Wet forensische zorg (Wfz)


Hoofdstuk 2

Doelstelling, reikwijdte en zorgcontinuïteit en algemene bepalingen

Artikel 2.1 1 Met inachtneming van het karakter van de vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt de tenuitvoerlegging hiervan zo veel als mogelijk aangewend voor herstel van de forensische patiënt en vermindering van de kans op recidive, ten behoeve van de veiligheid van de samenleving.
2 De forensische zorg voorziet in de noodzakelijke aansluiting met andere vormen van geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 2.2 1 Aan de forensische patiënt wordt de forensische zorg verleend, waarop hij blijkens de strafrechtelijke titel is aangewezen.
2 Onze Minister voorziet in het doen ten uitvoer leggen van forensische zorg.
3 Van de forensische patiënt kan geen bijdrage in de kosten voor verblijf in een instelling worden gevraagd.

Artikel 2.3 1 Indien de rechter van oordeel is, dat voldaan is aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging krachtens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, kan hij, ambtshalve of na een verzoekschrift van de officier van justitie, met toepassing van die wet een zorgmachtiging ingevolge die wet afgeven als bedoeld in artikel 6:5, aanhef en onderdeel a, van die wet. Aan deze bevoegdheid kan in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde bij afzonderlijke beslissing toepassing worden gegeven:
1°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
2°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij overeenkomstig artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt bepaald dat geen straf wordt opgelegd;
3°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij de verdachte wordt vrijgesproken;
4°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging;
5°. bij de rechterlijke beslissing op vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging of tot verlenging van de tenuitvoerlegging van de op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegde maatregel;
6°. op vordering van het openbaar ministerie;
7°. indien de rechter de maatregel van terbeschikkingstelling niet verlengt;
8°. indien de rechter de maatregel van terbeschikkingstelling, waarvan de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd, niet verlengt;
9°. indien de rechter de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet verlengt;
10°. indien de rechter de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet verlengt;
11°. bij rechterlijke beslissing op vordering van het openbaar ministerie tot omzetting van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in de maatregel van terbeschikkingstelling;
12°. indien de voorwaarden, bedoeld in artikel 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering, zijn geëxpireerd.
2 Indien de rechter van oordeel is, dat voldaan is aan de criteria voor het afgeven van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, kan hij, ambtshalve of na een verzoekschrift van de officier van justitie, met toepassing van die wet een rechterlijke machtiging ingevolge die wet afgeven voor de maximale duur van zes maanden. Aan deze bevoegdheid kan in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde bij afzonderlijke beslissing toepassing worden gegeven op een van de in het eerste lid genoemde gronden.

Artikel 2.4 Vervallen

Artikel 2.5 Zes weken voor afloop van de justitiële titel treft de zorgaanbieder voorbereidingen voor aansluitende zorg, indien de zorgverlener of de behandelaar van oordeel is dat na afloop van de strafrechtelijke titel verdere zorg als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of artikel 1, derde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijke gehandicapte cliënten nodig is.

Artikel 2.6 1 Ten behoeve van de indicatiestelling, de plaatsing van forensische patiënten bij zorgaanbieders, de verlening van forensische zorg, de declaratie en de betaling van de forensische zorg en het toezicht op de forensische zorg zoals deze op grond van deze wet wordt verleend, worden persoonsgegevens van forensische patiënten, met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en van justitiële gegevens in de zin van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, verwerkt.
2 Onze Minister, het orgaan, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, de zorgaanbieder, de reclassering en het openbaar ministerie zijn verantwoordelijke voor de verwerking, bedoeld in het eerste lid.
3 Onze Minister verstrekt aan de zorgaanbieder ten behoeve van de plaatsing van de forensische patiënt bij die zorgaanbieder, de zorgverlening aan deze patiënt, de declaratie en de betaling van de forensische zorg, het strafrechtsketennummer van de forensische patiënt of bij het ontbreken van dit nummer, zijn bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander persoonsidentificerend nummer voor strafvorderlijke en penitentiaire doeleinden, alsmede de strafrechtelijke titel, de duur daarvan, de eventuele gestelde voorwaarden die betrekking hebben op de forensische zorg, de indicatiestelling en de wijze waarop het toezicht op de tenuitvoerlegging wordt vormgegeven.
4 Bij de verwerking van gegevens ten behoeve van de declaratie wordt het strafrechtsketennummer van de forensische patiënt of bij het ontbreken van dit nummer, zijn bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander persoonsidentificerend nummer voor strafvorderlijke en penitentiaire doeleinden gebruikt, wordt de strafrechtelijke titel en de duur daarvan verwerkt, alsmede de verleende forensische zorg. Ten behoeve van de declaratie en de betaling van de forensische zorg is de zorgaanbieder bevoegd de in de voorgaande volzin genoemde gegevens te verstrekken aan Onze Minister.
5 Ten behoeve van de begeleiding en het toezicht op de forensische zorg verstrekt het openbaar ministerie aan de reclassering de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, betreffende de strafrechtelijke titel en duur daarvan en betreffende de in het kader van de strafrechtelijke titel te verlenen forensische zorg.
6 Indien noodzakelijk ten behoeve van het toezicht op de naleving van de voorwaarden inzake de verlening van forensische zorg verstrekt de zorgaanbieder aan het openbaar ministerie dan wel aan de reclasseringsinstelling de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens betreffende de behandeltrouw van de forensische patiënt. Dit betreft in ieder geval gegevens betreffende de data dat de forensische patiënt zorg heeft genoten, dan wel afwezig was en gegevens betreffende de medewerking van de forensische patiënt aan de verleende forensische zorg. Tevens verstrekt de zorgaanbieder na het voltooien van de forensische zorg, of in een eerder stadium op verzoek van het openbaar ministerie of uit eigen beweging indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met het voorkomen van recidive, een advies over de kans op herhaling van het gedrag in verband waarmee de forensische zorg is opgelegd.

Artikel 2.7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. tot welke gegevens de verplichting, bedoeld in artikel 2.6, zich in ieder geval uitstrekt;
b. op welke wijze de gegevens, bedoeld in artikel 2.6, worden verstrekt en verder worden verwerkt;
c. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking plaatsvindt;
d. aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking voldoet;
e. de omvang van de gegevensverstrekking, de wijze waarop de reclasseringsinstelling en de zorgaanbieder forensische zorg gegevens van forensische patiënten verwerken en over de gegevensverwerking ten behoeve van statistiek en onderzoek.

Artikel 2.8 1 Onze Minister verwerkt gegevens die betrekking hebben op forensische zorg met het oog op het beleid van die forensische zorg.
2 De zorgaanbieder die forensische zorg verleent, het hoofd van de instelling of de directeur van de instelling waar forensische zorg wordt verleend en de reclasseringsinstelling verstrekken desgevraagd en kosteloos gegevens aan Onze Minister ten behoeve van de verwerking, bedoeld in het eerste lid.
3 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen persoonsgegevens zijn, inclusief het strafrechtsketennummer, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in het eerste lid. Het strafrechtsketennummer wordt slechts verwerkt bij het verstrekken en ontvangen van deze persoonsgegevens teneinde te waarborgen dat deze persoonsgegevens betrekking hebben op de juiste betrokkene.
4 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor andere doeleinden dan aldaar bedoeld en worden daar waar mogelijk verwerkt op een wijze die waarborgt dat zij niet tot een persoon herleidbaar zijn.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud van de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, de wijze waarop de verwerking en de verstrekking plaatsvinden, de tijdvakken waarop de gegevens betrekking hebben en de tijdstippen waarop de gegevens dienen te worden verstrekt.
6 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat de gegevens in plaats van aan Onze Minister op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen wijze kunnen worden verstrekt aan en kunnen worden verwerkt door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.