Wet inburgering 2021


Hoofdstuk 10

Financiering, toezicht en informatie

Artikel 40

Uitkering en verdeling over gemeenten

1 Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering voor de kosten van voorzieningen, niet zijnde uitvoeringskosten, die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht.
2 Bij wet wordt het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld.
3 De uitkering aan het college wordt ten minste drie maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft bekend gemaakt door Onze Minister.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verdeling van de uitkering onder de gemeenten en het verzamelen van gegevens die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van deze verdeling.
5 Het college verstrekt de gegevens voor de verdeling van de uitkering als onderdeel van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de betaling van de uitkering als het college de gegevens niet, niet volledig of niet tijdig verstrekt of als de kwaliteit van die gegevens tekort schiet.
7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de betaalbaarstelling van de uitkering.

Artikel 41

Aanpassing van de uitkering

1 Het totale bedrag, bedoeld in artikel 40, tweede lid, voor de uitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, wordt na afloop van het jaar waarop het bedrag betrekking heeft bij of krachtens de wet bijgesteld op basis van het werkelijke volume van inburgeringsplichtigen in Nederland in het uitvoeringsjaar.
2 De verdeling van de uitkering aan gemeenten wordt tegelijk met de bijstelling van het totale bedrag, bedoeld in het eerste lid, herzien op basis van geactualiseerde gegevens.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de herziening bedoeld in het tweede lid.
4 De herziening van de uitkering wordt uiterlijk zes maanden na afloop van het uitvoeringsjaar aan gemeenten bekend gemaakt.

Artikel 42

Verantwoording en terugvordering uitkering

1 Het college legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van deze wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2 Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 40, niet volledig is besteed, wordt het niet bestede deel van de uitkering door Onze Minister teruggevorderd. Indien uit het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, van de Gemeentewet, dat deel uit maakt van de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de besteding van de uitkering fout of onzeker is, wordt de uitkering voor het deel dat de besteding fout of onzeker is, door Onze Minister teruggevorderd. Onze Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan het college.
3 Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het tweede lid, niet volledig door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen binnen achttien maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, wordt de uitkering teruggevorderd. Als volledige terugvordering naar het oordeel van Onze Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, stelt Onze Minister de terugvordering op een lager bedrag vast. Onze Minister doet binnen drie maanden na afloop van de achttien maanden mededeling van terugvordering aan het college.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de terugvordering. Daarbij kan worden bepaald dat een gedeelte van het niet bestede deel van de uitkering niet wordt teruggevorderd.