Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk IB

Het CBR

Paragraaf 5

Overige bepalingen

Artikel 4aq 1 Onze Minister stelt regels over de uitoefening van het toezicht op het CBR door Onze Minister en de raad van toezicht.
2 Onze Minister verstrekt het CBR de inlichtingen die het CBR voor zijn taakuitoefening redelijkerwijs nodig heeft.
3 Onze Minister stelt een informatiestatuut vast. Het informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen Onze Minister en het CBR.

Artikel 4ar 1 Waar in deze wet dan wel de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de goedkeuring van Onze Minister is vereist, verleent dan wel onthoudt deze die goedkeuring binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aan goedkeuring onderhevige stukken.
2 Met goedkeuring wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring is verleend of onthouden.

Artikel 4as 1 Waar ingevolge deze wet de goedkeuring dan wel de instemming door de raad van toezicht is vereist, verleent of onthoudt deze die goedkeuring dan wel die instemming binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aan goedkeuring dan wel instemming onderhevige stukken.
2 Met goedkeuring dan wel instemming wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring dan wel de instemming is verleend of onthouden.

Artikel 4at Zolang de begroting niet is goedgekeurd, is de directie gerechtigd gedurende ten hoogste zes maanden van het nieuwe boekjaar voor iedere maand uitgaven te doen ter grootte van 115% van een twaalfde deel van de begroting van het voorafgaande boekjaar.

Artikel 4au Indien het CBR een bij of krachtens een andere wet dan deze wet opgedragen taak naar het oordeel van Onze Minister niet langer naar behoren verricht, kan Onze Minister de nodige voorzieningen treffen na overleg met Onze Minister wie het aangaat.