Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk X

Bestuurlijke handhaving

§ 1

Last onder bestuursdwang

Artikel 169 1 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van bij of krachtens deze wet of bij of krachtens een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, verordening (EU) 2019/1020 of verordening (EU) 2020/740 gestelde verplichtingen en verboden.
2 De ambtenaren die een bevel hebben gegeven als bedoeld in artikel 160, zevende lid, zijn bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bevel.

Artikel 169a Onverminderd artikel 169 is de Dienst Wegverkeer bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen en verboden in de bij of krachtens artikel 29, derde lid, en 31, genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen alsmede van de bij of krachtens de artikelen 25, 27 en 30, derde lid bedoelde verplichtingen en verboden.

Artikel 170 1 Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
a. het belang van de veiligheid op de weg, of
b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
2 De artikelen 5:24, 5:25, tweede tot en met vierde lid, 5:29, vijfde lid, 5:30, derde lid, en 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing. Bij de toepassing van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder. Voor de toepassing van artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de omstandigheid dat een voertuig niet is afgehaald, gelijkgesteld met de omstandigheid dat het voertuig niet kan worden teruggegeven.
3 Burgemeester en wethouders plegen regelmatig overleg met de officier van justitie over de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.
4 Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat in een daartoe aangelegd register aantekening wordt gehouden van de gevallen waarin de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.
5 Bij toepassing van het eerste lid wordt onder rechthebbende verstaan: degene die ofwel eigenaar is van het voertuig ofwel anders dan als bezitter het voertuig ten tijde van de overtreding ten gebruike onder zich had. Hierbij geldt artikel 1, tweede lid, niet.
6 De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging een aanvang wordt gemaakt. Hij is alsdan de kosten verbonden aan de voorbereiding van de overbrenging, verschuldigd. De artikelen 4:116, 4:118 tot en met 4:124, en 5:10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 171 1 Een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang overeenkomstig artikel 170, eerste lid, wordt bekendgemaakt:
a. aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt, of
b. indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, zo mogelijk binnen een week:
1°. aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, indien het voertuig een kenteken voert;
2°. aan degene die aangifte heeft gedaan, indien blijkt dat ter zake van het voertuig aangifte van vermissing is gedaan, of
3°. in nader bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen op de daarbij aangegeven wijze.
2 Bij de bekendmaking krachtens het eerste lid, onderdeel b, wordt gewezen op het verschuldigd zijn van kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 172 1 Tot de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 170, eerste lid, worden gerekend:
a. de kosten die verband houden met de overbrenging en bewaring;
b. de kosten die verband houden met de bekendmaking van de beschikking tot overbrenging en inbewaringstelling, en
c. de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging.
2 Verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging vindt niet plaats binnen twee weken na de bekendmaking van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang krachtens artikel 171, eerste lid, onderdeel b. De opbrengst van verkoop of de geschatte sloopwaarde bij vernietiging wordt in mindering gebracht op de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang.
3 Burgemeester en wethouders betalen het bedrag van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, terug, indien:
a. niet tot overbrenging en inbewaringstelling had mogen worden overgegaan;
b. de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet verschuldigd zijn, of
c. aannemelijk is dat het voertuig tegen de wil van de rechthebbende is gebruikt en hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
4 In een geval als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, zijn de kosten verschuldigd door degene die de overtreding heeft begaan. De artikelen 4:116, 4:118 tot en met 4:124 en 5:10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
5 Indien de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, die door de rechthebbende zijn betaald, te hoog zijn berekend, betalen burgemeester en wethouders het te veel betaalde terug.
6 Indien de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde omstandigheden van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet volledig verschuldigd zijn, betalen burgemeester en wethouders het niet verschuldigde bedrag terug.
7 Bij toepassing van het derde lid, onderdeel a, betalen burgemeester en wethouders tevens een redelijke schadeloosstelling aan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald. Indien het voertuig ten tijde van de overtreding in gebruik was bij een ander dan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald, treedt die ander voor de toepassing van dit lid in de plaats van de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald.
8 Indien aantoonbaar is dat tijdens de overbrenging en bewaring schade aan het voertuig is toegebracht, is de gemeente gehouden deze schade te vergoeden.

Artikel 173 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden:
a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;
b. nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;
c. nadere regels vastgesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en
d. de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 nodig worden geacht.
2 Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval
a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en
b. de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en voorts
c. de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 174 1 Indien ter zake van een overtreding van artikel 40, eerste lid, proces-verbaal wordt opgemaakt door een ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een op dat voorschrift betrekking hebbende gedraging, omschreven in de in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bedoelde bijlage door hem wordt geconstateerd, begaan met een op de weg staand motorrijtuig, terwijl niet terstond blijkt wie de eigenaar of houder van dat motorrijtuig is, is de burgemeester bevoegd op verzoek van die ambtenaar dat motorrijtuig naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen.
2 Alvorens het in het eerste lid bedoelde verzoek te doen, kan de daar bedoelde ambtenaar door middel van een daartoe aan te brengen apparaat het rijden met het motorrijtuig voor ten hoogste twee dagen beletten. Het apparaat wordt binnen die termijn verwijderd, zodra bekend wordt wie de eigenaar of houder van het motorrijtuig is.
3 De artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde, vijfde en zesde lid, 171, 172 en 173, eerste lid, van deze wet en de artikelen 4:116, 4:118 tot en met 4:124, 5:10, 5:25, eerste en zesde lid, 5:29, tweede en derde lid, en 5:30, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 2

Bestuurlijke boete

Artikel 174a 1 Onze Minister kan in verband met de aanwijzing, bedoeld in artikel 20b, of een wijziging, schorsing of intrekking daarvan, aan degene die handelt in strijd met de in artikel 20g, derde lid, bedoelde verboden een bestuurlijke boete opleggen die overeenkomt met ten hoogste een boete van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2 De op te leggen bestuurlijke boete kan met maximaal 50% worden verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor een zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van maximaal 24 maanden voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en onherroepelijk is geworden.

Artikel 174b 1 De Dienst Wegverkeer kan in verband met het verlenen van een goedkeuring als bedoeld in artikel 21, tweede lid, of de schorsing of intrekking van een goedkeuring, aan degene die handelt in strijd met de verplichtingen en verboden in de bij of krachtens artikel 29, derde lid, en 31, genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of met de bij of krachtens in de artikelen 21, derde lid, onderdeel b, 25, 27, en 30, derde lid, bedoelde verplichtingen en verboden, een bestuurlijke boete opleggen.
2 De bestuurlijke boete die voor een overtreding van de bij of krachtens artikel 31 genoemde artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3 De bestuurlijke boete die voor een overtreding van de bij of krachtens artikel 29, derde lid, genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, artikel 21, derde lid, onderdeel b, 25, 27 of 30, derde lid, kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4 De op te leggen bestuurlijke boete kan met maximaal 50% worden verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor een zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van maximaal 24 maanden voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en onherroepelijk is geworden.

Artikel 174c 1 Onverminderd artikel 174a en 174b kan Onze Minister in verband met het markttoezicht, bedoeld in artikel 158a, aan degene die handelt in strijd met de verplichtingen en verboden in de bij of krachtens artikel 29 genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, of met de bij of krachtens de in de artikelen 20f, 20g, 20ga, 25, 27, 29a, 30, 30a, 34, 34a en 35 bedoelde verplichtingen en verboden, een bestuurlijke boete opleggen.
2 De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 34 of artikel 34a kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3 De bestuurlijke boete die voor een overtreding van de bij of krachtens artikel 29, tweede lid, genoemde artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, artikel 20g, tweede lid, of artikel 30, tweede lid, kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4 De bestuurlijke boete die voor een overtreding van de bij of krachtens artikel 29, eerste lid, genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, artikel 20g, eerste lid, of artikel 30, eerste lid, kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
5 De bestuurlijke boete die voor een overtreding van de bij of krachtens artikel 29, derde lid, genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, of de artikelen 20f, 20g, derde lid, 25, 27, 29a, 30, derde lid, of 35 kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
6 De op te leggen bestuurlijke boete kan met maximaal 50% worden verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor een zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van maximaal 24 maanden voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en onherroepelijk is geworden.

Artikel 174d Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden