Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW)


Titel 1

Overgangsbepalingen in verband met Boek 1

Artikel 1 1 Artikel 4 lid 4 van Boek 1 is ook van toepassing op aanhangige of nog in te dienen verzoeken tot wijziging van voornamen, verkregen vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, met dien verstande dat de bevoegdheid van de rechter wordt beoordeeld naar de wet, geldende op het tijdstip van indiening van het verzoek.
2 Artikel 4 lid 2 van Boek 1 is ook van toepassing, indien wijziging wordt verzocht van voornamen, verkregen vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 2 Artikel 6 van Boek 1 is ook van toepassing op akten van geboorte die vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 zijn opgemaakt.

Artikel 3 1 Artikel 7 leden 1-4 van Boek 1 is ook van toepassing op aanhangige of nog in te dienen verzoeken tot wijziging of vaststelling van namen van personen, geboren vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.
2 Artikel 7 leden 3 en 4 van Boek 1 is bovendien van toepassing ingeval de wijziging of vaststelling van de geslachtsnaam heeft plaatsgevonden vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.
3 Artikel 7 lid 5 van Boek 1 en de daarin bedoelde algemene maatregel van bestuur zijn niet van toepassing op verzoeken, ingediend vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 4 Artikel 9 van Boek 1 is ook van toepassing, indien het huwelijk is ontbonden vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 5 1 De artikelen 10-12 en 14 van Boek 1 zijn van het tijdstip van in werking treden van Boek 1 af ook van toepassing, indien de feiten die volgens deze regelen de verkrijging of het verlies van een woonplaats bepalen, zijn voorgevallen vóór dat tijdstip.
2 Op een vóór dat tijdstip gekozen woonplaats blijft het tot dat tijdstip geldende artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Artikel 6 1 De artikelen 16-20 en 22-25 van Boek 1 zijn uitsluitend van toepassing op akten van de burgerlijke stand, op te maken na het tijdstip van in werking treden van Boek 1.
2 Artikel 21 van Boek 1 is uitsluitend van toepassing op brieven van wettiging, besluiten houdende wijziging of vaststelling van namen, buiten de burgerlijke stand opgemaakte authentieke akten van erkenning van een onwettig kind en rechterlijke uitspraken, die gedagtekend zijn na het tijdstip van in werking treden van Boek 1.
3 Artikel 23 van Boek 1 is echter mede van toepassing op het opmaken van kantmeldingen, te plaatsen op akten van de burgerlijke stand die vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 zijn opgemaakt.
4 Kantmeldingen ter zake van akten, opgemaakt vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, die vóór dat tijdstip voorgeschreven of gebruikelijk waren, zullen op akten van de burgerlijke stand worden geplaatst, ongeacht of deze laatste voor of na dat tijdstip zijn opgemaakt.
5 De artikelen 26-28 van Boek 1 zijn ook van toepassing op akten van de burgerlijke stand die vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 zijn opgemaakt.
6 Artikel 29 van Boek 1 is niet van toepassing op verzoeken en vorderingen, ingediend of gedaan vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 7 De artikelen 50-57 van Boek 1 zijn ook van toepassing op voorgenomen huwelijken, waarvan de afkondiging is geschied vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 8 1 Na het tijdstip van in werking treden van Boek 1 kan de nietigverklaring van een vóór dat tijdstip aangegaan huwelijk niet langer worden gevorderd op een grond die de wet niet meer kent, of door personen die de wet tot het instellen van zulk een vordering niet langer bevoegd acht.
2 De nietigverklaring van een vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 aangegaan huwelijk kan wegens het niet bereikt hebben van de vereiste ouderdom slechts worden gevorderd door de echtgenoot die de vereiste leeftijd miste, en door het openbaar ministerie.
3 Het in de vorige leden bepaalde is ook van toepassing, indien de rechtsvordering is ingesteld vóór het in het eerste lid genoemde tijdstip en de nietigverklaring niet vóór dat tijdstip is uitgesproken.
4 Indien het vonnis waarbij een huwelijk wordt nietig verklaard, na het in het eerste lid genoemde tijdstip in kracht van gewijsde gaat, is artikel 77 van Boek 1 van toepassing, ook al was de rechtsvordering ingesteld vóór dat tijdstip.

Artikel 9 De artikelen 84, 86, 88, 89 en 90 van Boek 1 zijn alleen van toepassing op feiten, voorgevallen na het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 10 1 Ten aanzien van een gemeenschap van goederen, ontstaan vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, zijn de artikelen 94-98, 100, 102 lid 2, 103 leden 4-6, 104, 106, 108, 109 en 112 van Boek 1 alleen van toepassing op feiten, voorgevallen na dat tijdstip.
2 Het tot het tijdstip van in werking treden van Boek 1 geldende artikel 179, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek blijft van toepassing ten aanzien van goederen die vóór dat tijdstip zijn verkregen.

Artikel 11 1 Met betrekking tot inschrijvingen in het huwelijksgoederenregister, vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 gedaan, als bedoeld in de tot dat tijdstip geldende artikelen 163, 165, 180, 185, 186, 300 en 304 van het Burgerlijk Wetboek, blijven die artikelen van toepassing.
2 Met betrekking tot inschrijvingen in het huwelijksgoederenregister als bedoeld in de artikelen 86, 90, 104, 105, 110, 112, 189 en 196 van Boek 1, die pas na het tijdstip van in werking treden van Boek 1 geschieden, zijn die artikelen van toepassing, ook wanneer de rechterlijke uitspraak vóór dat tijdstip is gedaan, de akte van afstand een vóór dat tijdstip ontbonden gemeenschap van goederen betreft, de eis tot opheffing van de gemeenschap van goederen vóór dat tijdstip is ingesteld, of de verzoening vóór dat tijdstip heeft plaatsgehad.
3 Ingeval een vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 aangevangen wettelijke termijn voor de inschrijving van een akte van afstand van een gemeenschap van goederen op dat tijdstip nog lopende is, is artikel 106 van Boek 1 mede van toepassing.

Artikel 12 1 Met betrekking tot inschrijvingen in het huwelijksgoederenregister, vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 gedaan, van bepalingen in huwelijkse voorwaarden blijft het tot dat tijdstip geldende artikel 207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Wordt evenwel na dat tijdstip een wijziging van die bepalingen ingeschreven, dan is na deze inschrijving artikel 116 van Boek 1 op alle bepalingen in de huwelijkse voorwaarden van de betrokken echtgenoten van toepassing.
2 Artikel 116 van Boek 1 is van toepassing op vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 gemaakte bepalingen in huwelijkse voorwaarden, die niet vóór dat tijdstip overeenkomstig het tot dat tijdstip geldende artikel 207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek in het huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven.
3 Artikel 120 lid 2 van Boek 1 is ook van toepassing op bepalingen in vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 tijdens het huwelijk gemaakte of gewijzigde huwelijkse voorwaarden, die niet vóór dat tijdstip overeenkomstig het tot dat tijdstip geldende artikel 207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek in het huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven.
4 De artikelen 118 en 120 lid 1 van Boek 1 zijn van toepassing op het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden, plaatsvindend na het tijdstip van in werking treden van Boek 1, ook indien het huwelijk vóór dat tijdstip was voltrokken.

Artikel 13 1 Artikel 130 van Boek 1 is ook van toepassing ten aanzien van huwelijkse voorwaarden die vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 zijn tot stand gekomen.
2 Op gemeenschappen van winst en verlies en van vruchten en inkomsten, overeengekomen vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, blijven ook na dat tijdstip de tevoren geldende artikelen 210-222 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, voor zover van die voorschriften niet bij huwelijkse voorwaarden uitdrukkelijk of door de aard der bedingen is afgeweken.
3 Op deelgenootschappen, bestaande op het tijdstip van in werking treden van Boek 1, zijn van dat tijdstip af de voorschriften van afdeling 2 van titel 8 van Boek 1 van toepassing, voor zover niet bij huwelijkse voorwaarden uitdrukkelijk of door de aard der bedingen een van die voorschriften afwijkende regeling is getroffen, met dien verstande dat het bewijs van de in artikel 143 onder a van Boek 1 bedoelde waarde van een bij het aangaan van een deelgenootschap aanwezig goed dat in de akte van huwelijkse voorwaarden of een daaraan vastgehechte staat was vermeld zonder opgave van de waarde, door alle middelen rechtens kan worden geleverd.

Artikel 14 Na het tijdstip van in werking treden van Boek 1 zijn de tevoren geldende artikelen 236-240a, 899a en 949-949b van het Burgerlijk Wetboek slechts van toepassing, indien hetzij de hertrouwde echtgenoot, hetzij de nieuwe echtgenoot vóór dat tijdstip is overleden.

Artikel 15 1 Artikel 197 van Boek 1 is alleen van toepassing ten aanzien van kinderen die zijn geboren na het tijdstip van in werking treden van Boek 1.
2 Artikel 198 van Boek 1 is ook van toepassing ten aanzien van kinderen die zijn geboren vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1.
3 De artikelen 199-204 van Boek 1 zijn alleen van toepassing ten aanzien van kinderen die zijn geboren na het tijdstip van in werking treden van Boek 1.

Artikel 16 Een natuurlijk kind dat vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 door de echtgenoot van de moeder is erkend, hetzij staande het huwelijk met de moeder hetzij na ontbinding van het huwelijk door de dood van de moeder, wordt van rechtswege gewettigd; de wettiging werkt van het tijdstip van in werking treden van Boek 1 af.

Artikel 17 1 Artikel 224 van Boek 1 is niet van toepassing op erkenningen, vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 gedaan.
2 De artikelen 225 en 226 van Boek 1 zijn mede van toepassing op erkenningen, vóór het in het eerste lid genoemde tijdstip gedaan.

Artikel 18 1 Een kind dat, naar de vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 geldende voorschriften, met zijn moeder niet in burgerlijke betrekkingen stond, staat van dat tijdstip af van rechtswege onder voogdij van de moeder, mits deze daartoe op dat tijdstip bevoegd is en tenzij voordien een ander tot voogd benoemd was.
2 De moeder van een kind, als in het eerste lid bedoeld, die op het aldaar genoemde tijdstip onbevoegd was tot de voogdij over het kind, verkrijgt deze voogdij van rechtswege, indien deze openstaat op het tijdstip, waarop zij daartoe bevoegd wordt.
3 Indien op het in het eerste lid genoemde tijdstip de voogdij niet openstaat, kan de tot de voogdij bevoegde moeder de kantonrechter verzoeken haar tot voogdes te benoemen; op een zodanig verzoek is artikel 287 leden 4 en 5 van Boek 1 van toepassing.

Artikel 19 Het in de artikelen 307 lid 1, 319, 322 lid 3, 324 lid 1, 327 lid 1 onder b aan het slot, 336 lid 3 van Boek 1 bepaalde is van het tijdstip van in werking treden van Boek 1 af mede van toepassing op voogdijen of toeziende voogdijen die vóór dat tijdstip zijn aangevangen.

Artikel 20 1 De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent de handelingsonbekwaamheid van onder curatele gestelden, zoals deze bepalingen op het tijdstip van in werking treden van Boek 1 komen te luiden, zijn op de rechtshandelingen die onder curatele gestelden na dat tijdstip verrichten van toepassing, ook al is hun curatelestelling uitgesproken met toepassing van het vóór dat tijdstip geldende recht.
2 Op rechtshandelingen, verricht vóór het in het vorige lid genoemde tijdstip, is ook na dat tijdstip van toepassing het bepaalde in de voordien geldende artikelen 501 en 502 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 21 1 Na het tijdstip van in werking treden van Boek 1 kan onder curatelestelling slechts worden uitgesproken op grond van een der in artikel 378 van Boek 1 genoemde omstandigheden, ook al is het verzoek of de vordering vóór dat tijdstip gedaan.
2 Artikel 390 van Boek 1 is van toepassing wanneer de uitspraak na het tijdstip van in werking treden van Boek 1 is gedaan, ook al was zij reeds vóór dat tijdstip verzocht of gevorderd.
3 Ingeval vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 krachtens het toen geldende artikel 495 van het Burgerlijk Wetboek een provisionele bewindvoerder is benoemd, is het in artikel 380 leden 2 en 3 van Boek 1 bepaalde slechts van toepassing na wijziging van deze uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 380 lid 4 van Boek 1.

Artikel 22 1 Titel 17 van Boek 1 is, voor zover bij de wet niet anders is bepaald, van het tijdstip van het in werking treden van Boek 1 af mede van toepassing op verplichtingen tot en rechten op levensonderhoud, die vóór dat tijdstip bij overeenkomst waren geregeld of waren vastgesteld door een uitspraak van de rechter, die hetzij vóór dat tijdstip, hetzij, bij gebreke van verzet, hoger beroep of beroep in cassatie, na dat tijdstip in kracht van gewijsde is gegaan.
2 Op vorderingen tot het verstrekken van levensonderhoud, ten aanzien waarvan op het tijdstip van in werking treden van Boek 1 nog niet is beslist bij een uitspraak van de rechter, die in kracht van gewijsde is gegaan, is titel 17 van Boek 1 van dat tijdstip af van toepassing, met dien verstande dat over een tijdvak, gelegen vóór het tijdstip, niet een hoger bedrag kan worden toegewezen dan naar het gedurende dat tijdvak geldende recht geoorloofd was.

Artikel 23 1 Indien verplichtingen tot en rechten op levensonderhoud van grootouders jegens kleinkinderen of van kleinkinderen jegens grootouders vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 bij overeenkomst waren geregeld of door een uitspraak van de rechter, die in kracht van gewijsde is gegaan, waren vastgesteld, blijven zij ook na dat tijdstip in stand, met dien verstande dat op verzoeken tot wijziging van deze rechten en verplichtingen van toepassing blijft het recht, geldende ten tijde van hun regeling of vaststelling.
2 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op verplichtingen tot en rechten op levensonderhoud van schoonouders jegens behuwdkinderen of van behuwdkinderen jegens schoonouders, die niet in overeenstemming zijn met het in artikel 396 van Boek 1 bepaalde.
3 Uitspraken van de rechter, gedaan vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, die, bij gebreke van hoger beroep of beroep in cassatie, na dat tijdstip in kracht van gewijsde gaan, blijven in stand.
4 Onverminderd het in artikel 401 van Boek 1 bepaalde, kunnen de tot levensonderhoud verplichten, in de vorige leden bedoeld, de rechter verzoeken de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud op te heffen met ingang van een door de rechter te bepalen tijdstip. Dit tijdstip kan niet vroeger worden gesteld dan zes maanden na dat van in werking treden van Boek 1.

Artikel 24 Het tevoren geldende artikel 344c van het Burgerlijk Wetboek en de desbetreffende tevoren geldende bepalingen der artikelen 344d-344f en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn ook na het tijdstip van in werking treden van Boek 1 van toepassing, indien de bevalling vóór dat tijdstip heeft plaatsgevonden.

Artikel 25 Ingeval vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 een bewindvoerder over de goederen van een afwezige is benoemd, blijft ook na dat tijdstip op de rechtsgevolgen daarvan het ten tijde van de benoeming geldende recht van toepassing.

Artikel 26 1 Ingeval vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1 een verklaring van vermoedelijk overlijden is uitgesproken, blijft ook na dat tijdstip op de rechtsgevolgen daarvan het voordien geldende recht van toepassing.
2 Indien in een geding tot het verkrijgen van een verklaring van vermoedelijk overlijden het inleidende verzoekschrift is ingediend doch nog geen einduitspraak is gedaan vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, zijn de artikelen 413-425 van Boek 1, alsmede de desbetreffende bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing, te beginnen met de eerste na dat tijdstip volgende uitspraak.

Artikel 27 1 Gedingen, waarin de inleidende dagvaarding is betekend dan wel het inleidende verzoekschrift of het eerste, door de president van de rechtbank te behandelen, verzoekschrift is ingediend vóór het tijdstip van in werking treden van Boek 1, worden geheel afgedaan met toepassing van de voorschriften van procesrechtelijke aard, die vóór dat tijdstip golden, zulks behoudens het in het vorige artikel bepaalde.
2 Het in het vorige lid bepaalde geldt ook voor de afdoening van een eis of verzoek, in het geding bij wege van reconventie gedaan.

Artikel 28 1 Gedingen inzake de voorlopige ondertoezichtstelling of ondertoezichtstelling van een minderjarige, de ontzetting uit en de ontheffing van het gezag of de voogdij, met inbegrip van schorsingen, waarin het inleidende verzoekschrift is ingediend vóór het tijdstip van in werking treden van artikel I van de Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, worden geheel afgedaan met toepassing van het recht dat voor dat tijdstip gold.
2 Na de inwerkingtreding van artikel I van de Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming:
a. worden beschikkingen waarin de ontzetting uit of de ontheffing van het gezag dan wel voogdij is uitgesproken aangemerkt als beschikkingen waarin het gezag of de voogdij is beëindigd, als bedoeld in artikel 266 respectievelijk artikelen 327 en 328 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
b. geldt, voor de uithuisplaatsing van een minderjarige die onder toezicht is gesteld, het vereiste van artikel 265a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek pas vanaf het moment dat de ondertoezichtstelling voor het eerst verlengd wordt.

Artikel 28a 1 Artikel 242a van Boek 1 blijft buiten toepassing ten aanzien van de ouder die als verdachte is aangemerkt of is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het clausuleren van het recht op contact of omgang na partnerdoding.
2 Artikel 377e, lid 3, van Boek 1 blijft buiten toepassing ten aanzien van het verzoek van de ouder die als verdachte is aangemerkt of is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, dat is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het clausuleren van het recht op contact of omgang na partnerdoding.