Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud


§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1 In deze wet wordt verstaan onder:
a. het verdrag: het op 23 november 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (PbEU 2011, L 192/51);
b. de verordening: de verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PbEU L 7/1).

Artikel 2 1 Als centrale autoriteit als bedoeld in artikel 4 van het verdrag en artikel 49 van de verordening wordt aangewezen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
2 De centrale autoriteit is belast met de in hoofdstuk II en III van het verdrag onderscheidenlijk de in hoofdstuk VII van de verordening omschreven taken.

Artikel 3 1 De centrale autoriteit treedt op verzoek van de centrale autoriteit van een verzoekende staat in en buiten rechte op ten behoeve van degene die zich met een verzoek als bedoeld in artikel 10 van het verdrag of artikel 56 van de verordening tot de centrale autoriteit van de verzoekende staat heeft gewend. De centrale autoriteit treedt eveneens in en buiten rechte op ten behoeve van de centrale autoriteit die zich met een verzoek als bedoeld in artikel 7 van het verdrag of artikel 53 van de verordening tot haar heeft gewend.
2 De centrale autoriteit behoeft, indien zij in rechte optreedt, in zaken waarbij in eerste aanleg en in hoger beroep een verzoek wordt ingediend, niet de bijstand van een advocaat.

Artikel 4 Voor het optreden van de centrale autoriteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt in verzoekprocedures, geen griffierecht geheven.

§ 2

Erkenning en tenuitvoerlegging op grond van het verdrag

Artikel 5 1 Verzoeken die betrekking hebben op de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud op grond van het verdrag worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank. Ten aanzien van het verlof tot tenuitvoerlegging zijn de artikelen 985 tot en met 990 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering niet van toepassing.
2 In zaken betreffende de verzoeken, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de persoon jegens wie de erkenning en tenuitvoerlegging wordt gevraagd gewone verblijfplaats heeft of de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de tenuitvoerlegging plaats dient te vinden.
3 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend door de centrale autoriteit of, in geval van een verzoek waarbij de centrale autoriteit niet als verzoeker optreedt, door een advocaat of deurwaarder. In het geval van indiening door een advocaat of deurwaarder geldt het kantoor van de advocaat of deurwaarder als gekozen woonplaats van de verzoeker.
4 In afwijking van het derde lid is, in het geval van een verzoek waarbij de centrale autoriteit niet als verzoeker optreedt, de bijstand van een advocaat of deurwaarder niet vereist indien het bedrag dat de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, moet voldoen in hoofdsom niet hoger is dan het bedrag, genoemd in artikel 93, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Is het eerstbedoelde bedrag uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro, dan moet het worden omgerekend tegen de koers van de dag van de indiening van het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging. De verzoeker die zonder bijstand van een advocaat of deurwaarder een verzoek indient, dient woonplaats te kiezen binnen Nederland.
5 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in de Nederlandse taal gesteld, onverminderd artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. De bij het verzoek horende stukken moeten in de Nederlandse taal zijn vertaald.
6 Bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoek overgelegde documenten wordt gelegenheid tot aanvulling gegeven.
7 Inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste lid geschiedt in de vorm van een eenvoudig verlof, dat op het overgelegde afschrift van de beslissing, dat door de bevoegde autoriteit is gewaarmerkt, wordt gesteld.
8 De voorzieningenrechter veroordeelt de schuldenaar in de kosten welke op de afgifte van het verlof zijn gevallen.
9 De voorzieningenrechter verklaart het verlof tot tenuitvoerlegging uitvoerbaar bij voorraad.
10 Voor de toepassing van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt een verzoek als bedoeld in het eerste lid geacht geen eis tot betaling van een bepaalde geldsom te zijn.

Artikel 6 1 De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op een verzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, heeft beschikt, neemt kennis van het rechtsmiddel bedoeld in artikel 23, vijfde lid, van het verdrag tegen die beschikking.
2 Het in artikel 23, tiende lid, van het verdrag bedoelde toegestane rechtsmiddel is beroep in cassatie.
3 Voor de toepassing van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt het bij een rechtsmiddel gedaan verzoek geacht geen eis tot betaling van een bepaalde geldsom te zijn.

§ 3

Erkenning en tenuitvoerlegging op grond van de verordening

Artikel 7 1 Een verzoek tot heroverweging op grond van artikel 19 van de verordening kan worden gedaan op de in dat artikel genoemde gronden en binnen de in dit artikel genoemde termijnen aan het gerecht dat de beslissing heeft gegeven.
2 Voor de indiening van een verzoek tot heroverweging is de bijstand van een advocaat niet vereist.

Artikel 8 1 Op de verzoeken die betrekking hebben op de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud op grond van afdeling 2 van hoofdstuk IV van de verordening is artikel 5, eerste, derde, vierde, vijfde lid, eerste volzin, zevende tot en met tiende lid, van overeenkomstige toepassing.
2 Het in artikel 28, eerste lid, onder b, van de verordening bedoelde formulier wordt in de Nederlandse taal vertaald.
3 Onverminderd het bepaalde in artikel 29 van de verordening wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoekschrift overgelegde documenten gelegenheid tot aanvulling gegeven.

Artikel 9 1 De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op een verzoek als bedoeld in artikel 8, eerste lid, heeft beschikt, neemt kennis van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 32 van de verordening.
2 Het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 32 van de verordening, wordt, indien het wordt ingesteld door de verzoeker en is gericht tegen een weigering om een verzoek als bedoeld in artikel 8, eerste lid, in te willigen, ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de beschikking.
3 Artikel 6, derde lid, is van toepassing.
4 Het in artikel 33 van de verordening toegestane rechtsmiddel is beroep in cassatie.

Artikel 9a 1 Voor de toepassing van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op een beslissing uit een andere lidstaat worden het afschrift van de beslissing en het formulier, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a en b, van de verordening tezamen als een executoriale titel in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangemerkt.
2 Onverminderd artikel 48 van de verordening is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op gerechtelijke schikkingen en authentieke akten uit een andere lidstaat.

§ 4

Wijzigingen in andere wetten

Artikel 10 Wijzigt de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

Artikel 11 Wijzigt de Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 12 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 13 Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud.