Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR)


Hoofdstuk V

Regelingen tussen gemeenten en waterschappen

Afdeling 1

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

Artikel 61 1 De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met de algemene besturen, de dagelijkse besturen en de voorzitters van een of meer waterschappen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk het eigen waterschap bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of waterschappen.
2 De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters, onderscheidenlijk de dagelijkse besturen en de voorzitters van de waterschappen, zenden het ontwerp van de regeling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, onderscheidenlijk de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, met uitzondering van het ontwerp van een regeling die getroffen of mede getroffen wordt door de vertegenwoordigende organen van de deelnemende gemeenten of waterschappen.
3 De raden van de deelnemende gemeenten, onderscheidenlijk de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, kunnen bij de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van hun gemeente, onderscheidenlijk de dagelijkse besturen en de voorzitters van hun waterschap, binnen acht weken hun zienswijze over het ontwerp van de regeling naar voren brengen. Indien de raden of de algemene besturen van de waterschappen geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters, onderscheidenlijk de dagelijkse besturen en voorzitters van de waterschappen, hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
4 Een college van burgemeester en wethouders, en een burgemeester, onderscheidenlijk een dagelijks bestuur en een voorzitter van een waterschap gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraad, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5 Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.

Afdeling 2

Algemene bepalingen

Artikel 62 De artikelen 8 tot en met 26, 28 en 29 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet of artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet;
b. bij de toepassing van artikel 16, vijfde lid, voor «artikel 25 van de Gemeentewet» wordt gelezen: het bepaalde voor het orgaan dat het lid heeft aangewezen;
c. bij de toepassing van artikel 24a voor «artikel 22 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing» wordt gelezen «artikel 22 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing» en voor «De artikelen 96, tweede en derde lid, 98 en 99 van de Gemeentewet» wordt gelezen «De artikelen 96, tweede en derde lid, 98 en 99 van de Gemeentewet en artikel 32a, tweede, derde en vierde lid, van de Waterschapswet».

Artikel 62a Vervallen

Afdeling 3

Bevoegdheden

§ 1

De bevoegdheid van het bestuur van het openbaar lichaam en de bedrijfsvoeringsorganisatie en van het gemeenschappelijk orgaan

Artikel 63 1 Aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of aan het gemeenschappelijk orgaan kunnen bij de regeling ten aanzien van de belangen ter behartiging waarvan zij wordt getroffen en voor het gebied waarvoor zij geldt, zodanige bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen als aan de besturen van de deelnemende gemeenten en waterschappen toekomen, met dien verstande dat:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet en de rechten, bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, van de Gemeentewet en in artikel 115 van de Waterschapswet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt;
b. aan het gemeenschappelijk orgaan of de bedrijfsvoeringsorganisatie niet de bevoegdheid kan worden overgedragen belastingen te heffen of anderszins algemeen verbindende voorschriften te geven.
2 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid wordt daarbij tevens de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten en waterschappen geregeld.
3 Voor zover een verordening van het openbaar lichaam voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente of van een deelnemend waterschap, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen, dat de verordening van de gemeente of van het waterschap voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

Artikel 64 Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel 64a 1 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2 Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsorganisatie te brengen.

Artikel 65 Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet en die bedoeld in hoofdstuk XVIII van de Waterschapswet, zullen gelden.

§ 2

Bijzondere voorzieningen

Artikel 65a 1 Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 32a tot en met 32j van toepassing.
2 Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is daarop artikel 50da van toepassing.

§ 3

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel 65aa Vervallen

Artikel 65b Vervallen

Artikel 65c Vervallen

§ 4

De bevoegdheid van het algemeen bestuur

Artikel 66 De bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.

Artikel 66a 1 Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2 Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 67;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 63, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3 De artikelen 65b en 65c zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4 In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5 Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.

§ 5

De bevoegdheid van het dagelijks bestuur

Artikel 66b 1 Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam mede door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, is artikel 33b van toepassing op het dagelijks bestuur.
2 Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is artikel 50eb van toepassing op het dagelijks bestuur.

Artikel 66c Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

§ 6

De bevoegdheid van de voorzitter

Artikel 66d 1 De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.
2 De voorzitter kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

§ 7

Financiën

Artikel 67 1 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
2 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
3 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
4 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

Artikel 67a Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

Artikel 68 1 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk twaalf weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
2 De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten en waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
3 De raden van de deelnemende gemeenten en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan stelt de algemene besturen van de waterschappen en de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
5 Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
6 Het eerste, derde en vierde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. In de gemeenschappelijke regeling kan worden bepaald ten aanzien van welke categorieën begrotingswijzigingen hiervan kan worden afgeweken.
7 De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
8 In afwijking van het zesde lid zijn de artikelen 98a tot en met 109c van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken, indien uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen bevoegdheden zijn overgedragen aan het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.

Afdeling 4

Schorsing en vernietiging

Artikel 69 1 Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 36 tot en met 39f van toepassing.
2 Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 50h tot en met 50k van toepassing.