Penitentiaire beginselenwet (PBW)


Hoofdstuk IVa

Detentie- en re-integratieplan

Artikel 18a 1 De directeur draagt zorg dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan wordt vastgesteld. Het detentie- en re-integratieplan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast.
2 Het detentie- en re-integratieplan vermeldt in ieder geval:
a. het individuele begeleidingsplan, inclusief eventuele zorg die de gedetineerde nodig heeft,
b. de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen,
c. de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt,
d. de essentiƫle voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.
3 De directeur betrekt bij het opstellen van het detentie- en re-integratieplan eventuele adviezen van de rechter, het openbaar ministerie of de reclassering omtrent de tenuitvoerlegging.
4 De directeur kan ten behoeve van het vaststellen of het aanpassen van het detentie- en re-integratieplan overleggen:
a. met de reclassering;
b. met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de gedetineerde ingezetene was of overwegend verbleef voorafgaand aan de detentie dan wel de gemeente waarin de gedetineerde zich na afloop van zijn detentie wil vestigen, over de essentiƫle voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.
5 De directeur draagt zorg dat de tenuitvoerlegging overeenkomstig het detentie- en re-integratieplan plaatsvindt.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de nadere eisen waaraan een detentie- en re-integratieplan ten minste moet voldoen en de voorschriften die bij de vaststelling of een aanpassing van het plan in acht moeten worden genomen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over welke gegevens, in welke gevallen en onder welke voorwaarden, kunnen worden uitgewisseld tussen de directeur, het college van burgemeester en wethouders en de reclassering ten behoeve van de toepassing van het vierde lid.

Artikel 18b 1 Wanneer het risico aanwezig wordt geacht dat een gedetineerde een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf zal begaan, verstrekken de directeur van de inrichting, Onze Minister, Onze Minister van Justitie en Veiligheid, de burgemeester, de reclassering, het openbaar ministerie en de politie elkaar de daarop betrekking hebbende gegevens. De gegevens worden verstrekt indien dit ter bescherming van de veiligheid van anderen noodzakelijk is en dit hoort bij de uitoefening van ieders taak.
2 Onze Minister, Onze Minister van Justitie en Veiligheid, de burgemeester, de reclassering, het openbaar ministerie en de politie stellen de directeur van de inrichting op de hoogte indien zij op grond van het eerste lid gegevens over een gedetineerde uitwisselen ten behoeve van de vastlegging hiervan in het penitentiair dossier van de gedetineerde.