b.23 of artikel 16c.1 kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 18.16d Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is en de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, legt het bestuur van de emissieautoriteit haar aan het openbaar ministerie voor.

Artikel 18.16e 1 Een bestuurlijke boete als bedoeld in de artikelen 18.16a, eerste lid, 18.16b, eerste lid en 18.16c, bedraagt ten hoogste € 450 000 per overtreding of, indien de omzet van de betrokken onderneming in het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete is gegeven, meer dan € 4 500 000 bedraagt, ten hoogste 10% van die omzet.
2 In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste, tweede en derde lid, bedraagt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18.16a, tweede lid, het in artikel 16, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten genoemde bedrag per ton emissie van een kooldioxide-equivalent, die meer is veroorzaakt dan overeenkomt met het aantal broeikasgasemissierechten, emissiereductie-eenheden of gecertificeerde emissiereducties dat overeenkomstig artikel 16.37, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 16.39t, eerste lid, is ingeleverd. Artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3 In afwijking van het tweede lid bedraagt de bestuurlijke boete, bedoeld in dat lid, met betrekking tot het kalenderjaar 2013 en daarop volgende kalenderjaren per ton emissie van een kooldioxide-equivalent het in artikel 16, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten genoemde bedrag, jaarlijks verhoogd overeenkomstig de Europese consumentenprijsindex.
4 Artikel 16.4 is van overeenkomstige toepassing.
5 De berekening van de omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor de netto-omzet.

Artikel 18.16f Vervallen

Artikel 18.16g 1 Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de in de artikelen 18.16a, eerste en tweede lid, eerste volzin en 18.16b, eerste lid en 18.16c, eerste lid, genoemde artikelen.
2 In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste, tweede en derde lid, vermeldt het rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, naast de in het tweede lid van dat artikel bedoelde gegevens, tevens het voornemen de naam van de overtreder op te nemen in het overzicht, bedoeld in artikel 18.16p, eerste lid.
3 Indien de gedraging aan het openbaar ministerie wordt voorgelegd op grond van artikel 18.16d, wordt een afschrift van het rapport aan het openbaar ministerie toegezonden.

Artikel 18.16h Vervallen

Artikel 18.16i In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste, tweede en derde lid, hebben de artikelen 5:49, 5:50, 5:51 en 5:53, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede betrekking op het opnemen van de naam van de overtreder in het overzicht, bedoeld in artikel 18.16p, eerste lid.

Artikel 18.16j Vervallen

Artikel 18.16k In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste, tweede en derde lid vermeldt de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete tevens dat de naam van de overtreder wordt opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 18.16p, eerste lid.

Artikel 18.16l In afwijking van artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de artikelen 18.16a, eerste en tweede lid, en 18.16b, eerste lid en 18.16c, eerste lid, tien jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

Artikel 18.16m Vervallen

Artikel 18.16n Vervallen

Artikel 18.16o Vervallen

Artikel 18.16p 1 Het bestuur van de emissieautoriteit stelt elk jaar voor 1 oktober een overzicht op van personen die het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.39t, eerste, tweede en derde lid, hebben overtreden en ten aanzien van wie de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18.16k, onherroepelijk is geworden. Het overzicht wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het overzicht, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18.16q 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan degene die jegens de in artikel 18.4, eerste of tweede lid, bedoelde personen in strijd handelt met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 4 500 of een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 5.20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde overtreding.

Artikel 18.16r 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan de Commissie van Europese Gemeenschappen verzoeken een exploitatieverbod als bedoeld in artikel 16, tiende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten op te leggen aan een vliegtuigexploitant die niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens afdeling 16.2.2, indien zulks niet met andere handhavingsmaatregelen kon worden gewaarborgd. Het verzoek voldoet in elk geval aan de in artikel 16, zesde lid, van genoemde richtlijn opgenomen eisen.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste lid. Indien regels worden gesteld, worden in de maatregel in elk geval geregeld:
a. de gevallen waarin een verzoek kan worden ingediend;
b. de procedure die voorafgaand aan het indienen van het verzoek moet worden gevolgd.
3 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, regels stellen met betrekking tot de eisen waaraan een verzoek overigens moet voldoen.
4 Krachtens het tweede en derde lid gestelde regels voldoen in elk geval aan de eisen die de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 16, twaalfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
5 Het bestuur van de emissieautoriteit zendt een afschrift van een verzoek als bedoeld in het eerste lid aan Onze Minister en aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat. Het afschrift wordt verzonden gelijktijdig met het indienen van het verzoek bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 18.16s 1 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9.7.1.3, 9.7.2.3, 9.7.2.5, 9.7.4.1 tot en met 9.7.4.5, 9.7.4.8, 9.7.4.10, 9.7.4.12, 9.7.4.13, 9.7.6.1, 9.7.6.2, 9.8.2.3 of 9.8.2.5 kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
2 De boete, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste € 450 000 per overtreding, of, indien de omzet van de betrokken onderneming in het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete is gegeven meer dan € 4 500 000 bedraagt, ten hoogste 10% van die omzet.
3 Artikel 18.16e, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 Het bestuur van de emissieautoriteit kan, indien een inboeker drie of meer overtredingen van de artikelen 9.7.4.1 tot en met 9.7.4.5, 9.7.4.8, 9.7.4.10, 9.7.4.12, 9.7.4.13, 9.7.6.1 en 9.7.6.2 heeft begaan, bepalen dat die inboeker gedurende een door het bestuur te bepalen termijn geen hernieuwbare energie kan inboeken op grond van artikel 9.7.4.1.

Artikel 18.16t Vervallen

Artikel 18.17 Indien binnen een periode van vier jaar aan een persoon tweemaal voor eenzelfde feit een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18.16a is opgelegd en de betrokken boeten binnen die periode onherroepelijk zijn geworden, kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning, bedoeld in artikel 16.5, die de betrokken persoon houdt, intrekken.

Artikel 18.18 Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens deze wet of een verordening als bedoeld in artikel 18.1a, eerste lid verleende vergunning of ontheffing, is verboden.

Artikel 18.19 1 Een overheidslichaam kan – behoudens matiging door de rechter – de voor zijn rekening komende kosten van het beheer van afvalstoffen waarbij in strijd is gehandeld met het bij of krachtens deze wet bepaalde, verhalen op degene door wiens onrechtmatige daad die kosten zijn veroorzaakt, of op degene die anderszins krachtens burgerlijk recht buiten overeenkomst aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan.
2 Een overheidslichaam kan in een geval als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de regels betreffende ongerechtvaardigde verrijking, de daar bedoelde kosten verhalen op degene die door het beheer van de betrokken afvalstoffen ongerechtvaardigd wordt verrijkt.
3 Voor de toepassing van dit artikel is niet vereist dat op het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde handeling met de in dat lid bedoelde afvalstoffen zich heeft voorgedaan, als tegenover de overheid onrechtmatig werd gehandeld.

Artikel 18.20 1 De artikelen 18.20 tot en met 18.22 hebben, in verband met de uitvoering van de EU-verordening markttoezicht, betrekking op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
d. de EG-verordening EU-milieukeur of
e. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale verplichting.
2 In verband met de uitvoering van het eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, stoffen, mengsels of producten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze stoffen, mengsels of producten en de verificatie van de betreffende documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is:
i. krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen toezichthouders,
ii. Onze Minister voor zover de op grond van artikel 18.2b, eerste lid, bedoelde zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving bij hem berust, en
iii. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover deze de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving ingevolge artikel 18.2b, tweede lid, tot taak heeft. Artikel 5.12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3 Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op, waarin vermeld wordt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de stof, het mengsel of het product, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de stof, het mengsel of het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen stof, het verkregen mengsel of het verkregen product.

Artikel 18.21 1 In verband met de uitvoering van artikel 18.20, eerste lid, kan Onze ingevolge artikel 18.20, tweede lid, onderdelen ii en iii, bevoegde Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door een stof, mengsel of product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2 Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3 Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4 Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5 Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6 Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7 Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.

Artikel 18.22 Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.