Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)


Hoofdstuk 6

Vaststelling van het Nederlanderschap

Artikel 17 1 Een ieder die, buiten een bij enige in een der delen van het Koninkrijk gevestigde rechterlijke instantie of een in administratief beroep aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft, kan bij de rechtbank Den Haag of, indien hij in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woonachtig is, bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een verzoek indienen tot vaststelling van zijn Nederlanderschap of tot vaststelling dat hij het Nederlanderschap niet bezit. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip het Nederlanderschap al dan niet bezat.
2 Een verzoek als in het vorige lid bedoeld kan ook ten aanzien van een overledene worden gedaan.

Artikel 18 1 Onze Minister is belanghebbend inzake verzoeken als bedoeld in artikel 17. De rechtbank te ‘s-Gravenhage hoort de Staat, en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba hoort het openbaar ministerie.
2 In afwijking van artikel 79 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van het Europese deel van Nederland kan Onze Minister zonder advocaat in rechte optreden.
3 Voor de belanghebbenden staat van de beschikking uitsluitend beroep in cassatie open.

Artikel 19 Aan een onherroepelijk geworden beschikking, gegeven met toepassing van artikel 17, is elk met de uitvoering van enige wettelijke regeling belast orgaan gebonden.

Artikel 20 1 Indien in enige voor een rechterlijke instantie in Nederland, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten, aanhangige zaak onzeker is of een bij de zaak belanghebbende al dan niet het Nederlanderschap bezit of op een vroeger tijdstip bezat, kan de rechter terzake het advies van Onze Minister, onderscheidenlijk van Onze Minister van Justitie van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten, vragen.
2 Indien in enig administratief beroep in Nederland, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten, ingesteld een in het vorige lid bedoelde onzekerheid bestaat, houdt die instantie de behandeling van de zaak aan en vraagt zij terzake het advies van Onze Minister, onderscheidenlijk van Onze Minister van Justitie van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten.
3 De behandeling van de zaak wordt terstond hervat zodra het in de vorige leden bedoelde advies is ontvangen.