Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO 2015)


Hoofdstuk 4

Veilig Thuis

§ 1

Taken

Artikel 4.1.1 1 Het college draagt zorg voor de inrichting van een Veilig Thuis-organisatie. Artikel 2.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
2 Veilig Thuis oefent de volgende taken uit:
a. het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling;
b. het naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, onderzoeken of daarvan daadwerkelijk sprake is;
c. het beoordelen van de vraag of en zo ja tot welke stappen de melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan aanleiding geeft;
d. het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld of kindermishandeling, van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
e. het in kennis stellen van de politie of de raad voor de kinderbescherming van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft;
f. indien Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming doet, het in kennis stellen daarvan van het college, en
g. het op de hoogte stellen van degene die een melding heeft gedaan, van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen.
3 Veilig Thuis verstrekt aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling heeft, desgevraagd advies over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en verleent daarbij zo nodig ondersteuning.
4 Het college bevordert een goede samenwerking tussen Veilig Thuis, de hulpverlenende instanties, de politie en de gecertificeerde instellingen en de raad voor de kinderbescherming in de zin van de Jeugdwet.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de werkwijze van Veilig Thuis bij de uitoefening van de taken, bedoeld in het tweede en derde lid, over de deskundigheid waarover een Veilig Thuis-organisatie moet beschikken om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren en over de samenwerking, bedoeld in het vierde lid.
6 De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Ministers te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

§ 2

Kwaliteit en rechtspositie

Artikel 4.2.1 1 Veilig Thuis draagt er zorg voor dat de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, van goede kwaliteit is.
2 Veilig Thuis organiseert zich op zodanige wijze, voorziet zich kwalitatief en kwantitatief zodanig van personeel en materieel en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot een goede uitvoering van de taken.
3 Veilig Thuis neemt bij zijn werkzaamheden de zorg van een goede hulpverlener in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard.

Artikel 4.2.2 1 Het uitvoeren van artikel 4.2.1, tweede lid, omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit.
2 Ter uitvoering van het eerste lid draagt Veilig Thuis zorg voor:
a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit;
b. het aan de hand van de gegevens, bedoeld onder a, op systematische wijze toetsen of de wijze van uitvoering van artikel 4.2.1, tweede lid, leidt tot goede kwaliteit, en
c. het op basis van de uitkomst van de toetsing, bedoeld onder b, zo nodig veranderen van de wijze waarop artikel 4.2.1, tweede lid, wordt uitgevoerd.

Artikel 4.2.3 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien het niveau van de uitvoering van de taken dit vereist, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 4.2.1, tweede lid, en 4.2.2.
2 Indien uitvoering van de artikelen 4.2.1, tweede lid, en 4.2.2 overeenkomstig de op grond van het eerste lid gestelde regels niet blijkt te leiden tot een goede kwaliteit van de uitvoering van de taken, kunnen bij algemene maatregel van bestuur tevens nadere regels worden gesteld met betrekking tot artikel 4.2.1, eerste lid.
3 De voordracht voor een krachtens het eerste of tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel 4.2.4 1 Veilig Thuis is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van personen die in zijn opdracht beroepsmatig en niet-incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met personen die bij een melding aan Veilig Thuis betrokken zijn.
2 Een verklaring als bedoeld in het eerste lid is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor Veilig Thuis ging werken.
3 Indien Veilig Thuis of een ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaar redelijkerwijs mag vermoeden dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, verlangt deze dat die persoon zo spoedig mogelijk opnieuw een verklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt, die niet ouder is dan drie maanden.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kan, ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit van de uitvoering van de taken, alsmede ten behoeve van het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze wet met betrekking tot Veilig Thuis gestelde regels, een register worden ingesteld van Veilig Thuis-organisaties en van personen als bedoeld in het eerste lid. Bij of krachtens die maatregel kunnen nadere regels worden gesteld over dat register. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:
a. de vorm van het register;
b. de in het register op te nemen gegevens;
c. de vastlegging van gegevens in het register en de verwijdering van gegevens daaruit;
d. de wijze waarop verbetering van onjuistheden in het register plaatsvindt;
e. de verstrekking van gegevens;
f. de openbaarheid van gegevens, en
g. de verantwoordelijkheden van degenen die gegevens aanleveren ten behoeve van het register.

Artikel 4.2.5 1 Veilig Thuis doet aan de ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaren onverwijld melding van:
a. iedere calamiteit die bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid, heeft plaatsgevonden, en
b. geweld bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid.
2 Veilig Thuis verstrekt bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de ingevolge artikel 4.3.1 met toezicht belaste ambtenaren de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens over gezondheid en andere bijzondere categorieën van persoonsgegevens, die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.

Artikel 4.2.5a 1 In dit artikel wordt verstaan onder:
– incident: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid, en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de betrokkene;
– contractspartij:
a. Veilig Thuis of een bij of voor Veilig Thuis werkzame natuurlijke persoon of rechtspersoon;
b. betrokkene bij een melding van of een adviesaanvraag over huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, vertegenwoordiger van de betrokkene of nabestaande van de betrokkene.
2 Elk beding in een door contractspartijen gesloten overeenkomst dat het recht beperkt of ontneemt om informatie over een incident openbaar te maken of aan een derde te verstrekken, is nietig.
3 Het tweede lid is niet van toepassing:
a. voor zover het beding is overeengekomen ter uitvoering van een daartoe strekkend wettelijk voorschrift;
b. op bedingen die overeengekomen zijn voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.

Artikel 4.2.6 1 Veilig Thuis informeert personen die bij een melding betrokken zijn tijdig over de mogelijkheid gebruik te maken van de diensten van een vertrouwenspersoon.
2 Veilig Thuis stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen, waarbij het er in ieder geval voor zorgt dat personen die bij een melding betrokken zijn, zelfstandig, zonder tussenkomst van derden, contact kunnen hebben met een vertrouwenspersoon.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
4 Een rechtspersoon laat een vertrouwenspersoon slechts voor hem werken nadat deze hem een verklaring omtrent het gedrag heeft overgelegd die niet ouder is dan drie maanden.
5 Een vertrouwenspersoon die niet voor een rechtspersoon werkzaam is, is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan drie jaar.
6 Indien een ingevolge artikel 9.2 met het toezicht belaste ambtenaar redelijkerwijs mag vermoeden dat een vertrouwenspersoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag of een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid dit ten aanzien van een voor hem werkzame vertrouwenspersoon redelijkerwijs mag vermoeden, verlangt deze ambtenaar of rechtspersoon dat de vertrouwenspersoon zo spoedig mogelijk opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt, die niet ouder is dan drie maanden.
7 Een vertrouwenspersoon is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de persoon die hij in het kader van het eerste lid ondersteunt, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid en strafrechtelijke persoonsgegevens, alsmede tot het zonder toestemming van degene die het betreft verwerken van persoonsgegevens van personen die werkzaam zijn voor Veilig Thuis, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de ondersteuning die hij als vertrouwenspersoon dient te leveren.

Artikel 4.2.7 1 Veilig Thuis treft een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van Veilig Thuis of van voor hem werkzame personen jegens andere personen in het kader van de uitvoering van de taken van Veilig Thuis. Veilig Thuis brengt de regeling op passende wijze onder de aandacht van de jeugdigen, ouders en pleegouders.
2 De in het eerste lid bedoelde regeling:
a. voorziet erin dat de klachten worden behandeld door een klachtencommissie die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is voor of bij Veilig Thuis;
b. waarborgt dat aan de behandeling van een klacht niet wordt deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft;
c. waarborgt dat de klachtencommissie binnen een in de regeling vastgelegde termijn na indiening van de klacht de klager, degene over wie is geklaagd en Veilig Thuis schriftelijk en met redenen omkleed in kennis stelt van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen;
d. waarborgt dat bij afwijking van de onder c bedoelde termijn de klachtencommissie daarvan met redenen omkleed mededeling doet aan de klager, degene over wie is geklaagd en Veilig Thuis, onder vermelding van de termijn waarbinnen de klachtencommissie haar oordeel over de klacht zal uitbrengen;
e. waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd door de klachtencommissie in de gelegenheid worden gesteld mondeling of schriftelijk een toelichting te geven op de gedraging waarover is geklaagd, en
f. waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd zich bij de behandeling van de klacht kunnen laten bijstaan.
3 Veilig Thuis ziet erop toe dat de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, haar werkzaamheden verricht volgens een door deze commissie op te stellen reglement.
4 Bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan een klacht tegen een Veilig Thuis-organisatie worden ingediend over een gedraging van die Veilig Thuis-organisatie of van voor haar werkzame personen jegens een andere persoon bij de uitvoering van de taken van Veilig Thuis
a. door of namens de persoon op wie de gedraging betrekking had;
b. door een nabestaande, indien de onder a bedoelde persoon is overleden.
5 Veilig Thuis deelt de klager en de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, binnen een maand na ontvangst van het in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde oordeel van de klachtencommissie schriftelijk mee of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. Bij afwijking van de in de eerste volzin genoemde termijn, doet Veilig Thuis daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de klachtencommissie, onder vermelding van de termijn waarbinnen Veilig Thuis zijn standpunt aan hen kenbaar zal maken.

Artikel 4.2.8 Indien een klacht zich richt op een ernstige situatie met een structureel karakter, stelt de klachtencommissie Veilig Thuis daarvan in kennis. Indien de klachtencommissie niet is gebleken dat Veilig Thuis ter zake maatregelen heeft getroffen, meldt de klachtencommissie deze klacht aan de ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaren. Onder een klacht over een ernstige situatie wordt verstaan een klacht over een situatie waarbij sprake is van onverantwoorde hulp.

Artikel 4.2.9 De artikelen 4.2.7 en 4.2.8 zijn niet van toepassing op klachten ten aanzien van jeugdigen die op grond van een andere wet onvrijwillig in een accommodatie zijn opgenomen, voor zover deze overeenkomstig een bijzondere wettelijke regeling door een klachtencommissie kunnen worden behandeld.

Artikel 4.2.10 1 Veilig Thuis stelt jaarlijks een verslag op over de naleving van deze wet in het voorafgaande jaar met betrekking tot regels omtrent de kwaliteit van de uitvoering van de taken en het klachtrecht.
2 In het in het eerste lid bedoelde verslag geeft Veilig Thuis in ieder geval aan:
a. of en op welke wijze zij personen ten behoeve van wie hij zijn taken uitvoert, bij zijn kwaliteitsbeleid heeft betrokken;
b. de frequentie waarmee en de wijze waarop binnen Veilig Thuis kwaliteitsbeoordeling plaatsvond en het resultaat daarvan;
c. welk gevolg hij heeft gegeven aan klachten en meldingen over de kwaliteit van de uitvoering van de taken;
d. een beknopte beschrijving van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 4.2.7, eerste lid;
e. de wijze waarop zij de klachtenregeling onder de aandacht hebben gebracht van de betrokken personen;
f. de samenstelling van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 4.2.7, tweede lid, onderdeel a;
g. in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen verrichten met inachtneming van de waarborgen, bedoeld in artikel 4.2.7, tweede lid;
h. het aantal en de aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten;
i. de strekking van de oordelen en aanbevelingen van de klachtencommissie;
j. de aard van de maatregelen, bedoeld in artikel 4.2.7, vijfde lid.
3 Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verslag.

Artikel 4.2.11 1 Veilig Thuis maakt binnen tien dagen na vaststelling van het verslag, bedoeld in artikel 4.2.10, eerste lid, doch uiterlijk voor 1 juni, of 15 juli, indien het verslag betrekking heeft op een Veilig Thuis-organisatie die valt onder een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen, van het jaar volgend op het jaar waarop het verslag ziet, de volgende zaken openbaar:
a. het verslag;
b. de op schrift gestelde uitgangspunten voor het beleid, waaronder begrepen de algemene criteria, welke bij de uitvoering van de taken worden gehanteerd;
c. de notulen dan wel de besluitenlijst van de vergaderingen van het bestuur, voor zover deze algemene beleidszaken betreffen, en
d. de klachtenregeling, bedoeld in artikel 4.2.7, eerste lid, en van andere voor jeugdigen en ouders geldende regelingen.
2 De openbaarmaking geschiedt op een door Veilig Thuis te bepalen wijze. Veilig Thuis verstrekt personen ten behoeve van wie hij zijn taken uitvoert, op hun verzoek een afschrift.
3 Van de openbaarmaking wordt mededeling gedaan op de bij Veilig Thuis voor het doen van mededelingen aan personen ten behoeve van wie hij zijn taken uitvoert, gebruikelijke wijze.
4 Voor het op verzoek verstrekken van afschriften kan een tarief in rekening worden gebracht, ten hoogste gelijk aan de kostprijs, tenzij ten aanzien van Veilig Thuis de Wet open overheid van toepassing is.
5 Veilig Thuis zendt het verslag voor 1 juni of 15 juli, indien het verslag betrekking heeft op een Veilig Thuis-organisatie die valt onder een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen, van het jaar van vaststelling aan Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie en aan de ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaar, alsmede aan organisaties die in de regio die in algemene zin de belangen behartigen van personen ten behoeve van wie hij zijn taken uitvoert.

Artikel 4.2.12 1 Veilig Thuis verstrekt kosteloos gegevens aan het college, aan Onze Minister en aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van de verwerking, bedoeld in de artikelen 7.4.0, eerste lid, en 7.4.1, eerste en tweede lid, van de Jeugdwet. Deze verstrekking kan zowel een structureel als incidenteel karakter hebben.
2 Op de in het eerste lid bedoelde gegevens is artikel 7.4.4 van de Jeugdwet van overeenkomstige toepassing.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud van de in het eerste lid bedoelde gegevens, de wijze waarop de verstrekking plaatsvindt en de tijdvakken waarop de gegevens betrekking hebben. In die maatregel worden tevens geregeld de termijnen waarbinnen of de tijdstippen waarop de gegevens verstrekt dienen te worden.
4 Bij of krachtens de in het derde lid bedoelde maatregel kan worden bepaald dat Veilig Thuis de in het eerste lid bedoelde gegevens op een bij of krachtens die maatregel aangewezen wijze bij Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie of een door hen aan te wijzen instantie indient.

Artikel 4.2.13 Veilig Thuis stelt overeenkomstig door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie te stellen regels de begroting, de balans en de resultatenrekening, alsmede de daarbij behorende toelichting vast en maakt deze op door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen wijze openbaar.

Artikel 4.2.14 Veilig Thuis verstrekt aan Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie de bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie omschreven gegevens betreffende de exploitatie van Veilig Thuis. In de regeling kan worden bepaald dat de gegevens worden verstrekt aan een daarin aangewezen bestuursorgaan.

§ 3

Toezicht en handhaving

Artikel 4.3.1 1 Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet met betrekking tot Veilig Thuis gestelde regels zijn belast de door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren.
2 De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van de dossiers. Voor zover de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken ambtenaar.

Artikel 4.3.2 1 Indien Onze Minister of Onze Minister van Veiligheid en Justitie van oordeel is dat een Veilig Thuis-organisatie deze wet of de daarop berustende bepalingen niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze naleeft, kan hij die Veilig Thuis-organisatie een schriftelijke aanwijzing geven.
2 In de aanwijzing geeft Onze Minister die het aangaat, met redenen omkleed aan welke maatregelen de Veilig Thuis-organisatie moet nemen met het oog op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
3 De aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de Veilig Thuis-organisatie eraan moet voldoen.
4 Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de veiligheid of de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaar een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door Onze Minister of Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan worden verlengd.
5 Veilig Thuis is verplicht binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.
6 Mandaat tot het verlengen van de geldigheidsduur van een bevel wordt niet verleend aan een ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaar.

Artikel 4.3.3 1 Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn beiden bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de artikelen 4.2.13 en 4.2.14 en van een krachtens artikel 4.3.2 gegeven aanwijzing of bevel.
2 Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn beiden bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 4.2.7, eerste, tweede, derde en vijfde lid.
3 Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn beiden bevoegd een last onder dwangsom op te leggen aan de betrokken beroepsbeoefenaar die geen medewerking verleent aan de inzage van dossiers, bedoeld in artikel 4.3.1, tweede lid.

Artikel 4.3.4 1 Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn beiden bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 6.700,– op te leggen ter zake van een gedraging van een Veilig Thuis-organisatie die in strijd is met een krachtens artikelen 4.3.2 gegeven aanwijzing, voor zover deze betreft het niet of onvoldoende naleven van artikel 4.2.10, tweede lid, onderdelen d tot en met j.
2 Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn beiden bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33.500,– op te leggen ter zake van een gedraging van een Veilig Thuis-organisatie die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.2.4, 4.2.5 of 4.2.11.
3 Een gedraging in strijd met artikel 4.2.5 is een strafbaar feit.
4 Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft degene die een strafbaar feit pleegt als bedoeld in het derde lid.
5 Een strafbaar feit als bedoeld in het derde lid is een overtreding.