Waterschapswet (Wschw)


Titel III

De bevoegdheid van het waterschapsbestuur

Hoofdstuk XII

De bevoegdheid van de voorzitter

Artikel 94 1 De voorzitter bevordert een goede behartiging van de taken van het waterschap.
2 De voorzitter bevordert de bestuurlijke integriteit van het waterschap.
3 In de vergadering van het algemeen bestuur heeft de voorzitter een raadgevende stem.
4 Hij ondertekent alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 95 De voorzitter vertegenwoordigt het waterschap in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.

Artikel 96 1 Wanneer de omstandigheden geen voorafgaande bijeenroeping van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur gedogen, is de voorzitter bevoegd bij omstandigheden waaronder de veiligheid van een of meer waterstaatswerken, of anderszins de goede staat daarvan, in onmiddellijk en ernstig gevaar is of dreigt te komen, al die maatregelen te treffen waartoe die besturen bevoegd zijn, zolang deze toestand voortduurt en totdat deze besturen van hun bevoegdheid gebruik maken.
2 Hij geeft daarvan onverwijld kennis aan het desbetreffende bestuur alsmede aan gedeputeerde staten.

Artikel 97 1 De voorzitter is het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.
2 Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen voorzover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.