Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk VII

Vrijstelling, ontheffing en vergunning

Artikel 146 Onze Minister kan, met inachtneming van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, van bepalingen van deze wet vrijstelling verlenen voor het gebruik van de weg ten behoeve van openbare diensten.

Artikel 147 1 Onze Minister kan, met inachtneming van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, van het bepaalde krachtens deze wet vrijstelling verlenen voor het gebruik van de weg ten behoeve van openbare of door Onze Minister daarmee gelijk te stellen diensten.
2 Onze Minister kan van het bepaalde krachtens deze wet vrijstelling verlenen voor het gebruik van de weg ten behoeve van particuliere geld- en waardetransportbedrijven waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder c, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

Artikel 148 1 Van het in artikel 10, eerste lid, vervatte verbod kan overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels ontheffing worden verleend:
a. voor wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
b. voor andere wegen door gedeputeerde staten. In afwijking hiervan wordt, indien de wegen waarvoor de ontheffing wordt gevraagd, alle zijn gelegen binnen één gemeente, de ontheffing verleend door burgemeester en wethouders.
2 De in het eerste lid bedoelde ontheffing kan slechts worden verleend indien wordt aangetoond dat maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van deelneming aan de wedstrijd zonder dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de schade waartoe het gebruik van motorrijtuigen tijdens de wedstrijd aanleiding kan geven, is gedekt door een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verzekering dient mede te dekken de aansprakelijkheid van degenen die de wedstrijd organiseren. Deze voorwaarde geldt niet ten aanzien van degene wiens aansprakelijkheid ten laste van de Staat komt.

Artikel 149 1 Van het bepaalde krachtens deze wet kan in de krachtens deze wet aangewezen gevallen overeenkomstig krachtens deze wet vastgestelde regels ontheffing worden verleend:
a. voor wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
b. voor wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
c. voor wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
d. voor andere wegen door burgemeester en wethouders of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
2 In afwijking van het eerste lid kan door het CBR ontheffing worden verleend van het gebruik van autogordels en kinderbeveiligingsmiddelen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake nadere regels worden vastgesteld.
3 Het op grond van het eerste lid tot het verlenen van een ontheffing bevoegde gezag kan van de kentekenplicht als bedoeld in artikel 36, eerste lid, ontheffing verlenen voor aanhangwagens die worden gebruikt ten behoeve van een evenement of optocht waarvoor een vergunning op grond van een gemeentelijke verordening is afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen terzake nadere regels worden gesteld.

Artikel 149a 1 In dit artikel, de artikelen 149aa en 149b en de op deze artikelen berustende bepalingen wordt verstaan onder wegbeheerder: het ingevolge artikel 149, eerste lid, tot het verlenen van een ontheffing bevoegde gezag.
2 In afwijking van artikel 149, eerste lid, kan uitsluitend door de Dienst Wegverkeer ontheffing worden verleend of geweigerd van het bepaalde krachtens artikel 13 en artikel 71, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de partijen waarmee en de wijze waarop de Dienst Wegverkeer periodiek overleg voert met betrekking tot de uitvoering van dit artikel en artikel 149b.
4 De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag en de verlening van de ontheffing, alsmede de kosten die samenhangen met het verrichten van onderzoeken en met daarbij behorende afgifte van documenten ten behoeve van de ontheffingverlening worden ten laste gebracht van de aanvrager. Bij de toepassing van artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, met betrekking tot deze kosten kan worden bepaald dat de vergoeding van de kosten voorafgaand aan de behandeling van de aanvraag wordt betaald.
5 Ten behoeve van de ontheffingverlening, bedoeld in het tweede lid, verwerkt de Dienst Wegverkeer gegevens met betrekking tot aanvrager, voertuig en kenteken die zijn opgenomen in de aanvragen voor ontheffingen en in afgegeven ontheffingen.
6 Aan de toezichthouders bedoeld in artikel 158 en aan de wegbeheerders worden op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze desgevraagd de gegevens met betrekking tot de inhoud van de afgegeven en geweigerde ontheffingen en de gegevens met betrekking tot het aantal en de aard van de ontheffingen verstrekt, die zij voor de uitoefening van hun taak behoeven.

Artikel 149aa 1 Voor het uitvoeren van een experiment op de weg met motorrijtuigen waarvoor een goedkeuring voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten, als bedoeld in een EU-kaderverordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of krachtens artikel 21, tweede lid, onderdeel a, is vereist en waarvan de bestuurder zich niet in het motorrijtuig bevindt, is een vergunning vereist van Onze Minister na overleg met Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
2 Artikel 149a, tweede lid, is niet van toepassing.
3 Bij de vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan voor zover noodzakelijk voor het uitvoeren van een experiment ontheffing worden verleend van een of meer bepalingen van:
a. deze wet, met uitzondering van de artikelen 5 en 6,
b. overige wetten voor zover het bepalingen betreft die betrekking hebben op door de bestuurder of kentekenhouder van het motorrijtuig uit te voeren taken,
c. de op de wetten, bedoeld in de onderdelen a en b, berustende regelingen.
4 Een vergunning met een ontheffing als bedoeld in het derde lid wordt verleend in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat.
5 De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd als:
a. het experiment niet strekt tot de bescherming van de belangen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
b. het experiment naar het oordeel van Onze Minister niet of niet voldoende bijdraagt aan innovatie op het gebied van verkeersveiligheid, duurzaamheid of doorstroming van het verkeer, of
c. de ontheffing, bedoeld in het derde lid, ook onder de voorschriften en beperkingen die daaraan worden verbonden, niet verenigbaar is met het doel van het wettelijke voorschrift waarvan beoogd wordt ontheffing te verlenen.
6 De vergunning wordt aan de Dienst Wegverkeer, de toezichthouders, bedoeld in artikel 159, onder a, en de betrokken wegbeheerders gezonden.
7 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over bij welk bestuursorgaan de aanvraag wordt ingediend, de wijze waarop de aanvraag geschiedt, de door de aanvrager bij de aanvraag te verstrekken gegevens en bescheiden, de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist en over de toezending, bedoeld in het zesde lid.
8 De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag om en de verlening van de vergunning, alsmede de kosten die samenhangen met het verrichten van onderzoeken en met daarbij behorende afgifte van documenten ten behoeve van de vergunningverlening worden ten laste gebracht van de aanvrager.

Artikel 149ab 1 De vergunning voor een experiment als bedoeld in artikel 149aa, eerste lid, wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie jaar.
2 Bij de vergunning wordt in ieder geval bepaald:
a. een beschrijving van het experiment,
b. op welke wegen of weggedeelten het experiment wordt uitgevoerd,
c. gedurende welke periode het experiment wordt uitgevoerd,
d. bij welke weersomstandigheden en op welke tijdstippen van de dag het experiment mag worden uitgevoerd,
e. van welke regels, bedoeld in artikel 149aa, derde lid, ontheffing is verleend en, voor zover relevant, onder welke voorschriften en beperkingen die ontheffing geldt,
f. welke veiligheidsmaatregelen voor de uitvoering van het experiment worden getroffen met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
g. hoe Onze Minister in de gelegenheid wordt gesteld om het experiment te monitoren en te evalueren,
h. voorschriften voor de handhaving en opsporing, waaronder in ieder geval wie de bestuurder van het motorrijtuig is en waar de bestuurder zich bevindt, en
i. hoeveel motorrijtuigen de bestuurder tegelijkertijd mag besturen.
3 Onze Minister kan onverminderd artikel 149b, vijfde lid, de vergunning intrekken indien de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet naleeft en als naar zijn oordeel de verkeersveiligheid als gevolg van of mede als gevolg van het experiment in gevaar komt.
4 Onze Minister evalueert het experiment en stelt daarvan een verslag op.

Artikel 149b 1 De wegbeheerder verstrekt aan de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de ontheffingverlening, bedoeld in artikel 149a, tweede lid, respectievelijk aan Onze Minister ten behoeve van de vergunningverlening, bedoeld in artikel 149aa, eerste lid, de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde gegevens betreffende de infrastructuur en overige informatie op de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze.
2 In de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen behoeft de Dienst Wegverkeer voor de in artikel 149a, tweede lid, bedoelde ontheffing respectievelijk Onze Minister voor de in artikel 149aa, eerste lid, bedoelde vergunning de toestemming van de wegbeheerder. In deze gevallen wordt de toestemming verleend op basis van een door de Dienst Wegverkeer respectievelijk Onze Minister in overleg met de betrokken wegbeheerder opgestelde ontwerp-ontheffing of ontwerp-vergunning.
3 De wegbeheerder kan uitsluitend de toestemming weigeren, indien dat gerechtvaardigd is met het oog op de in artikel 2, eerste en tweede lid, omschreven belangen.
4 Bij het verstrekken van gegevens en informatie, bedoeld in het eerste lid, kan de wegbeheerder aangeven dat aan de door de Dienst Wegverkeer te verlenen ontheffing of aan de door Onze Minister te verlenen vergunning beperkingen of voorschriften worden verbonden, indien dat gerechtvaardigd is met het oog op de bescherming van de in artikel 2, eerste en tweede lid, omschreven belangen.
5 De Dienst Wegverkeer respectievelijk Onze Minister trekt verleende ontheffingen of vergunningen in of wijzigt deze voor zover de door de wegbeheerder ingevolge het eerste lid verstrekte gegevens of andere door hem aan de Dienst Wegverkeer of Onze Minister verstrekte informatie daartoe aanleiding geeft.
6 Voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht worden als één besluit aangemerkt de ontheffing of de weigering daarvan door de Dienst Wegverkeer respectievelijk de vergunning of de weigering daarvan door Onze Minister en de toestemming onderscheidenlijk de weigering daarvan door de wegbeheerder.
7 De wegbeheerder ontvangt voor het verstrekken van gegevens en informatie, bedoeld in het eerste lid, en voor het verlenen van toestemming, bedoeld in het tweede lid, van de Dienst Wegverkeer respectievelijk Onze Minister een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding, die is gebaseerd op het aantal en de aard van de verleende ontheffingen voor wegen die onder zijn beheer staan.

Artikel 149c In afwijking van artikel 149, eerste lid, kan uitsluitend door Onze Minister ontheffing worden verleend of geweigerd van het bepaalde krachtens artikel 16, vierde lid, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.

Artikel 150 1 Een vergunning, een vrijstelling en een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning, een vrijstelling en een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
2 Het is verboden te handelen in strijd met de aan een vergunning, een vrijstelling en een ontheffing verbonden voorschriften.

Artikel 151 Onverminderd artikel 149a kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden vastgesteld omtrent het ten laste van de aanvrager van een ontheffing brengen van de aan de behandeling van de aanvraag verbonden kosten.

Artikel 151a Voor zover dit noodzakelijk is voor het verlenen van ontheffingen als bedoeld in artikel 149, tweede lid, aanhef en onder a, verwerkt Onze Minister persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid.