Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG)


Hoofdstuk 3

Bepalingen ter uitvoering van de verordening

Paragraaf 3.1

Bijzondere categorieën van persoonsgegevens

Artikel 22

Verwerkingsverbod bijzondere categorieën persoonsgegevens en algemene uitzonderingen uit verordening

1 Overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van de verordening zijn verwerking van persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, of het lidmaatschap van een vakbond blijken, en verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon, of gegevens over gezondheid, of gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid verboden.
2 Overeenkomstig artikel 9, tweede lid, onderdelen a, c, d, e en f, van de verordening is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing, indien:
a. de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer welbepaalde doeleinden;
b. de verwerking noodzakelijk is ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon, indien de betrokkene fysiek of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven;
c. de verwerking wordt verricht door een stichting, een vereniging of een andere instantie zonder winstoogmerk die op politiek, levensbeschouwelijk, godsdienstig of vakbondsgebied werkzaam is, in het kader van haar gerechtvaardigde activiteiten en met passende waarborgen, mits de verwerking uitsluitend betrekking heeft op de leden of de voormalige leden van de instantie of op personen die in verband met haar doeleinden regelmatig contact met haar onderhouden, en de persoonsgegevens niet zonder de toestemming van de betrokkenen buiten die instantie worden verstrekt;
d. de verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt; of
e. de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering, of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid.

Artikel 23

Nationaalrechtelijke algemene uitzonderingen

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing, indien:
a. de verwerking noodzakelijk is ter voldoening aan een volkenrechtelijke verplichting;
b. de gegevens worden verwerkt door de Autoriteit persoonsgegevens of een ombudsman als bedoeld in artikel 9:17 van de Algemene wet bestuursrecht, en voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de hun wettelijk opgedragen taken, onder voorwaarde dat bij die uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad; of
c. de verwerking noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard voor de doeleinden waarvoor deze gegevens worden verwerkt.

Artikel 24

Uitzonderingen voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel j, van de verordening, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing, indien:
a. de verwerking noodzakelijk is met het oog op wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden overeenkomstig artikel 89, eerste lid, van de verordening;
b. het onderzoek, bedoeld in onderdeel a, een algemeen belang dient;
c. het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost; en
d. bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 25

Uitzonderingen inzake verwerking persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst blijkt

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om persoonsgegevens te verwerken waaruit ras of etnische afkomst blijkt, niet van toepassing, indien de verwerking geschiedt:
a. met het oog op de identificatie van de betrokkene, en slechts voor zover de verwerking voor dat doel onvermijdelijk is; of
b. met het doel personen van een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen teneinde feitelijke nadelen, verband houdende met de grond ras of etnische afkomst, op te heffen of te verminderen, en slechts voor zover:
1°. de verwerking voor dat doel noodzakelijk is;
2°. de gegevens betrekking hebben op het geboorteland van de betrokkene, diens ouders of diens grootouders, dan wel op andere, bij wet vastgestelde criteria op grond waarvan op objectieve wijze vastgesteld kan worden of iemand tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep behoort; en
3°. de betrokkene tegen de verwerking geen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.

Artikel 26

Uitzonderingen inzake verwerking persoonsgegevens waaruit politieke opvattingen blijken voor vervulling openbare functies

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om persoonsgegevens te verwerken waaruit politieke opvattingen blijken, niet van toepassing, indien de verwerking geschiedt met het oog op de eisen die met betrekking tot politieke opvattingen in redelijkheid kunnen worden gesteld in verband met de vervulling van functies in bestuursorganen en adviescolleges.

Artikel 27

Uitzonderingen inzake verwerking persoonsgegevens waaruit religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken voor geestelijke verzorging

1 Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om persoonsgegevens te verwerken waaruit religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken, niet van toepassing, indien de verwerking geschiedt door andere instellingen dan de instellingen, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, en voor zover de verwerking noodzakelijk is met het oog op de geestelijke verzorging van de betrokkene, tenzij deze daartegen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.
2 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, worden geen persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de betrokkene.

Artikel 28

Uitzonderingen inzake genetische gegevens

1 Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om genetische gegevens te verwerken niet van toepassing, indien deze verwerking plaatsvindt met betrekking tot de betrokkene bij wie de desbetreffende gegevens zijn verkregen.
2 In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, is het verbod om genetische gegevens te verwerken uitsluitend niet van toepassing, indien:
a. een zwaarwegend geneeskundig belang prevaleert; of
b. de verwerking noodzakelijk is ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat een algemeen belang dient of ten behoeve van statistiek, indien:
1°. de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven; en
2°. bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad.
3 Toestemming als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, is niet vereist, indien het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning vergt.

Artikel 29

Uitzonderingen inzake biometrische gegevens

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon te verwerken niet van toepassing, indien de verwerking noodzakelijk is voor authenticatie of beveiligingsdoeleinden.

Artikel 30

Uitzonderingen inzake gegevens over gezondheid

1 Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de verordening, is het verbod om gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing, indien de verwerking geschiedt door bestuursorganen, pensioenfondsen, werkgevers of instellingen die te hunnen behoeve werkzaam zijn, en voor zover de verwerking noodzakelijk is voor:
a. een goede uitvoering van wettelijke voorschriften, pensioenregelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene; of
b. de re-integratie of begeleiding van werknemers of uitkeringsgerechtigden in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid.
2 Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing, indien de verwerking geschiedt door:
a. scholen, voor zover de verwerking met het oog op de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun gezondheidstoestand noodzakelijk is;
b. een reclasseringsinstelling, een bijzondere reclasseringsambtenaar, de raad voor de kinderbescherming, de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, of de rechtspersoon, bedoeld in artikel 256, eerste lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgedragen wettelijke taken; of
c. Onze Minister en Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor zover de verwerking in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen noodzakelijk is.
3 Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel h, van de verordening, is het verbod om gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door:
a. hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, voor zover de verwerking noodzakelijk is met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk; of
b. verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of financiële dienstverleners die bemiddelen in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voor zover de verwerking noodzakelijk is voor:
1°. de beoordeling van het door de verzekeraar te verzekeren risico en de betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt; of
2°. de uitvoering van de overeenkomst van verzekering dan wel het assisteren bij het beheer en de uitvoering van de verzekering.
4 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste, tweede of derde lid, worden de gegevens alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht. Indien de verwerkingsverantwoordelijke persoonlijk gegevens verwerkt en op hem niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht rust, is hij verplicht tot geheimhouding van de gegevens, behoudens voor zover de wet hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan anderen die krachtens het eerste, tweede of derde lid bevoegd zijn tot verwerking daarvan.
5 Het verbod om andere bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken is niet van toepassing, indien de verwerking noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van gegevens over gezondheid, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a, met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene.
6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de toepassing van het eerste lid en het derde lid, aanhef en onderdeel b, nadere regels worden gesteld.

Paragraaf 3.2

Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard

Artikel 31

Uitzonderingen op de verplichting tot verwerking onder overheidstoezicht

Onverminderd artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard alleen worden verwerkt voor zover dit krachtens de artikelen 32 en 33 is toegestaan.

Artikel 32

Algemene uitzonderingsgronden inzake gegevens van strafrechtelijke aard

Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen worden verwerkt, indien:
a. de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer welbepaalde doeleinden;
b. de verwerking noodzakelijk is ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon, indien de betrokkene fysiek of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven;
c. de verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
d. de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering, of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid;
e. de verwerking noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang als bedoeld in artikel 23, onderdelen a en b; of
f. de verwerking noodzakelijk is met het oog op wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden overeenkomstig artikel 89, eerste lid, van de verordening, en is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 24, onderdelen b tot en met d.

Artikel 33

Overige uitzonderingsgronden inzake gegevens van strafrechtelijke aard

1 Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen worden verwerkt, indien:
a. de verwerking geschiedt door organen die krachtens de wet zijn belast met de toepassing van het strafrecht, dan wel door verwerkingsverantwoordelijken die deze hebben verkregen krachtens de Wet politiegegevens of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
b. de verwerking geschiedt door en ten behoeve van publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van verwerkingsverantwoordelijken of groepen van verwerkingsverantwoordelijken, indien:
1°. de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de taak van deze verwerkingsverantwoordelijken of groepen van verwerkingsverantwoordelijken; en
2°. bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad; of
c. de verwerking noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van gegevens over gezondheid, bedoeld in artikel 30, derde lid, aanhef en onderdeel a, met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene.
2 Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen worden verwerkt door de verwerkingsverantwoordelijke die deze gegevens ten eigen behoeve verwerkt:
a. ter beoordeling van een verzoek van betrokkene om een beslissing over hem te nemen of aan hem een prestatie te leveren; of
b. ter bescherming van zijn belangen, voor zover het gaat om strafbare feiten die zijn of op grond van feiten en omstandigheden naar verwachting zullen worden gepleegd jegens hem of jegens personen die in zijn dienst zijn.
3 Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard over personeel in dienst van de verwerkingsverantwoordelijke mogen uitsluitend worden verwerkt, indien dit geschiedt overeenkomstig regels die zijn vastgesteld in overeenstemming met de procedure bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden.
4 Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen ten behoeve van derden worden verwerkt:
a. door verwerkingsverantwoordelijken die optreden krachtens een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;
b. indien deze derde een rechtspersoon is die in dezelfde groep is verbonden als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of
c. indien de Autoriteit persoonsgegevens met inachtneming van het vijfde lid een vergunning voor de verwerking heeft verleend.
5 Een vergunning als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, kan slechts worden verleend, indien de verwerking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend belang van derden en bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Paragraaf 3.3

Rechtsbescherming

Artikel 34

Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht bij beslissing van bestuursorganen

Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 35

Toepasselijkheid burgerlijk recht bij beslissing van niet-bestuursorganen

1 Indien de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 34 is genomen door een ander dan een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek de verwerkingsverantwoordelijke te bevelen het verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening alsnog toe of af te wijzen.
2 Het verzoekschrift wordt ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke. Indien de verwerkingsverantwoordelijke niet binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen heeft geantwoord, is de indiening van het verzoekschrift niet aan een termijn gebonden.
3 De rechtbank wijst het verzoek toe, voor zover zij dit gegrond oordeelt. Alvorens de rechtbank beslist, stelt zij zo nodig de belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen.
4 De indiening van het verzoekschrift behoeft niet door een advocaat te geschieden.
5 De derde afdeling van de vijfde titel van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
6 De rechtbank kan partijen en anderen verzoeken binnen een door haar te bepalen termijn schriftelijke inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden. De verwerkingsverantwoordelijke en belanghebbende zijn verplicht aan dit verzoek te voldoen. De artikelen 8:45, tweede en derde lid, en 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36

Geschilbeslechting door Autoriteit persoonsgegevens of via gedragscode

1 De belanghebbende kan zich ook binnen de termijn bepaald voor het instellen van beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel die, bedoeld in artikel 35, tweede lid, tot de Autoriteit persoonsgegevens wenden met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verwerkingsverantwoordelijke, dan wel gebruik maken van een geschillenbeslechtingsregeling als bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdeel k, van de verordening, op grond van een goedgekeurde gedragscode als bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de verordening. In dat geval kan het beroep in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht nog worden ingesteld dan wel de procedure ingevolge artikel 35 nog aanhangig worden gemaakt nadat de belanghebbende van de Autoriteit persoonsgegevens bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beëindigd of ingevolge de geschillenbeslechtingsregeling, bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beëindigd, doch uiterlijk zes weken na dat tijdstip.
2 Tijdens de behandeling van het beroep en de procedure, bedoeld in het eerste lid, kunnen de instanties die zijn belast met de behandeling van het geschil, advies van de Autoriteit persoonsgegevens inwinnen.

Artikel 37

Vertegenwoordiging van betrokkenen

Een verwerking kan niet ten grondslag worden gelegd aan een vordering als bedoeld in artikel 305a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of een beroep ingesteld in een bestuursrechtelijke procedure door een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover degene die door deze verwerking wordt getroffen, daartegen bezwaar heeft.

Artikel 38

Opschortende werking bezwaar en beroep

De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, totdat op het bezwaar of het beroep is beslist.

Paragraaf 3.4

De functionaris voor gegevensbescherming

Artikel 39

Geheimhoudingsplicht

De functionaris voor gegevensbescherming, bedoeld in de artikelen 37 tot en met 39 van de verordening, is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem op grond van een klacht of een verzoek van betrokkene is bekend geworden, tenzij de betrokkene in bekendmaking toestemt.