Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM)
Hoofdstuk 4
Het Waarborgfonds Motorverkeer
Artikel 23 1 Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën wijzen een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid aan, die onder de naam Waarborgfonds Motorverkeer tot taak heeft in de gevallen, in artikel 25 genoemd, aan de benadeelden hun schade te vergoeden overeenkomstig het bepaalde in artikel 26. Deze rechtspersoon heeft bovendien tot taak in de gevallen, bedoeld in artikel 26a, eerste en tweede lid, aan de benadeelden hun schade te vergoeden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26a tot en met 26c.2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats, indien de rechtspersoon aan de volgende eisen voldoet:
a. hij dient in staat te zijn de in het eerste lid bedoelde taak naar behoren te vervullen;
b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon dat een onafhankelijke vervulling van de in het eerste lid bedoelde taak is gewaarborgd.
3 Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën kunnen een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid intrekken indien de rechtspersoon naar hun oordeel niet meer aan de in het tweede lid vermelde eisen voldoet, dan wel indien de rechtspersoon anderszins zijn taak niet meer onafhankelijk vervult.
4 Intrekking van een in het eerste lid bedoelde aanwijzing geschiedt onder gelijktijdige voorziening door Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën in de in het eerste lid bedoelde taak, waaromtrent zij nadere regels kunnen stellen. De intrekking heeft de ontbinding van de rechtspersoon ten gevolge en doet de vermogensbestanddelen daarvan onder algemene titel op de Staat overgaan.
5 Een aanwijzing en een intrekking van een aanwijzing als bedoeld in dit artikel worden in de Staatscourant bekend gemaakt.
Artikel 23a Het fonds kan zijn statuten niet wijzigen, tenzij de wijziging de instemming heeft van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23b 1 Het fonds verstrekt aan Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën alle gevraagde inlichtingen omtrent de uitvoering van zijn taak.
2 Het fonds zendt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën de balans en de staat van baten en lasten alsmede het bestuursverslag over het betrokken boekjaar. Deze stukken worden met inachtneming van de artikelen 24, derde en vierde lid, en 24b, vierde tot en met zevende lid, opgesteld en gaan vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgelegd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 24 1 De schadeverzekeraars die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mogen uitoefenen, betalen jaarlijks aan het fonds een door het fonds te bepalen bedrag, berekend op basis van het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen. Het fonds bepaalt op overeenkomstige wijze jaarlijks tevens het door de Staat aan het fonds te betalen bedrag. De bepaling bedoeld in de vorige volzinnen geschiedt uiterlijk op 30 juni van ieder jaar. De storting moet geschieden binnen een maand na het besluit tot bepaling van het verschuldigde bedrag.
2 Bij de bepaling van dit bedrag worden in aanmerking genomen de over het verleden door het fonds verkregen overschotten of geleden tekorten. Tevens wordt rekening gehouden met de in het komende jaar te verwachten schadelast.
3 De bedragen bedoeld in artikel 21 worden door het fonds afzonderlijk geadministreerd en worden uitsluitend aangewend tot betaling van schade en kosten, waartoe aanleiding wordt gegeven door motorrijtuigen met betrekking waartoe krachtens artikel 19, eerste lid, een geldig bewijs van vrijstelling is uitgereikt, en ter dekking van de kosten verbonden aan de behandeling van de verzoeken om vrijstelling en aan de uitreiking van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde bewijzen.
4 Echter brengt het fonds van de krachtens artikel 21 ontvangen bedragen jaarlijks een bedrag over naar zijn algemene middelen; voor de vaststelling hiervan gelden dezelfde maatstaven als die welke krachtens het eerste lid worden gebezigd.
Artikel 24a 1 De schadeverzekeraars die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mogen uitoefenen, alsmede de Staat, waarborgen, ieder overeenkomstig het aantal en de aard van de door hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen, onderscheidenlijk overeenkomstig het aantal en de aard van de motorrijtuigen waarvan de Staat de bezitter of de houder als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is, de verplichtingen van het fonds met uitzondering van de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c.
2 De Staat waarborgt voorts de verplichtingen van het fonds, voor zover de bedragen in het derde lid van artikel 24 bedoeld, niet toereikend zijn tot vergoeding van schade, waartoe door de in genoemd artikellid bedoelde motorrijtuigen aanleiding is gegeven.
Artikel 24b 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 24, betalen de schadeverzekeraars met zetel in Nederland die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor de uitoefening van hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen, jaarlijks aan het fonds een door het fonds te bepalen bedrag ter financiering van de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c. Dit bedrag wordt berekend op basis van het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland of in een andere lidstaat verzekerde motorrijtuigen.
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 24, betalen de schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is en die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:40, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor de uitoefening van hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen, jaarlijks aan het fonds een door het fonds te bepalen bedrag ter financiering van de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c. Dit bedrag wordt berekend op basis van het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen.
3 De bepaling van de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt uiterlijk op 30 juni van ieder jaar. De storting moet geschieden binnen een maand na het besluit tot bepaling van het verschuldigde bedrag.
4 De bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden door het fonds afzonderlijk van de in artikel 24, eerste en derde lid, bedoelde bedragen geadministreerd.
5 De kosten die voortvloeien uit de verplichtingen die het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c heeft, worden uitsluitend uit de krachtens het eerste en tweede lid ontvangen bedragen voldaan. Niettemin is het fonds bevoegd deze kosten in eerste instantie te voldoen uit de krachtens artikel 24, eerste lid, ontvangen bedragen, mits het fonds het aldus aangewende bedrag binnen een jaar aanvult met de krachtens het eerste en tweede lid ontvangen bedragen.
6 Over de kosten die op grond van het vijfde lid worden voldaan uit de krachtens artikel 24, eerste lid, ontvangen bedragen wordt rente in rekening gebracht. De hoogte van deze rente is gebaseerd op de rente bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen.
7 Het fonds brengt van de krachtens het eerste en tweede lid ontvangen bedragen jaarlijks een bedrag over naar zijn algemene middelen.
8 De schadeverzekeraars bedoeld in het eerste en tweede lid, waarborgen, ieder overeenkomstig het aantal en de aard van de door hen verzekerde motorrijtuigen als bedoeld in het eerste en tweede lid, de verplichtingen van het fonds ingevolge de artikelen 26a tot en met 26c.
Artikel 25 1 Een benadeelde kan, wanneer er een burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door een motorrijtuig veroorzaakte schade of een zodanige aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 3a bestaat, een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken:
a. wanneer niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is, tenzij aannemelijk is, dat de benadeelde niet tot die vaststelling heeft gedaan, wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht;
b. wanneer de verplichting tot verzekering niet is nagekomen;
c. wanneer de schade voortvloeit uit een handelen of nalaten van degene die zich door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig heeft verschaft of van hem die, dit wetende, dat motorrijtuig zonder geldige reden gebruikt, en de verzekeraar, de Staat, of degene, die krachtens artikel 18 is vrijgesteld van de verzekeringsplicht deswege niet aansprakelijk is;
d. wanneer op grond van een vrijstelling krachtens de artikelen 17, derde lid, of 18 een verzekering niet is afgesloten.
2 Het fonds is jegens het bureau, bedoeld in artikel 2 zesde lid, voorts aansprakelijk voor hetgeen dit bureau heeft betaald ter zake van de schade, in een van de krachtens artikel 3, derde lid, aangewezen landen veroorzaakt door een motorrijtuig dat gewoonlijk in Nederland is gestald en met betrekking waartoe krachtens artikel 19, eerste lid, een geldig bewijs van vrijstelling is uitgereikt. Op de aansprakelijkheid van het fonds ingevolge de vorige zin is het bepaalde in de eerste vijf leden van artikel 26 niet van toepassing.
3 Het fonds geeft in de gevallen bedoeld in het eerste lid aan degenen die zich tot hem wenden voor vergoeding van de rechtstreeks door hen geleden schade, aan de hand van de inlichtingen die het op zijn verzoek van hen heeft verkregen, een met redenen omkleed antwoord met betrekking tot zijn tussenkomst.
4 Indien het fonds en een verzekeraar het niet eens zijn over de vraag wie van hen de schade moet vergoeden, dient degene die als eerste werd aangesproken, tot vergoeding van de schade over te gaan. Indien mocht blijken dat de ander geheel of gedeeltelijk tot vergoeding van de schade gehouden is, zal deze tot verrekening overgaan.
Artikel 26 1 Het fonds is niet aansprakelijk voor schade, voor zover deze de som of sommen, vastgesteld krachtens artikel 22, overtreft.
2 Het fonds is niet aansprakelijk tegenover de benadeelde die ingevolge artikel 4, eerste en tweede lid, van het recht op een uitkering kan worden uitgesloten.
3 Het fonds is niet aansprakelijk voor de schade, bedoeld in artikel 4, derde lid, noch voor schade aan zaken, door het motorrijtuig vervoerd.
4 Het fonds is in een geval als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, jegens een benadeelde voor de schade aan diens zaken slechts aansprakelijk voor zover deze schade meer bedraagt dan een bedrag dat bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld; met betrekking tot het deel van de schade dat geringer is dan dit bedrag, ontstaat voor het fonds geen aansprakelijkheid doordat een andere benadeelde de vordering tot vergoeding daarvan verkrijgt.
5 Het fonds is slechts aansprakelijk, indien de benadeelde aantoont dat hij alle bekende als zodanig aansprakelijke personen en, voor zover de aansprakelijkheid van deze personen volgens deze wet verzekerd behoort te zijn, hun verzekeraars tot betaling heeft aangemaand.
6 De artikelen 6, tweede lid, 7 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing ten opzichte van het fonds.
7 Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op de rechtsvordering van de benadeelde tegenover het fonds.
Artikel 26a 1 Een benadeelde met woonplaats in Nederland kan, wanneer er een burgerrechtelijke aansprakelijkheid bestaat voor de schade ten gevolge van feiten die zijn veroorzaakt door een motorrijtuig en die zich hebben voorgedaan in Nederland of die zijn veroorzaakt door een motorrijtuig dat gewoonlijk is gestald en verzekerd in een lidstaat en die zich hebben voorgedaan in een andere lidstaat dan Nederland of in een staat buiten de Europese Unie waar een bureau, groep van verzekeraars of instantie werkzaam is dat onderscheidenlijk die overeenkomt met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken, vanaf het tijdstip dat:
a. de verzekeraar van het motorrijtuig is onderworpen aan een faillissementsprocedure;
b. de verzekeraar van het motorrijtuig is onderworpen aan een liquidatieprocedure als bedoeld in artikel 268 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335); of
c. de Nederlandsche Bank N.V. ten aanzien van de verzekeraar van het motorrijtuig een besluit tot afwikkeling als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht heeft genomen, voor zover door dat besluit de benadeelde minder zou ontvangen dan zonder dat besluit.
2 In gevallen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, kan ook een benadeelde met woonplaats buiten Nederland een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken. Bovendien kan een benadeelde met woonplaats in een staat buiten de Europese Unie, wanneer er een burgerrechtelijke aansprakelijkheid bestaat als bedoeld in het eerste lid, een recht op schadevergoeding tegen het fonds geldend maken, vanaf het tijdstip dat de verzekeraar op grond van artikel 213ag van de Faillissementswet in staat van faillissement is verklaard.
3 Het fonds is niet aansprakelijk voor de schade voor zover deze buiten de dekking valt die de verzekering ten minste moet bieden op grond van de wetgeving van het land waar het feit is voorgevallen dan wel op grond van de wetgeving van het land waar het motorrijtuig gewoonlijk is gestald, indien in laatstbedoeld land de dekking ruimer is.
4 Het fonds is slechts aansprakelijk, indien de benadeelde aantoont dat hij alle bekende als zodanig aansprakelijke personen en, voor zover de aansprakelijkheid van deze personen volgens de toepasselijke wetgeving verzekerd behoort te zijn, hun verzekeraars tot betaling heeft gemaand. Aanmaning kan echter achterwege blijven jegens de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in het eerste lid en jegens de verzekeringnemer en andere verzekerden wiens aansprakelijkheid overeenkomstig de toepasselijke wetgeving is gedekt door een verzekering met deze verzekeraar.
5 Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 26b en 26c wordt onder verzekeraar verstaan: de verzekeraar die in een lidstaat in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 14 of 162 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335).
Artikel 26b 1 Als bij het fonds een vordering als bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, is ingediend, stelt het fonds de volgende instellingen of personen hiervan in kennis:
a. het orgaan bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in de lidstaat van herkomst van de verzekeraar;
b. als de vordering betrekking heeft op de vergoeding van schade als gevolg van feiten die zich hebben voorgedaan in een andere staat dan de lidstaat van woonplaats van de benadeelde, het schadevergoedingsorgaan bedoeld in artikel 24 van de richtlijn in de lidstaat van woonplaats van de benadeelde; en
c. de verzekeraar of zijn bewindvoerder of liquidateur in de zin van artikel 268, eerste lid, onderdeel e) respectievelijk onderdeel f) van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335), dan wel de Nederlandsche Bank N.V.
2 Een verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, dan wel zijn bewindvoerder of liquidateur bedoeld in het vorige lid, of de Nederlandsche Bank N.V., stelt het fonds of het orgaan bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in een andere lidstaat ervan in kennis als hij een vergoeding uitkeert of zijn aansprakelijkheid afwijst met betrekking tot een vordering die ook bij dit fonds of dit orgaan is ingediend.
3 Aan degenen die een vordering bij het fonds hebben ingediend als bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, doet het fonds, aan de hand van onder meer de inlichtingen die het op zijn verzoek van hen heeft verkregen, binnen drie maanden een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding, als het heeft vastgesteld dat op grond van het eerste of tweede lid een recht op schadevergoeding bestaat, de vordering niet wordt betwist en de schade geheel of gedeeltelijk is begroot. Als het fonds heeft vastgesteld dat er geen recht op schadevergoeding op grond van artikel 26a, eerste of tweede lid, bestaat, als de burgerrechtelijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, wordt afgewezen of niet duidelijk is vastgesteld, of als de schade niet volledig is begroot, geeft het fonds binnen drie maanden een met redenen omkleed antwoord op de verschillende onderdelen van de vordering.
4 Het fonds keert een op grond van artikel 26a, eerste of tweede lid, verschuldigde schadevergoeding onverwijld aan de benadeelde uit, en in ieder geval binnen drie maanden nadat de benadeelde het voorstel bedoeld in het vorige lid heeft aanvaard. Is een gedeelte van de schade begroot, dan is de vorige zin van toepassing op dit gedeelte.
5 De artikelen 6, tweede lid, 7 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing ten opzichte van het fonds.
6 De regels die op grond van het toepasselijke recht gelden voor de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegenover de verzekeraar, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtsvordering die de benadeelde ingevolge dit artikel en artikel 26a tegenover het fonds heeft, met dien verstande dat deze rechtsvordering in ieder geval met overeenkomstige toepassing van artikel 10 verjaart door verloop van drie jaar te rekenen van het feit waaruit de schade is ontstaan.
Artikel 26c 1 Het fonds stelt de organen bedoeld in de artikelen 10bis en 25bis van de richtlijn en de schadevergoedingsorganen bedoeld in artikel 24 van de richtlijn in andere lidstaten onverwijld in kennis van een beschikking als bedoeld in artikel 213ag, derde lid, van de Faillissementswet waarbij een verzekeraar waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is, in staat van faillissement is verklaard.
2 Het fonds kan volledige terugbetaling vorderen van het op basis van artikel 26b, vierde lid, uitgekeerde bedrag van het orgaan bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in de lidstaat van herkomst van de verzekeraar. Als een orgaan als bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in een andere lidstaat een benadeelde schade heeft vergoed op basis van wetgeving die dient ter implementatie van artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn vanwege het feit dat ten aanzien van een verzekeraar waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is, sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel a of b, en dit orgaan verhaal zoekt op het fonds, restitueert het fonds het door dit orgaan in die andere lidstaat betaalde bedrag binnen een redelijke termijn en in ieder geval binnen zes maanden nadat het verzoek tot restitutie is gedaan, tenzij het fonds en dit orgaan schriftelijk anders zijn overeengekomen nadat het fonds het verzoek tot restitutie heeft ontvangen.
3 De rechten van de benadeelde jegens de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt en jegens diens verzekeraar gaan bij wijze van subrogatie over op het fonds, voor zover de schade van de benadeelde ten laste van het fonds is vergoed op grond van het tweede lid van dit artikel of op grond van artikel 26b, vierde lid. Dit geldt echter niet voor de rechten van de benadeelde jegens een verzekeringnemer of een andere verzekerde, voor zover de aansprakelijkheid van deze verzekeringnemer of verzekerde overeenkomstig het toepasselijke recht is gedekt door een verzekering met de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid.
4 Voor zover schade ten laste van een orgaan als bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in een andere lidstaat is vergoed op basis van wetgeving die dient ter implementatie van artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn, vindt overgang van de rechten van de benadeelde als bedoeld in het vorige lid bij wijze van subrogatie plaats op het orgaan in die lidstaat overeenkomstig het recht van die lidstaat.
5 Waar dit dienstig is aan de vervulling van de taken die het fonds op grond van de artikelen 26a, 26b en dit artikel heeft, werkt het fonds samen met andere instellingen en personen, en in het bijzonder met:
a. organen als bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in andere lidstaten;
b. het Schadevergoedingsorgaan en de schadevergoedingsorganen bedoeld in artikel 24 van de richtlijn in andere lidstaten;
c. de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid;
d. de bewindvoerder of liquidateur van deze verzekeraar in de zin van artikel 268, eerste lid, onderdeel e) respectievelijk onderdeel f) van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335), dan wel de Nederlandsche Bank N.V.;
e. de schaderegelaars van deze verzekeraar;
f. de bevoegde nationale autoriteiten van andere lidstaten.
6 Het fonds is bevoegd informatie, onder meer betreffende specifieke vorderingen als bedoeld in artikel 26a, eerste of tweede lid, te verzoeken en te verstrekken aan de in het vijfde lid bedoelde personen en organen voor zover dit noodzakelijk is voor de vervulling van de taken die het fonds heeft op grond van de artikelen 26a, 26b en dit artikel. Het Schadevergoedingsorgaan, de verzekeraar die verkeert in een situatie als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, de schaderegelaars van deze verzekeraar, de bewindvoerder of liquidateur bedoeld in het vorige lid van deze verzekeraar, of, als ten aanzien van de verzekeraar een besluit is genomen als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel c, de Nederlandsche Bank N.V., verstrekken het fonds en de organen bedoeld in artikel 10bis of artikel 25bis van de richtlijn in andere lidstaten desgevraagd de in de vorige zin bedoelde informatie.
7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de taken en verplichtingen van het fonds en de procedure voor de terugbetalingen bedoeld in het tweede lid aan en door het fonds.
Artikel 26d Het fonds is bevoegd om overeenkomsten als bedoeld in de artikelen 10bis, dertiende lid, en 25bis, dertiende lid, van de richtlijn uit te onderhandelen en te sluiten.
Artikel 27 1 Het fonds heeft een recht van verhaal tegen:
a. alle aansprakelijke personen;
b. degene die zijn verplichting tot verzekering niet is nagekomen met betrekking tot het motorrijtuig waarmee de schade is veroorzaakt of met betrekking tot het motorrijtuig aan boord waarvan de gevaarlijke stof zich bevond waarmee de schade is veroorzaakt; of
c. de waarborgfondsen van die lidstaten die gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 5, leden 2 tot en met 5, van de richtlijn bepaalde motorrijtuigen vrij te stellen van de verzekeringsplicht.
Het bepaalde onder a en b geldt in het geval van de artikelen 26b, vierde lid en 26c, tweede lid, slechts voor zover aan de verzekeraar een recht van verhaal zou zijn toegekomen. Het fonds heeft voorts tegenover de verzekeraars van de aansprakelijke personen de rechten van een benadeelde.
2 Het fonds heeft overigens tegenover de aansprakelijke personen dezelfde rechten als een verzekeraar tegenover de verzekerden.