Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)


Hoofdstuk VIII

De inning van de administratieve sanctie

Artikel 22 1 Met de inning van de administratieve sanctie en de administratiekosten is Onze Minister belast.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de administratiekosten, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.
3 Een ieder is verplicht desgevorderd onverwijld aan Onze Minister de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van Onze Minister noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 tot en met 218a van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
4 De officier van justitie kan de inning van een opgelegde administratieve sanctie laten eindigen, indien hij van oordeel is dat met de voortzetting daarvan geen redelijk doel wordt gediend.

Artikel 23 1 Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moeten de administratieve sanctie en de administratiekosten zijn voldaan.
2 Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, kan Onze Minister uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, kan Onze Minister uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien de administratieve sanctie ten minste € 112,50 bedraagt.
3 De sanctie wordt van rechtswege met vijftig procent verhoogd indien het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24 1 Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht tot betaling van het ingevolge artikel 23, derde lid, verhoogde bedrag binnen vier weken nadat Onze Minister hem een aanmaning heeft toegezonden, over de gewone post of op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.
2 Indien na de verhoging het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 1 Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, nalaat het in de op grond van artikel 24 gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging. Ter inning van het verschuldigde bedrag kan Onze Minister verhaal nemen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.
2 Indien het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, na de verhogingen op grond van artikel 23, derde lid, en van het eerste lid, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, vindt verhaal overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27 enkel plaats indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen.
3 Onze Minister kan verhaal nemen gedurende drie jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin verhaal kan worden genomen verlengd met één jaar.
4 Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26 1 Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.
2 Het dwangbevel wordt in naam van de Koning uitgevaardigd door Onze Minister. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.
3 Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.
4 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. De griffier wijst de indiener van het verzetschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5 Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6 De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van Onze Minister, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. Onze Minister stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan Onze Minister wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en met dien verstande dat hetgeen in die artikelen met betrekking tot de officier van justitie is bepaald, geldt voor Onze Minister.
7 Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.
8 Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
9 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 26a 1 Onze Minister, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van de kantonrechter binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gegeven.
2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. De zekerheid wordt gesteld bij Onze Minister, hetzij op de door Onze Minister voorgeschreven wijze, hetzij anderszins door overboeking op de rekening van Onze Minister. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is eveneens een griffierecht verschuldigd. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het griffierecht niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4 Nadat de zekerheidstelling en de bijschrijving of de storting van het griffierecht hebben plaatsgevonden of nadat de termijnen voor het stellen van de zekerheid en de betaling van het griffierecht ongebruikt zijn verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken en een afschrift van de beschikking van de kantonrechter onverwijld ter griffie van het gerechtshof in.
5 Op de behandeling van het hoger beroep zijn de artikelen 16 tot en met 20c van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister zich bij de behandeling van het hoger beroep door een gemachtigde laat vertegenwoordigen.
6 Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en 20d, eerste en derde lid, zijn op de beschikking van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen in die artikelen met betrekking tot de officier van justitie is bepaald, geldt voor Onze Minister.
7 Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van het gerechtshof gezonden aan degenen die tot het instellen van hoger beroep gerechtigd waren.

Artikel 27 1 Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:
a. inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;
b. pensioenen, wachtgelden en andere uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;
c. het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate mag beschikken, alsmede, indien de bank en degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd in samenhang met die rekening een overeenkomst inzake krediet zijn aangegaan, op uit het ingevolge die overeenkomst verstrekte krediet.
2 Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van Onze Minister. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie verhaal wordt genomen, en nadat verhaal is genomen toegezonden aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging waarvoor de administratieve sanctie is opgelegd heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de kennisgeving gezonden naar het in de basisregistratie personen vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisregistratie personen opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de kennisgeving geacht aan de betrokkene bekend te zijn.
3 Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan Onze Minister van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. Onze Minister bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer twee jaren na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.
4 Degene onder wie verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover Onze Minister beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van de artikelen 33 en 301 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.
5 Indien verhaal is genomen op vordering van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, zijn de artikelen 475a tot en met 475g en 475i, tweede tot en met vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
6 Iedere belanghebbende kan binnen zes weken na de verzending van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.
7 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.
8 Verhaal zonder dwangbevel kan niet worden genomen als degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, valt onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in Titel III van de Faillissementswet.

Artikel 27a Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de staat geldbedragen, verkregen uit de tenuitvoerlegging van administratieve sancties, op een daarbij vast te stellen grondslag en naar daarbij vast te stellen regelen ten goede laat komen aan een rechtspersoon die krachtens het publiekrecht is ingesteld.

Artikel 28 1 De officier van justitie kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, maar niet op het daarin opgenomen adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering bij de rechtbank Noord-Nederland. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin een verleende machtiging gijzeling toe te passen kan worden uitgevoerd, verlengd met één jaar.
2 Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. De oproeping van degene die als ingezetene is ingeschreven op een in de basisregistratie personen opgenomen adres, maar niet op het daarin opgenomen adres woonachtig is, dan wel geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt in de Staatscourant. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
3 De officier van justitie of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.
4 De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.
5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29 1 Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door Onze Minister niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, derde lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is Onze Minister bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.
2 Onze Minister is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.
3 Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is Onze Minister bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30 1 Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door Onze Minister, is verplicht op eerste vordering van Onze Minister het rijbewijs in te leveren op een door Onze Minister te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.
2 De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.
3 Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is Onze Minister bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4 Onze Minister doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Onze Minister doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.