Politiewet 2012


Hoofdstuk 8

De Politieacademie en de politieonderwijsraad

§ 5

Beheer, planning en bekostiging

Artikel 96 1 De korpschef stelt het door Onze Minister vastgestelde deel van de sterkte en middelen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, tweede volzin, feitelijk ter beschikking aan de Politieacademie voor de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 74, eerste lid, en 75, eerste lid.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld aan de sterkte en middelen die aan de Politieacademie feitelijk ter beschikking worden gesteld en regels gesteld omtrent de door de directeur van de Politieacademie te stellen behoefte aan sterkte en middelen.

Artikel 97 1 De directeur van de Politieacademie doet een aanbeveling voor en heeft een instemmingsrecht bij:
a. de aanstelling van personen die ten behoeve van de Politieacademie politieonderwijs ontwikkelen en verzorgen, kennis ontwikkelen, onderzoek verrichten of onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten of die werkzaamheden verrichten binnen de staf van de Politieacademie;
b. de selectie van personen die ten behoeve van de Politieacademie politieonderwijs ontwikkelen en verzorgen, kennis ontwikkelen, onderzoek verrichten of onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten of die werkzaamheden verrichten binnen de staf van de Politieacademie, met het oog op het feitelijk ter beschikking stellen, bedoeld in artikel 96, eerste lid.
2 De directeur van de Politieacademie heeft een instemmingsrecht bij:
a. de selectie van de middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken van de Politieacademie, bedoeld in de artikelen 74 en 75;
b. de beëindiging van het feitelijk ter beschikking stellen van personen die ten behoeve van de Politieacademie politieonderwijs ontwikkelen en verzorgen, kennis ontwikkelen, onderzoek verrichten of onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten of die werkzaamheden verrichten ten behoeve van de staf van de Politieacademie, onverminderd artikel 36, eerste lid;
c. de beëindiging van het feitelijk ter beschikking stellen van de middelen, bedoeld onder a, onverminderd artikel 36, eerste lid.
3 Bij ministeriële regeling worden de functies of de categorieën van personen als bedoeld in de eerste lid, onder a en b, en tweede lid, onder b, aangewezen.
4 De directeur van de Politieacademie draagt er zorg voor dat de personen die werkzaam zijn ten behoeve van de Politieacademie in de gelegenheid worden gesteld de aan hun aanstelling als ambtenaar van politie verbonden rechten en verplichtingen na te komen.

Artikel 98 1 De directeur van de Politieacademie stelt een bestuursreglement vast.
2 In het bestuursreglement worden ten minste vastgelegd:
a. de wijze waarop de directeur van de Politieacademie de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden afstemt met de raad van advies van de Politieacademie;
b. een nadere regeling van de organisatorische inrichting van de Politieacademie;
c. de samenstelling en de werkwijze van de leiding van organisatorische onderdelen van de Politieacademie;
d. de taken en bevoegdheden die zijn opgedragen aan de leiding van het desbetreffende onderdeel.

Artikel 99 1 Onze Minister stelt jaarlijks ten laste van de begroting van zijn ministerie bijdragen ter beschikking aan de Politieacademie voor de bekostiging van:
a. de directeur van de Politieacademie en zijn plaatsvervanger;
b. de leden van de raad van advies van de Politieacademie;
c. de leden van de examencommissie en van de commissie van beroep voor de examens, voor zover het geen ambtenaren van politie zijn;
d. het aangaan van samenwerkingsverbanden met onderwijsinstellingen;
e. de uit te besteden toegepast wetenschappelijke onderzoeken.
2 De Politieacademie gebruikt de geldmiddelen, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend ter vervulling van de in het eerste lid bedoelde kosten.
3 Het is de Politieacademie verboden:
a. personeel in dienst te nemen, onverminderd de directeur van de Politieacademie, zijn plaatsvervanger en de leden van de raad van advies van de Politieacademie;
b. huur-, koop- en leaseovereenkomsten aan te gaan;
c. leningen aan te gaan en overeenkomsten aan te gaan waarbij zij zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën worden regels worden gesteld over het financieel beheer van de Politieacademie.

Artikel 100 1 De directeur van de Politieacademie stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast. Het beleidsplan wordt voor 15 november aan Onze Minister gezonden.
2 De directeur van de Politieacademie stelt jaarlijks een meerjarenraming vast voor vier op het begrotingsjaar volgende jaren. De meerjarenraming wordt tegelijk met de begroting, bedoeld in artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, aan Onze Minister toegezonden.
3 De directeur van de Politieacademie stelt jaarlijks een jaarplan vast voor de Politieacademie. Het jaarplan wordt voor 1 juni aan Onze Minister gezonden.
4 De stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 101 Onze Minister, de korpschef en de directeur van de Politieacademie voeren ten minste viermaal per jaar overleg. In het overleg wordt gesproken over de werking van de regels bij of krachtens dit hoofdstuk, waaronder in ieder geval:
a. het pakket van politieonderwijs;
b. de beoordeling van de uitvoering van het politieonderwijs;
c. de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda;
d. de ter beschikking stelling van sterkte en middelen aan de Politieacademie.

Artikel 102 1 De directeur van de Politieacademie draagt er zorg voor dat, zoveel mogelijk in samenwerking met andere onderwijsinstellingen, wordt voorzien in een regelmatige beoordeling, mede door onafhankelijke deskundigen, van de kwaliteit van de werkzaamheden van de Politieacademie. Artikel 1.18, tweede en derde volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is van overeenkomstige toepassing op de directeur van de Politieacademie.
2 Onze Minister ziet toe op de uitvoering van het eerste lid.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het eerste lid.