Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR)


Hoofdstuk IV

Regelingen tussen gemeenten en provincies

Afdeling 3

Bevoegdheden

§ 1

De bevoegdheid van het bestuur van het openbaar lichaam en de bedrijfsvoeringsorganisatie en van het gemeenschappelijk orgaan

Artikel 54 1 Aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of aan het gemeenschappelijk orgaan kunnen bij de regeling ten aanzien van de belangen ter behartiging waarvan zij is getroffen en voor het gebied waarvoor zij geldt, zodanige bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen, als aan de besturen van de deelnemende gemeenten en provincies met betrekking tot hun eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie toekomen, met dien verstande dat:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet en de rechten, bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, van de Gemeentewet en in artikel 223 van de Provinciewet, de belasting, bedoeld in artikel 222c van de Provinciewet, de rechten waarvan heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt en de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
b. aan het gemeenschappelijk orgaan of de bedrijfsvoeringsorganisatie niet de bevoegdheid kan worden overgedragen belastingen te heffen of anderszins algemeen verbindende voorschriften te geven.
2 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt daarbij tevens de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten en provincies geregeld.
3 Voor zover een verordening van het openbaar lichaam voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente of provincie, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen, dat de verordening van de gemeente of provincie voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

Artikel 55 Bij de regeling kunnen beperkingen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie, van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

Artikel 55a 1 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2 Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 56 Een verordening van het openbaar lichaam tot heffing van een belasting regelt, voor welke colleges of ambtenaren de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet en die bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet, zullen gelden.