Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR)


Hoofdstuk VII

Regelingen tussen provincies en waterschappen

Afdeling 1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel 83 1 Provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van een of meer provincies kunnen, afzonderlijk of tezamen, met de algemene besturen, de dagelijkse besturen en de voorzitters van een of meer waterschappen, ieder voor zover zij voor de eigen provincie, onderscheidenlijk het eigen waterschap bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die provincies of waterschappen.
2 De colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning en de dagelijkse besturen en voorzitters van de waterschappen zenden het ontwerp van de regeling toe aan provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, met uitzondering van het ontwerp van een regeling die getroffen of mede getroffen wordt door de vertegenwoordigende organen van de provincies of waterschappen.
3 Provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de waterschappen kunnen bij de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van hun provincie en de dagelijkse besturen en voorzitters van hun waterschap binnen acht weken hun zienswijze over het ontwerp van de regeling naar voren brengen. Indien provinciale staten of de algemene besturen van de waterschappen geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning en de dagelijkse besturen en de voorzitters van de waterschappen hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
4 Een college van gedeputeerde staten en een commissaris van de Koning, onderscheidenlijk een dagelijks bestuur en een voorzitter van een waterschap gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van provinciale staten, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5 Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.

Afdeling 2

Algemene bepalingen

Artikel 84 1 De artikelen 8 tot en met 26 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 20, vierde lid, en met dien verstande dat:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 79q, eerste lid, van de Provinciewet of artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet;
b. bij de toepassing van artikel 16, vijfde lid, voor de woorden "artikel 25 van de Gemeentewet" wordt gelezen: het bepaalde voor het orgaan dat het lid heeft aangewezen;
c. bij de toepassing van artikel 19b voor «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur» wordt gelezen: Onze Ministers;
d. de ontheffing bedoeld in artikel 20, tweede lid, wordt verleend door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
e. bij de toepassing van artikel 21, vierde lid, voor artikel 99 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 96 van de Provinciewet;
f. bij de toepassing van artikel 22, eerste lid, voor de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet wordt gelezen de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Provinciewet;
g. bij de toepassing van artikel 24, eerste lid, voor artikel 22 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 22 van de Provinciewet;
h. bij de toepassing van artikel 24, vierde lid, voor de artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet wordt gelezen de artikelen 93 tot en met 96 van de Provinciewet;
i. bij de toepassing van artikel 24a voor «Artikel 22 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing» wordt gelezen «Artikel 22 van de Provinciewet en artikel 39 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing» en voor «De artikelen 96, tweede en derde lid, 98 en 99 van de Gemeentewet» wordt gelezen «De artikelen 94, tweede en derde lid, 95 en 96 van de Provinciewet en artikel 32a, tweede, derde en vierde lid, van de Waterschapswet»;
j. bij de toepassing van artikel 25, eerste lid, voor artikel 22 van de Gemeentewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, van deze wet wordt gelezen artikel 22 van de Provinciewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, van deze wet;
k. bij de toepassing van artikel 25, eerste lid jo artikel 21, vierde lid, voor artikel 99 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 96 van de Provinciewet;
l. bij de toepassing van artikel 26, eerste en tweede lid, voor «gemeentebestuur» wordt gelezen «provinciebestuur», voor «gemeente» wordt gelezen «provincie», voor «gemeenten» wordt gelezen «provincies» en voor «gemeenteblad» wordt gelezen «provinciaal blad».
2 Wanneer is gehandeld in strijd met het eerste lid juncto artikel 20, eerste lid, is artikel X 7, eerste tot en met vijfde lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 85 Vervallen

Afdeling 3

Bevoegdheden

§ 1

De bevoegdheid van het bestuur van het openbaar lichaam en de bedrijfsvoeringsorganisatie en van het gemeenschappelijk orgaan

Artikel 86 1 Aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of aan het gemeenschappelijk orgaan kunnen bij de regeling ten aanzien van de belangen ter behartiging waarvan zij is getroffen en voor het gebied waarvoor zij geldt, zodanige bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen, als aan de besturen van de deelnemende provincies en waterschappen met betrekking tot hun eigen provincie, onderscheidenlijk waterschap toekomen, met dien verstande dat:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de belasting, bedoeld in artikel 222c van de Provinciewet, de rechten, bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet en artikel 115 van de Waterschapswet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.
b. aan het gemeenschappelijk orgaan of de bedrijfsvoeringsorganisatie niet de bevoegdheid kan worden overgedragen belastingen te heffen of anderszins algemeen verbindende voorschriften te geven.
2 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt daarbij tevens de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van de besturen van de aan de regeling deelnemende provincies en waterschappen geregeld.
3 Voor zover een verordening van het openbaar lichaam voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende provincie of een deelnemend waterschap, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen, dat de verordening van de provincie of van het waterschap voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

Artikel 87 Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel 87a 1 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2 Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.

Artikel 88 Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet en die bedoeld in hoofdstuk XVIII van de Waterschapswet, zullen gelden.

§ 2

Bijzondere voorzieningen

Artikel 88a 1 Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 45a en 45b van toepassing.
2 Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is daarop artikel 50da van toepassing.

§ 3

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel 88aa Vervallen

Artikel 88b Vervallen

Artikel 88c Vervallen

§ 4

De bevoegdheid van het algemeen bestuur

Artikel 89 De bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.

Artikel 89a 1 Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2 Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 90;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 86, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3 De artikelen 88b en 88c zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4 In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5 Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.

§ 5

De bevoegdheid van het dagelijks bestuur

Artikel 89b 1 Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, is artikel 46b van toepassing op het dagelijks bestuur.
2 Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is artikel 50eb van toepassing op het dagelijks bestuur.

Artikel 89c Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

§ 6

De bevoegdheid van de voorzitter

Artikel 89d 1 De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.
2 De voorzitter kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

§ 7

Financiën

Artikel 90 1 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
2 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
3 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
4 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 90a Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

Artikel 91 1 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk twaalf weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
2 De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de aan de regeling deelnemende provincies en waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
3 Provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan stelt provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
5 Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan, zo nodig, de begroting aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, die ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
6 Het eerste, derde en vierde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. In de gemeenschappelijke regeling kan worden bepaald ten aanzien van welke categorieën begrotingswijzigingen hiervan kan worden afgeweken.
7 De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
8 In afwijking van het zesde lid zijn de artikelen 98a tot en met 109c van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken, indien uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen bevoegdheden zijn overgedragen aan het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.

Afdeling 4

Schorsing en vernietiging

Artikel 92 1 Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, is daarop artikel 49 van toepassing.
2 Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 50h tot en met 50k van toepassing.