Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk II

Verkeersgedrag

§ 2

Verkeerstekens en maatregelen op of aan de weg

Artikel 14 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent:
a. het toepassen van verkeerstekens en onderborden;
b. het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg;
c. het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer, en
d. het ten behoeve van de doelen, genoemd in artikel, 2, eerste lid, onderdelen a en c, verwerken van kentekengegevens van voertuigen op of aan de weg met behulp van een technisch hulpmiddel.
2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld betreffende het toepassen van verkeerstekens en onderborden.
3 Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende de inrichting, de plaatsing, de kleur, de afmeting en het materiaal van verkeerstekens en onderborden, en de inzet van een technisch hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

Artikel 15 1 De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2 Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.

Artikel 16 1 De in artikel 15 bedoelde verkeerstekens en onderborden worden geplaatst of verwijderd, en de daar bedoelde maatregelen worden getroffen, door de zorg van het gezag dat het verkeersbesluit heeft genomen.
2 Verkeerstekens en onderborden, die niet worden geplaatst of verwijderd krachtens een verkeersbesluit, worden geplaatst of verwijderd door de zorg van het openbaar lichaam dat het beheer heeft over de weg of, indien geen openbaar lichaam het beheer heeft, door de zorg van de eigenaar van de weg.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden de verkeerstekens aangewezen die onderdeel uitmaken van de categorie bewegwijzering.
4 Plaatsing of verwijdering van de bewegwijzering vindt uitsluitend plaats in overeenstemming met een vastgesteld ontwerp als bedoeld in artikel 16a, eerste lid.

Artikel 16a 1 Onze Minister stelt, na overleg met de betrokken openbare lichamen en eigenaren van wegen, ontwerpen vast voor de bewegwijzering.
2 Een ontwerp bevat:
a. de bestemmingen waarop het ontwerp betrekking heeft;
b. een overzicht van de bestaande bewegwijzering en van de mogelijke routes waarlangs die bestemmingen veilig en efficiënt kunnen worden bereikt;
c. te plaatsen en te verwijderen bewegwijzering alsmede een aanduiding van de locaties waar de bewegwijzering moet worden geplaatst of verwijderd;
d. de vormgeving van de te plaatsen bewegwijzering, en
e. de consequenties van het ontwerp voor de bewegwijzering op andere wegen.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de inhoud van een ontwerp en de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 16b 1 Onze Minister houdt een register bij waarin gegevens worden verwerkt inzake ontwerpen voor bewegwijzering, alsmede de uitvoering daarvan.
2 Het openbaar lichaam dat het beheer heeft over de weg waarop het ontwerp betrekking heeft of waarvoor het ontwerp mogelijk gevolgen heeft, of, indien geen openbaar lichaam het beheer heeft, de eigenaar van die weg, verstrekt aan Onze Minister de gegevens:
a. die nodig zijn om het ontwerp, bedoeld in artikel 16a, eerste lid, tot stand te kunnen brengen, en
b. inzake de uitvoering van die ontwerpen, zoals gerealiseerd.
3 Onze Minister verstrekt gegevens uit het register aan de in het tweede lid bedoelde openbare lichamen of eigenaren voor de uitvoering van hun publieke taken. Openbare gegevens uit het register waarop geen intellectuele eigendomsrechten van derden rusten, worden tevens beschikbaar gesteld voor hergebruik als bedoeld in de Wet hergebruik van overheidsinformatie, zonder dat een daartoe strekkend verzoek als bedoeld in die wet hoeft te worden ingediend.
4 Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van het eerste tot en met het derde lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 17 In de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen kan bij de plaatsing en verwijdering van verkeerstekens en het treffen van maatregelen op of aan de weg, worden afgeweken van de artikelen 15 en 16. Indien het als gevolg van dringende omstandigheden niet mogelijk is de verkeerstekens in de voorgeschreven uitvoering te plaatsen, kan de door het teken aangeduide informatie op andere duidelijke wijze kenbaar worden gemaakt.

Artikel 18 1 Verkeersbesluiten worden genomen:
a. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
b. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
c. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
d. voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
2 Indien het beheer over een weg wordt overgedragen, blijven de verkeersbesluiten die de oorspronkelijke wegbeheerder ten aanzien van het verkeer op die weg heeft vastgesteld, van kracht totdat zij zijn vervangen.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.

Artikel 19 1 Gedeputeerde staten kunnen aan besturen van waterschappen de aanwijzing geven om op buiten de bebouwde kom gelegen wegen, ten aanzien waarvan die organen bevoegd zijn tot het nemen van verkeersbesluiten, binnen dertien weken een verkeersbesluit van een daarbij aan te geven inhoud te nemen en uit te voeren.
2 Het eerste lid mag worden toegepast, indien:
a. op een buiten de bebouwde kom gelegen weg, die bij meerdere organen in beheer is, naar het oordeel van gedeputeerde staten een of meerdere niet op elkaar afgestemde verkeersbesluiten van kracht zijn, die zodanige afstemming behoeven met het oog op de belangen, omschreven in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, c en d, en tweede lid, of
b. gedeputeerde staten van oordeel zijn dat het nemen van een verkeersbesluit noodzakelijk is ter bescherming van de belangen, bedoeld in artikel 2, tweede lid.
3 Gedeputeerde staten dienen voorafgaande aan het geven van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid overleg te voeren met het betrokken bestuur.
4 Het betrokken bestuur is verplicht een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid op te volgen en uit te voeren.
5 Indien een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid niet wordt opgevolgd of uitgevoerd, gaan gedeputeerde staten op kosten van het betrokken bestuur tot het nemen van het verkeersbesluit en zo nodig tot de uitvoering daarvan over.
6 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld over de totstandkoming en de inhoud van de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen alsmede over hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 20 Een belanghebbende kan tegen een verkeersbesluit tot plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden of tot het treffen van maatregelen op of aan de weg ter regeling van het verkeer beroep instellen bij de rechtbank.